Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 11 (1991) (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

(1992)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Fraseologie

[pagina 93]
[p. 93]

Fraseologie en het onderwijs Nederlands als Vreemde Taal
Zofia Klimaszewska (Warschau)

Het doel van mijn bijdrage is de fraseologie als taalkundige discipline te presenteren, het belang ervan voor het onderwijs Nederlands als vreemde taal te onderstrepen, alsook bij de docenten Nederlands in het buitenland meer aandacht te wekken voor het verschijnsel van de vaste woordverbindingen.

 

Op de lexicografische en didactische aspecten van de fraseologie zal ik echter niet uitvoeriger ingaan, aangezien deze problemen door de volgende sprekers behandeld zullen worden.

 

De fraseologie is een deelgebied van de taalwetenschap dat in de laatste jaren door een snelle ontwikkeling werd gekenmerkt, maar dan wel buiten de Nederlanden. In de neerlandistiek is de situatie nu pas aan het veranderen en komt er sinds enige tijd ook meer belangstelling voor de vaste woordverbindingen. Niettemin zijn de heersende terminologische verwarring alsook de classificatieproblemen nog niet uit de weg geruimd.

 

Als taalkundige discipline was de fraseologie in het Nederlandse taalgebied tot nu toe vrijwel onbekend. Sommige Nederlandse linguïsten, zoals Van Es en Kooij, hebben aan het verschijnsel in kwestie enige aandacht besteed, zonder het grondig te onderzoeken.

 

Als wetenschappelijke discipline wordt de fraseologie, die de structuur en semantiek van de vaste woordverbindingen onderzoekt, in de Sovjet-Unie beoefend, en ook in de duitstalige landen heeft ze als deelgebied van de lexicologie ingang gevonden.

[pagina 94]
[p. 94]

Het probleem van de vaste woordverbindingen wordt vooral door de extramurale neerlandistiek onderkend en daar wordt er ook de meeste aandacht aan besteed, voornamelijk vanuit contrastief gezichtspunt. In de intramurale neerlandistiek is er nauwelijks enig voorbereidend werk geleverd, en ook ontbreekt er een fraseologisch woordenboek. Tot dusver heeft alleen prof. Van Sterkenburg zich in zijn publikaties op dit terrein gewaagd. Van Sterkenburg verstaat onder fraseologismen, ook ‘vaste verbindingen’ of ‘woordgroeplexemen’ genoemd, ‘de verzameling van complexe, meerledige lexicaalsemantische eenheden in een taal’ (Van Sterkenburg 1990: 7).

 

De leemte die in de Nederlandse linguïstische vakliteratuur waar te nemen is op het gebied van de fraseologie, was voor mij aanleiding om theoretisch onderzoek te doen naar de Nederlandse werkwoordelijke verbindingen. De resultaten ervan heb ik onlangs in mijn habilitatieproefschrift ‘Verbale Phraseologie des Niederländischen’ gepubliceerd. Deze theoretische behandeling beschouw ik als een basis voor de bewerking van fraseologisch materiaal ten behoeve van het onderwijs Nederlands als vreemde taal alsook van de lexicografie.

 

De fraseologie van een taal is een heterogene groep van vaste verbindingen die zich aan iedere systematische beschrijving onttrekt. Binnen deze groep zijn, wat de combineerbaarheid betreft, geen wetmatigheden waar te nemen. De moedertaalspreker kent de verbindingsmogelijkheden van zijn taal, maar ten behoeve van het vreemde-talenonderwijs zoekt men tevergeefs naar regels die aan de vaste woordcombinaties ten grondslag liggen. Het is niet mogelijk regels op te stellen die de vreemde-taalspreker kunnen helpen woorden correct met elkaar te combineren. Het fraseologisch onderzoek kan alleen de structuur en de betekenis van de vaste woordverbindingen aan het licht brengen.

 

Voor de vaste woordverbindingen zijn verschillende termen in omloop: fraseologismen, lexicale functies, idiomatische uitdrukkingen, collocaties, stereotypen. Het gaat hier altijd om woorden die uitsluitend of bij voorkeur in combinatie met elkaar optreden. Ik zal in het vervolg de term ‘fraseologisme’ hanteren. Vrij algemeen verstaat men onder fraseologismen meerledige lexicale constructies die een structureel-semantische eenheid vormen en daardoor als zogenaamde paralexemen fungeren. Het fraseologisme is dus

[pagina 95]
[p. 95]

een groep van minimaal twee lexemen, waarvan ten minste één een autosemanticum, dat wil zeggen een open-klasse-woord is. Voorbeelden: het opnemen (voor iemand), het doen, het treffen, het redden, het laten afweten, het druk hebben, het op een akkoordje gooien, het over een andere boeg gooien, op prijs stellen (iets -), een ziekte oplopen, een staatsgreep plegen, maatregelen nemen, verzet bieden, ervaring opdoen, een fout begaan, iets in bedwang houden, met iemand in zee gaan, het hazepad kiezen, de benen nemen, iets op de lange baan schuiven, van het toneel verdwijnen, zijn functie neerleggen, een complot smeden, uit zijn schelp kruipen/komen, koeien met gouden horens beloven, een schaap met vijf poten zoeken, met zijn ziel onder de arm lopen, het hart op de tong dragen.

 

De afzonderlijke delen van de vaste woordgroep horen bij elkaar. Ze kunnen niet vervangen worden en evenmin kunnen ze van plaats veranderen. Hun onderlinge volgorde ligt vast. Het ontbreken van een deel of een verandering van de structuur van de groep verbreekt het fraseologische karakter van de eenheid en levert een woordgroep op die in de oren van de moedertaalspreker onacceptabel klinkt.

 

Voor de identificatie van fraseologische eenheden en voor de afperking van vrije en vaste woordverbindingen worden de volgende criteria algemeen toegepast:

1.stabiliteit van de lexicale bezetting of gefixeerdheid van de woorden in de verbinding;
2.semantische complexiteit, dat wil zeggen het ontstaan van een nieuwe betekeniseenheid;
3.idiomatisering, dat wil zeggen overdrachtelijk gebruik, en niet-compositionaliteit, dat wil zeggen restricties op de mogelijkheid om de betekenis van het geheel uit die van de afzonderlijke delen af te leiden;
4.morfologisch-syntactische restricties, zoals defectiviteit van het paradigma, transformationele restricties enz.;
5.reproduceerbaarheid en niet-generaliseerbaarheid, dat wil zeggen fraseologismen worden niet actief geproduceerd, ze zijn bestanddeel van de ‘langue’ en als zodanig worden ze uit het lexicon opgeroepen.
[pagina 96]
[p. 96]

Al deze kenmerken zijn nauw met elkaar verbonden, maar hoeven niet allemaal tegelijkertijd ten volle gerealiseerd te zijn; er is een gradatie in het proces van de fraseologisering en idiomatisering waar te nemen. Op al deze begrippen kom ik later nog terug.

 

Als bestanddeel van het lexicon moeten de fraseologismen naast de woorden in het vreemde-talenonderwijs een belangrijke plaats krijgen, want de combineerbaarheid van de woorden is even belangrijk als de woorden zelf. Een redelijk taalbeheersingsniveau veronderstelt kennis van de gangbare woordcombinaties.

 

In het fraseologisch onderzoek wordt nagegaan hoe woorden tot meerledige constructies verbonden worden. De combineerbaarheid komt op morfologisch-syntactisch vlak tot uiting in de valentie en op semantisch vlak in de compatibiliteit, ook semantische congruentie genoemd.

 

De vrije woordgroepen zijn eigenlijk slechts relatief vrij. De vrijheid betekent geen willekeur. Er zijn altijd zekere selectierestricties in acht te nemen. Als de vrijheid van de keuze in zekere mate beperkt wordt, en uit een brede waaier van mogelijkheden slechts één bepaalde wordt gekozen, dan hebben we te maken met een proces van fraseologisering. De overgang van de vrije naar de vaste woordverbinding verloopt geleidelijk. Dit proces van het vast worden noem ik fraseologisering. Men kan hier van verschillende graden van fraseologisering spreken. In het eerste stadium van dit proces ontstaan combinaties die nog geen kwalitatief nieuwe lexicaal-semantische eenheid vormen, dat wil zeggen die in hun betekenis nog niet gespecialiseerd zijn. Zulke vaste woordverbindingen noem ik collocaties. In deze groep maak ik een onderscheid tussen grammaticale en lexicale collocaties.

1.grammaticale collocaties: hier is de tweede component van de woordverbinding syntactisch gedetermineerd, zoals bij de rectie van het werkwoord, b.v. wachten op iemand, kijken naar iets, denken aan iemand/iets, denken over iets.
2.lexicale collocaties, b.v. hard waaien, waar bij het werkwoord waaien het adjectief hard wordt gekozen en niet b.v. sterk; slappe thee (niet: zwakke thee), sterke thee (niet: krachtige thee, stevige thee).
[pagina 97]
[p. 97]

In een verder stadium van het fraseologiseringsproces ontstaan vaste woordverbindingen die een kwalitatief nieuwe lexicaal-semantische eenheid representeren en die in het proces van het vast-worden een semantische modificatie ondergaan. Ze zijn dus in hun betekenis gespecialiseerd. De semantisch gespecialiseerde fraseologismen kunnen een semantisch proces van idiomatisering ondergaan, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Ik onderscheid hier twee groepen: (a) niet-geïdiomatiseerde fraseologismen en (b) geïdiomatiseerde fraseologismen. Voorbeelden:

(a)een voorstel doen, afscheid nemen, een gesprek voeren, een wens/de hoop/wantrouwen koesteren, ervaring opdoen;
(b)zwart rijden, van het toneel verdwijnen, de benen nemen, een blauwtje lopen; de kluts kwijtraken.

De boven aangehaalde reeks voorbeelden lijkt wel heterogeen, want we zien hier verschillende graden van vastheid en van semantische modificatie, evenals verschillende graden van idiomatisering.

 

Met het oog op het verdere betoog dienen hier enkele begrippen scherper gesteld te worden. ‘Fraseologisering’ en ‘fraseologisch’ zijn in mijn opvatting veel algemener en bredere begrippen dan ‘idiomatisering’ en ‘idiomatisch’. Idiomaticiteit is in principe een zuiver semantisch verschijnsel: het berust op het niet-compositionele karakter van de betekenis. Een fraseologisme hoeft niet idiomatisch te zijn. Om maar enkele voorbeelden te geven: ervaring opdoen, een ziekte oplopen zijn fraseologismen, maar niet geïdiomatiseerd. Wel geïdiomatiseerd zijn b.v. de benen nemen, in de betekenis ‘vluchten’, de geest geven in de betekenis ‘sterven’. Natuurlijk zijn er graden van idiomaticiteit. Idiomatisering is immers een dynamisch proces, en tussen niet-idiomatisch en idiomatisch is er geen sprake van een scherpe grens, maar eerder van een geleidelijke overgang.

 

Mijn onderzoek van de verbale fraseologismen van het Nederlands heeft uitgewezen dat fraseologismen, hoewel ze secundaire lexicale vormen zijn, volgens produktieve structurele modellen van de Nederlandse syntaxis worden gevormd. Het werkwoord wordt begeleid door een niet-werkwoordelijk deel als voorstuk, in de vorm van bij voorbeeld

[pagina 98]
[p. 98]
a)zelfstandig naamwoord als lijdend-voorwerpachtig element:
een aanvraag indienen, onderzoek doen, het woord nemen, het land aan iets hebben, het hazepad kiezen, kletspraatjes verkopen;
b)voorzetselgroep:
tot uitdrukking komen, in twijfel trekken, onder woorden brengen, op het hart drukken, met lange tanden eten;
c)zelfstandig naamwoord met voorzetselgroep:
zich de kaas niet van het brood laten eten, zijn lier aan de wilgen hangen.

In mijn onderzoek van verbale fraseologismen heb ik 27 verschillend gestructureerde modellen kunnen vaststellen.

 

Het verbale fraseologisme opent als geheel een aantal invulbare plaatsen, aangeduid met ‘iets’ of ‘iemand’, b.v. iets/iemand van haver tot gort kennen. Dit verschijnsel noem ik de externe valentie van de uitdrukking, in tegenstelling tot de interne valentie van het werkwoord zelf binnen de uitdrukking.

 

Ik heb in mijn onderzoek ook enkele modellen kunnen vinden die me voor de Nederlandse fraseologie typisch lijken. Ze zijn vrij produktief in de fraseologie, maar komen bovendien ook in vrije verbindingen voor.

1.zich + zelfstandig naamwoord + werkwoord. Dit type drukt een versterking uit:
zich de krampen lachen
zich een bult lachen
zich een aap lachen/schrikken
zich een beroerte schrikken
zich een ongeluk schrikken/werken
zich de pokken schrikken/werken
2.woordpaar + werkwoord. Dit type drukt eveneens een versterking uit:
steen en been klagen
van toeten noch blazen weten
kind noch kraai hebben
[pagina 99]
[p. 99]

Karakteristiek voor de Nederlandse fraseologie zijn vaste verbindingen met geringe semantische lading, die ik fraseologismen met nulcomponent noem. Voorbeelden:

het redden ‘iets voor elkaar krijgen’
het treffen ‘geluk hebben’
het hebben (over iemand/iets) ‘spreken’
het eens zijn (met iemand over iets) ‘iemands mening delen’
het goed maken ‘gezond zijn’
het wel hebben ‘zich niet vergissen’

Deze vaste woordverbindingen zijn als zodanig voor de niet-moedertaalspreker moeilijk te herkennen, en men moet de lerenden erop attent maken.

 

Op grond van het onderzoek van de vaste verbale woordverbindingen van het Nederlands moet geconstateerd worden dat ondanks het bestaan van enkele in de fraseologie produktieve modellen uit de structuur over het algemeen geen betekenis af te leiden valt. De fraseologismen zijn een typisch voorbeeld van niet-isomorfie of asymmetrie van structuur en inhoud. Deze structureel-semantische niet-afleidbaarheid, die gepaard gaat met stabiliteit, dat wil zeggen beperking van de lexeemverbindbaarheid, leidt tot de lexicalisering van de fraseologismen.

 

Hoewel het fraseologiseringsproces terecht met zekere irregulariteiten geassocieerd wordt, is het bestaan van modellen enerzijds, en varianten anderzijds, niet uitgesloten. Enkele produktieve modellen heb ik daarnet al genoemd, nu wil ik nog uw aandacht vragen voor een bijzondere groep van verbale fraseologismen, in het Duits Funktionsverbgefüge genoemd, dus werkwoordelijke verbindingen met functieverba. Hier worden twee morfologisch-syntactische modellen gerealiseerd:

 

werkwoord + zelfstandig naamwoord, b.v.

een vraag stellen
een besluit nemen
rekening houden
een aanvraag indienen
afscheid nemen
[pagina 100]
[p. 100]

werkwoord + voorzetselgroep, b.v.

tot uitdrukking brengen
ter beschikking stellen
in gesprek zijn
in kennis stellen
in bescherming nemen

Het semantische centrum van de bovengenoemde uitdrukkingen wordt gevormd door het niet-werkwoordelijk deel (determinatum); het werkwoord (determinant) fungeert als drager van de grammaticale categorieën (het is dan een zogenaamd functieverbum). Bij vergelijking van deze verbale uitdrukkingen met hun oppositionele werkwoorden (een besluit nemen: besluiten, tot uitdrukking brengen: uitdrukken) wordt duidelijk dat beide niet als synoniem beschouwd kunnen worden. De functieverba verlenen dus aan de uitdrukking ook een semantische modificatie, die hoofdzakelijk van actionele aard is, dat wil zeggen tot uitdrukken van de Aktionsarten dient. Uit het onderzochte materiaal blijkt dat dit type fraseologismen produktief is, waarbij zowel werkwoord als zelfstandig naamwoord klassevormend zijn. Voorbeelden:

werkwoord: ter beschikking zijn/staan/stellen
 
zelfstandig naamwoord: een besluit/wraak/de moeite/in bescherming nemen.

Bij het onderzoek van de verbale fraseologismen van het Nederlands kan het bestaan van twee subtypes vastgesteld worden. Het uitgangspunt is hier het werkwoord. Indien het werkwoord de hele uitdrukking syntactisch en semantisch kan representeren, dan kan men spreken van een endocentrisch fraseologisme. Wanneer dit niet het geval is, spreek ik van een exocentrisch fraseologisme.

Het endocentrische karakter van een fraseologisme berust op syntactisch vlak hierop, dat het werkwoord de hele lexicaal-semantische eenheid representeert, op semantisch vlak daarentegen hierop, dat de predikatie die door het werkwoord wordt uitgedrukt, zelfstandig is, terwijl het niet-werkwoordelijke, modificerende deel alleen een bijpredikatie inhoudt. Bij voorbeeld: zich een ongeluk lachen betekent nog steeds ‘lachen’, hoewel op een bepaalde manier;

[pagina 101]
[p. 101]

de constituenten zich en een ongeluk drukken samen een versterkende modificatie van het predikaat ‘lachen’ uit. Andere voorbeelden:

met open mond luisteren ‘aandachtig luisteren’
met één oor luisteren ‘onaandachtig luisteren’
branden als een fakkel ‘intensief branden’
steen en been klagen ‘heel erg klagen’
met man en muis vergaan ‘allemaal vergaan’
de slaap des rechtvaardigen slapen ‘rustig slapen’
in zijn vuistje lachen ‘heimelijk lachen’
zwart rijden ‘illegaal rijden’

Dit soort fraseologismen hebben duidelijk zowel een syntactische als een semantische kern, in dit geval het werkwoord, dat zijn betekenis behoudt. Daardoor zijn ze semantisch doorzichtig, of althans voor een deel doorzichtig, dat wil zeggen afleidbaar. Ze zijn door de oorspronkelijke betekenis van het werkwoord altijd gemotiveerd. Bij de werkwoordelijke endocentrische uitdrukkingen die ik heb onderzocht, is het werkwoord de kern of de basis van de vaste woordverbinding, maar het is niet verantwoordelijk voor het ontstaan van de vaste groep. De gefixeerdheid en de specifieke gemodificeerde betekenis van het fraseologisme als geheel komen tot stand door het niet-werkwoordelijke deel als modificator. Dit verschijnsel is natuurlijk niet beperkt tot de verbale fraseologie, maar kan ook bij de nominale groepen geconstateerd worden, b.v. een verstokte vrijgezel, een blinde passagier, waar het zelfstandig naamwoord de kern is en het bijvoeglijk naamwoord de modificator van de kern.

 

Exocentrische fraseologismen bevatten geen structureel-semantische kern. In de onderzochte werkwoordelijke uitdrukkingen is het werkwoord niet in staat als representant van de hele eenheid op te treden, aangezien het op grond van zijn valentie op syntactisch vlak een aanvulling nodig heeft. Het syntactisch exocentrisme wordt ook op semantisch vlak weerspiegeld, doordat het werkwoord alleen in combinatie met zijn nominale constituent een zelfstandige predikatie kan vormen. De beide delen van het fraseologisme, het werkwoordelijke en het niet-werkwoordelijke, determineren elkaar wederzijds. Voorbeelden:

[pagina 102]
[p. 102]
een zwaar kruis dragen ‘een moeilijk leven hebben’
het hoofd boven water houden ‘niet ondergaan, niet door de omstandigheden bezwijken’
de kat op het spek binden ‘iemand opzettelijk in verleiding brengen’
op zijn wenkbrauwen lopen ‘erg moe zijn’
met het hoofd in de wolken lopen ‘zijn gedachten niet bij praktische zaken hebben’

In de parafrase is in deze gevallen geen enkel afzonderlijk deel van het fraseologisme terug te vinden.

 

Exocentrische fraseologismen zijn uiteraard niet beperkt tot verbale groepen; we vinden ze ook in de nominale fraseologie terug, b.v. een zware bevalling, gebruikt in de betekenis van ‘iets wat met moeite tot een goed einde gebracht wordt’.

 

Exocentrische fraseologismen vormen telkens een nieuwe semantische eenheid waartoe alle bestanddelen bijdragen, maar door het gebrek aan een semantische kern zijn ze veel moeilijker te ontleden dan de endocentrische. Binnen deze groep maken we weer een onderscheid tussen niet en wel geïdiomatiseerde fraseologismen, naar gelang van de semantische afleidbaarheid. De mate van semantische afleidbaarheid is daarbij afhankelijk van de betekenisopvatting, dat wil zeggen van wat we tot het betekenisprofiel van een woord rekenen, en dus ook van de semantische theorie die men bij het onderzoek hanteert. Hoe armer het betekenisprofiel, des te ondoorzichtiger is het te analyseren fraseologisme. Om deze reden moet men in de fraseologie de voorkeur geven aan de cognitieve semantiek en de prototypetheorie, boven de structurele semantiek.

De compositionele analyse van de semantische structuur, die streeft naar het vastleggen van distinctieve semantische kenmerken, kan ons bij de beschrijving van fraseologismen niet verder helpen.

 

Het wezen van de fraseologische betekenis, die vaak idiomatisch van aard is, is niet uit de denotatieve betekenis van de bestanddelen af te lezen, maar berust veeleer op de connotatieve semen, die dan ook uit de periferie naar het centrum verschuiven en bij het tot stand komen van een kwalitatief nieuwe betekenis van het fraseologisme een doorslaggevende rol spelen.

[pagina 103]
[p. 103]

De betekenis van b.v. fraseologismen als het hoofd laten hangen en het hoofd hoog dragen komt tot stand door volgende associaties: hoofd - symbool van het menselijk verstand, hangen - beweging naar beneden als symbool van negatieve gevoelens, hoog - symbool van positieve gevoelens.

In de fraseologismen die het woord hand in overdrachtelijk gebruik bevatten, worden volgende associaties gerealiseerd:

1.hand als symbool van macht:
de hand in iets hebben
de hand op iets leggen
iets in de hand hebben
2.de hand als symbool van menselijke handelingen:
gouden handen hebben
iets onder handen hebben
iemand de handen binden

De constatering dat bij de semantische beschrijving van fraseologismen de associaties belangrijker zijn dan de denotatieve betekenis van de afzonderlijke delen, brengt ons tot de cognitieve semantiek. Het bij fraseologismen waar te nemen gebrek aan overeenkomst tussen referentiële en psychologische betekenis is te verklaren vanuit de prototypetheorie, die in de psycholinguistiek geformuleerd werd. In de Angelsaksische vakliteratuur zien we dat de lexicale semantiek steeds meer een cognitieve wending neemt en kennisstructuren bij de mens gaat onderzoeken. De prototypetheorie legt de nadruk op het bestaan van een centrale kern in het geheel van elkaar overlappende toepassingsgebieden. Op die manier wordt het ook gemakkelijker metonymische en metaforische relaties te verklaren, want de prototypische organisatie biedt de mogelijkheid nieuwe gegevens te interpreteren met behulp van bestaande categorieën door het toepassen van associatiemechanismen. Dank zij deze heroriëntatie vervalt het onderscheid tussen encyclopedische en semantische kenmerken: ieder informatief gegeven kan dus de basis vormen van een nieuwe betekenisnuance. Hierin komt de synchrone flexibiliteit van lexicale concepten tot uiting. Alleen op die manier kan rekening gehouden worden met de dynamiek van de semantische processen in de fraseologie. G. Lakoff (1977) heeft erop gewezen dat in de taal universele associatieproces-

[pagina 104]
[p. 104]

sen tot uiting komen, en dat de semantische universalia aan de hand van buitentalige begrippen verklaard moeten worden. Het gaat hier om collectieve ervaringen die hun oorsprong hebben in het leven van alledag. Ons naïeve wereldbeeld wordt namelijk door buitentalige associaties beheerst. Met betrekking tot het menselijk gedrag b.v. is een grote fraseologische produktiviteit te verwachten. Dit blijkt ook het geval te zijn: een sterk emotionele houding tegenover diverse gedragswijzen, vooral diegene die negatief beoordeeld worden, vindt haar neerslag in talloze uitdrukkingswijzen die op verschillende vormen van beeldspraak teruggaan. Een eerste groep van uitdrukkingen is opgebouwd rond de begrippen ‘weg’ en ‘richting’: goed en kwaad worden respectievelijk als een rechte weg en het afwijken daarvan gezien, maar kunnen ook door ‘rechts’ en ‘links’ gesymboliseerd worden. Bij voorbeeld:

de verkeerde weg opgaan, zijwegen bewandelen, de verkeerde kant opgaan, van het rechte pad afdwalen, van het pad der deugd afraken.

Daarnaast treedt nog een tweede beeld op de voorgrond: dat van een strijd. De mens wordt omringd door goede en boze krachten: enerzijds maant het betere ik (het geweten) hem tot bezonnen gedrag, maar anderzijds dreigen donkere krachten, zijn lage instincten, hem mee te slepen en in het verderf te storten indien ze niet in bedwang gehouden worden, bij voorbeeld:

zijn geweten geweld aandoen, zijn geweten verkrachten, de stem van het geweten smoren, de slaaf van zijn driften zijn, zijn driften botvieren.

Als men de prototypetheorie van de cognitieve semantiek in het onderzoek toepast, blijken de op het eerste gezicht ondoorzichtige lexicaal-semantische eenheden die we fraseologismen noemen toch wel analyseerbaar. Hun semantische ontleding, zelfs die van de geïdiomatiseerde fraseologismen, is opeens mogelijk, en de idiomatisering kan voor een groot deel nagegaan worden. Een prototypische betekenisanalyse van de constituenten uit een vaste verbinding maakt het mogelijk om de semantische relatie tussen de letterlijke en fraseologische betekenis van vaste verbindingen vast te stellen, want om tot een bepaald prototype te behoren zijn niet alleen semantische

[pagina 105]
[p. 105]

kenmerken van belang, maar even belangrijk zijn alle andere kennisgegevens - ‘people's conceptual knowledge’ - kennisgegevens die uit menselijke ervaring voortvloeien. Ze kunnen een basis vormen voor een nieuwe, in het fraseologisme gerealiseerde betekenisnuance. De afzonderlijke kenmerken zijn in verschillende mate gerealiseerd bij de leden van een bepaalde prototypische categorie, we hebben dus met een natuurlijke gradatie te maken. Hoe meer kenmerken geconcretiseerd worden, des te typischer wordt de betekenis, en des te meer behoort het lid tot het prototype. Op de fraseologismen toegepast: hoe minder typisch de betekenis van een fraseologisme is, des te ongemotiveerder, des te idiomatischer is het fraseologisme. Dank zij de prototypetheorie is een aantal semantisch geïsoleerde fraseologismen, die tot nu toe als volledig idiomatisch golden, veel kleiner geworden.

 

Van Sterkenburg (1990) pleit terecht voor een conceptuele ordening van fraseologismen ten behoeve van het onderwijs Nederlands als vreemde taal. De concepten zoals haten, heersen, sterven zouden dan als trefwoorden fungeren. In het pas verschenen synoniemenwoordenboek is dit inmiddels gerealiseerd. Voor het onderwijs aan anderstaligen zou het nuttig zijn de basisfraseologie op grond van de meest frequente concepten te ordenen met het oog op verwerking in didactische hulpmiddelen.

De geïdiomatiseerde uitdrukkingen zijn echter slechts één aspect van de fraseologie. Ook het andere aspect, de niet-geïdiomatiseerde vaste woordverbindingen, dienen in het onderwijs aan bod te komen. Vanuit een receptief oogpunt hebben de lerenden hiermee niet al te veel moeilijkheden, maar de produktieve beheersing zorgt wel voor problemen, aangezien een niet-moedertaalspreker nooit helemaal zeker kan zijn van de combinatiemogelijkheden. Zoals P. de Kleijn (1988) beklemtoont zijn fraseologismen bijzonder frequent in het taalgebruik van alledag, en buitenlandse studenten moeten ze dus zowel receptief als produktief beheersen. Vaste woordverbindingen zijn in het woordenboek doorgaans moeilijk terug te vinden, en er is dus behoefte aan een speciaal combinatorisch woordenboek, zoals dat voor andere talen, zoals het Engels, al bestaat.

[pagina 106]
[p. 106]

Bibliografie

geeraerts, d. Woordbetekenis, een overzicht van de lexicale semantiek. Leuven, 1986.
KLEIJN, P. DE. ‘Kennis van vaste woordverbindingen: belangrijk en moeilijk’, Neerlandica Extra Muros, 50 (1988), p. 2-7.
klimaszewska, z. Verbale Phraseologie des Niederländischen. Warszawa, 1990.
lakoff, g. ‘Linguistic Gestalts’, in: Papers from the 13th Regional Meeting of the Chicago Linguistic Society, Chicago, University Press, 1977.
lakoff, g. en m. johnson. Metaphors we live by. Chicago, University Press, 1980.
sterkenburg, p.g.j. van. ‘Naar een basis-fraseologie voor niet moedertaalsprekers’, in: Handelingen Regionaal Colloquium Neerlandicum, Budapest, 1990.
sterkenburg, p.g.j. van en w.j.j. pijnenburg. Van Dale Groot Woordenboek van hedendaags Nederlands. Utrecht-Antwerpen, 1984.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1991

  • 30 augustus 1991

  • 29 augustus 1991

  • 28 augustus 1991

  • 27 augustus 1991

  • 26 augustus 1991

  • 25 augustus 1991


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Zofia Klimaszewska


taalkunde

  • Betekenis (semantiek)

  • Woorden (lexicografie)

  • Zinnen (syntaxis)