Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 11 (1991) (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

(1992)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

De verhouding tussen fraseologismen en idiomatische composita:
Een stiefkind in de taalkunde
Erzsebet Mollay (Budapest)

In de fraseologie - een tak van de taalkunde die vooral opgang lijkt te maken door contrastief onderzoek ten dienste van de verwerving en het gebruik van een vreemde taal - is de afbakening tussen fraseologismen (vaste woordverbindingen) en idiomatische composita een omstreden onderwerp. De afbakeningsproblematiek treedt aan het licht waar de ene taal een fraseologisme heeft en een andere taal een samenstelling. Zo heeft het Nederlandse fraseologisme de huik naar de wind hangen in het Hongaars als pendant een samengesteld substantief ‘huikomdraaier’ (köpönyegforgató), terwijl het Nederlandse compositum toekomstmuziek in het Hongaars wordt weergegeven met de vaste woordverbinding ‘de muziek van de toekomst’ (a jövö zenéje). Composita die aan fraseologismen doen denken, zijn die samenstellingen waarvan de betekenis niet valt af te leiden uit de betekenis van de samenstellende delen, zoals in heksenjacht, muggezifterij, monnikenwerk.

Hoewel fraseologische studies veelal melding maken van aanrakingspunten met idiomatische composita, worden ze resoluut uitgesloten van fraseologisch onderzoek, zelfs als daarbij wordt toegegeven dat de verhouding tussen fraseologismen en idiomatische composita nog onvoldoende onderzocht is. In het volgende wil ik eerst de kenmerken bezien die beide typen uitdrukkingswijzen gemeen hebben, en vervolgens zal ik een groep samenstellingen karakteriseren die duidelijk verwantschap vertoont met een bepaald type vaste woordverbindingen.

Zowel samenstellingen als vaste woordverbindingen zijn lexicale eenheden opgebouwd uit elementen die zelfstandig, dus als woord, kunnen voorkomen. In beide gevallen is de betekenis niet eenvoudig de som van de betekenis van de delen, maar iets nieuws. Vreemde-taalleerders kunnen hier makkelijk op een dwaalspoor raken. Als ze bij voorbeeld het Nederlandse compositum stilstaan letterlijk vertalen, missen ze de feitelijke betekenis ‘tot stilstand

[pagina 122]
[p. 122]

komen’.

Soms ligt de betekenis van een samenstelling dicht bij de betekenis van de delen, soms is zij er ver van verwijderd. Naast volkomen doorzichtige samenstellingen als kamerdeur zijn er die een idiomatische ‘lading’ hebben, zoals monnikenwerk en haarkloverij. Fraseologisch bezien zijn alleen composita van het laatste type interessant doordat zij in hun idiomaticiteit vergelijkbaar zijn met vaste woordverbindingen.

Op grond van de semantiek van composita en vaste woordverbindingen zijn er tussen twee talen de volgende typen equivalenties mogelijk.

1.Volledige equivalentie zowel in letterlijke (niet-idiomatische) als in idiomatische zin, bij voorbeeld apenliefde, haarkloverij, heksenjacht.
2.Gedeeltelijke equivalentie door een gedeeltelijk verschil op (niet-)idiomatisch niveau, bij voorbeeld spierwit, peperduur, broodwinning.
3.Dezelfde idiomatische betekenis wordt gedragen door lexicaal geheel anders samengestelde composita; muggezifterij, bij voorbeeld, kan in het Hongaars vertaald worden met het volledige equivalent van haarkloverij.
4.Zoals er Nederlandse fraseologismen zijn waarvoor in het Hongaars geen equivalent fraseologisme is maar wel een niet-samengesteld woord of een vrije woordverbinding, zo zijn er ook Nederlandse idiomatische composita waarvan de betekenis in het Hongaars omschreven moet worden, bij voorbeeld monnikenwerk, brooddronken, broodnuchter.
5.Ten slotte de ‘valse vrienden’: een samenstelling die qua bouw overeenkomt in twee talen, heeft een verschillende idiomatische betekenis. Op grond van de betekenis van de delen kan ten onrechte verondersteld worden dat ze semantisch equivalent zijn. Zo betekent het letterlijke Hongaarse equivalent van zoutzak ‘een zwaar kindje dat lastig te dragen is’, met een schertsende gevoelswaarde.

Met deze schets van kenmerken die idiomatische composita met fraseologismen gemeen hebben, wil ik niet beweren dat dit type composita tot de fraseologismen behoort. Er zijn immers belangrijke verschillen tussen een woordgroep en een woord; daar zal ik echter niet op ingaan. Maar ook al reken ik idiomatische composita niet tot de fraseologismen, ze kunnen in contrastief onderzoek toch niet helemaal buiten beschouwing gelaten worden, temeer niet omdat ze juist de aandacht vestigen op verschillen tussen beide categorieën.

[pagina 123]
[p. 123]

Ik zal nu een groep idiomatische samenstellingen meer in detail bezien omdat die duidelijk verwantschap vertoont met een bepaalde groep vaste woordverbindingen. Het gaat om samengestelde adjectieven van het type ijskoud, sneeuwwit, pikzwart, waarbij de semantische verhouding tussen de delen een vergelijking is. Deze karakteristiek moet gepreciseerd worden: de vergelijking is de letterlijke betekenis, in de idiomatische betekenis drukt het woord een versterking uit. Sneeuwwit betekent dan niet ‘zo wit als sneeuw’ maar ‘zeer wit, echt wit, witter kan niet’. In zilverwit hebben we wel met een vergelijking te maken: zilver geeft een nadere precisering van de ‘kleur’ die met wit wordt aangeduid. Is het in zilverwit een denotatief betekeniselement dat aan wit wordt toegevoegd, in sneeuwwit is het een connotatief betekeniselement. Hetzelfde hebben we bij wijnrood (een soort rood) en vuurrood (versterking).

Met de behandeling die de ANS aan de ‘versterkende’ samenstellingen geeft, ben ik het niet eens omdat deze spraakkunst een te grote rol aan de letterlijke vergelijkende betekenis toekent.

Een produktief type vormen zeker de samenstellingen die een vergelijking uitdrukken: ‘zo (+ adjectief) als -’. Voorbeelden: bikkelhard, boterzacht, broodnodig, eivol, glashelder, kurkdroog, lijkbleek, loodzwaar, pijlsnel, rotsvast, torenhoog. Hierbij horen kleuraanduidende adjectieven als: asgrauw, grasgroen, hagelwit, kanariegeel, vuurrood. Bij de meeste van die adjectieven bevat de betekenis bovendien het element versterking: ‘zeer, in hoge mate (+ adjectief)’. Vaak gaat dit element overheersen. Louter versterkend zijn b.v. beeldschoon, beregoed, broodnuchter, hondsbrutaal, keihard [...] (ANS, p. 364-5).

Mijns inziens hebben al de genoemde adjectieven een versterkende betekenis (asgrauw, grasgroen en kanariegeel zijn geen eenduidige gevallen); tussen de subklassen kan alleen verschil gemaakt worden naar de mate waarin de letterlijke betekenis (de vergelijking) verbleekt is. Om die reden ben ik het ook niet eens met het onderscheid dat de ANS (p. 365) maakt tussen andere gevallen: ‘Vergelijk verder bloedrood (‘rood als bloed’) en bloedheet, bloedserieus (versterkend); doodsbleek (‘bleek als de dood [i.e. als een dode]’) en doodeerlijk, doodgoed, doodmoe (versterkend)’.

[pagina 124]
[p. 124]

Ik zal me nu concentreren op samengestelde adjectieven met een versterkende betekenis omdat die te vergelijken zijn met een bepaalde groep vaste woordverbindingen. Het betreft samenstellingen die een beknopte vorm lijken te zijn van een vergelijkende woordverbinding, zoals sneeuwwit lijkt op zo wit als sneeuw. Zulke woordverbindingen zijn vaak vaste, gelexicaliseerde woordverbindingen die net zo verschillen van occasionele vergelijkingen (vrije woordverbindingen) als de versterkende adjectieven vuurrood en sneeuwwit verschillen van de feitelijk vergelijkende adjectieven wijnrood en zilverwit. Hoewel de oorspronkelijke betekenis van de woorden in fraseologische vergelijkingen, zoals:

zo rood als bloed (bloedrood)
zo zoet als honing (honingzoet)
zo scherp als een vlijm (vlijmscherp)

niet geheel verdwenen hoeft te zijn, heeft de vergelijking in haar geheel een betekenis waarin de vergeleken eigenschap versterkt wordt. Andere voorbeelden zijn nog:

zo hard als een bikkel ‘heel hard’ (bikkelhard)
zo recht als een kaars ‘helemaal recht’ (kaarsrecht)
zo zwart als git ‘glinsterend zwart’ (gitzwart)

De fraseologische vergelijkingen en de tussen haakjes vermelde composita zijn semantisch equivalent; ze kunnen beschouwd worden als morfosyntactische varianten van één semeem.

Het systeem ‘fraseologische vergelijking - compositum’ is echter geen volledig systeem, want bij sommige fraseologische vergelijkingen ontbreekt een compositum als tegenhanger, zoals het geval is bij zo mager als een lat, zo rood als een kalkoen, zo mak als een lam. Omgekeerd kan ook bij samengestelde adjectieven met een versterkende betekenis een tegenhanger in de vorm van een fraseologische vergelijking ontbreken, zoals bij broodmager, potdoof, stokdoof, muisstil, kersvers, peperduur, ijskoud, loodzwaar, pikzwart.

De hierboven uitgewerkte karakteristiek van versterkende adjectieven en fraseologische vergelijkingen is zowel op het Nederlands als op het Hongaars van toepassing. Als we het lexicon van beide talen in dit opzicht vergelijken, dan vinden we een geschakeerd beeld van verschillen en overeenkomsten.

[pagina 125]
[p. 125]

Laten we eerst de composita in beide talen vergelijken. We zien dan vrij veel volledige equivalenten (zowel het grondwoord als het versterkend element zijn in beide talen equivalent), b.v. ijskoud, pikzwart, bliksemsnel, ravenzwart, honingzoet. De equivalentie houdt echter niet in dat ook de distributie van de adjectieven in beide talen gelijk is. Zo kan het in het Hongaars verschil uitmaken of een versterkend adjectief concreet of figuurlijk gebruikt wordt. Bij voorbeeld een honingzoete vrucht of drank kan letterlijk in het Hongaars worden vertaald. Dat geldt overigens ook voor honingzoete woorden, maar het Hongaars heeft nog een ander versterkend adjectief gevormd met ‘honing’, namelijk mézesmázos. En alleen met dit woord kan honingzoet in zich honingzoet gedragen vertaald worden.

Voorts vertonen het Nederlands en het Hongaars verschillen als gevolg van hun eigen polysemantische structuren. Zo kunnen versterkende adjectieven met het grondwoord scherp corresponderen met Hongaarse versterkende adjectieven die samengesteld zijn met verschillende grondwoorden. Voorbeelden zijn:

messcherp borotvaéles
haarscherp hajszálpontos
naaldscherp tühegyes

Aan bliksemsnel beantwoorden in het Hongaars twee samengestelde adjectieven met synonieme grondwoorden: villámgyors en villámsebes. Het woord pijlsnel heeft echter maar één equivalent: nyílsebes.

Sommige grondwoorden kunnen met verscheidene versterkende elementen samengesteld worden. Welke elementen daarvoor in aanmerking komen, is voor het Nederlands en het Hongaars verschillend. Laten we eens kijken naar ‘wit’ en ‘schoon’.

‘Wit’. Sneeuwwit heeft wel een volledig equivalent in het Hongaars, maar spierwit en hagelwit niet. En omgekeerd heeft het Nederlands geen letterlijk equivalent in de vorm van een versterkend adjectief voor ‘wit’ in het Hongaars, waar de versterking zit in een vergelijking met ‘de muur’, ‘het fijnste linnen weefsel’ of met ‘schuim’. Spierwit (van angst of van woede) is in het Hongaars ‘muurwit’ en hagelwitte (tanden) is ‘stralend wit’.

‘Schoon’. Wonderschoon heeft wel een Hongaars equivalent, maar beeldschoon en hemelschoon niet. Wel heeft het Hongaars een pendant voor beeldschoon in de vorm van een fraseologische vergelijking, die in het

[pagina 126]
[p. 126]

Nederlands weer ontbreekt. Verder heeft het Nederlands geen equivalenten voor ‘sprookjes-’, ‘fee-’ en ‘wereldschoon’ in het Hongaars.

Bij sommige adjectieven zijn er alleen maar verschillen tussen het versterkend element; zo staat peperduur tegenover ‘gifduur’ in het Hongaars.

 

Er is in het Nederlands een vrij groot aantal versterkende composita die in het Hongaars geen gelijksoortige pendant hebben. Ze kunnen worden weergegeven:

1.door woorden die in het Hongaars de versterking in verschillende gradaties uitdrukken. Bij voorbeeld piepklein kan met diverse synoniemen van het grondwoord kicsi vertaald worden: pici, icipici, kicsiny(ke), pindurka, pinduri;
2.door een vrije woordverbinding van een adjectief en een versterkend bijwoord. Bij voorbeeld kersvers correspondeert met ‘helemaal vers’ in het Hongaars, loodzwaar met ‘zeer zwaar’, kraakzindelijk met ‘buitengewoon zindelijk’;
3.door een fraseologische vergelijking. Bij voorbeeld aan broodnodig beantwoordt ‘nodig als een hapje brood’ in het Hongaars.

De gevallen 1 en 2 zijn vergelijkbaar met het type waarin een fraseologisme in de ene taal geen fraseologisch equivalent heeft in een andere taal, zodat het moet worden vertaald met een niet-samengesteld woord of een vrije woordverbinding. Geval 3 is van het type waarin een fraseologisme in de ene taal correspondeert met een compositum in de andere taal.

Maken we zowel composita als fraseologische vergelijkingen tot voorwerp van contrastief onderzoek, dan vinden we een grote diversiteit van gehele en gedeeltelijke equivalenties. Ik zal er hier enkele toelichten.

Het systeem is volledig: de twee vergeleken talen hebben beide zowel het compositum als de fraseologische vergelijking:

roetzwart - szurokfekete
zo zwart als roet - fekete, mint a szurok

Het systeem vertoont één lacune, bij voorbeeld de fraseologische vergelijkingen zo rood als een [gekookte] kreeft en zo wit als een doek hebben een equivalent in het Hongaars, terwijl de semantisch vergelijkbare composita alleen in het Hongaars voorkomen.

Het systeem vertoont twee lacunes: dan zijn er variaties als de volgende.

[pagina 127]
[p. 127]
1.Beide talen hebben alleen de fraseologische vergelijkingen, b.v. zo mak als een lam.
2.Beide talen hebben alleen het compositum, b.v. pikdonker.
3.De ene taal heeft zowel het compositum als de fraseologische vergelijking, de andere taal heeft geen van beide. Voor kwarteldoof en zo doof als een kwartel bestaat in het Hongaars geen direct equivalent, terwijl het Nederland geen direct equivalent heeft voor ‘zwak als dauw’ in het Hongaars.
4.Waar de ene taal een fraseologische vergelijking heeft, is er in de andere taal een compositum, b.v. zo grijs als een duif correspondeert met ‘duifgrijs’ in het Hongaars, beeldschoon correspondeert met ‘zo mooi als een levend beeld’ in het Hongaars, kanondoof correspondeert met ‘zo doof als het kanon’ in het Hongaars.

Er zijn ook composita en fraseologische vergelijkingen waarmee in de andere taal geen vaste uitdrukking correspondeert. Voor, bij voorbeeld, zo glad als een aal, zo vet als een kwartel, kersvers, muisstil zijn er in het Hongaars geen pendanten. Omgekeerd heeft het Nederlands geen tegenhanger voor ‘zo sluw als de vos’ of voor ‘roetdonker’ in het Hongaars.

 

Tot slot, contrastieve bestudering van fraseologismen en idiomatische composita zal zowel de verwantschap als de verschillen tussen beide categorieën verhelderen. Dat onderzoek kan op zijn beurt bijdragen tot dieper inzicht in de fundamentele kwestie wat een woord is.

[pagina 128]
[p. 128]

Bibliografie

Eigentijds Nederlands Grote Koenen. Wolters-Noordhoff, 1986.
gábor, o. nagy. ‘Mi a szólás?’ (Wat is een zegswijze?), Magyar Nyelv, L (1954), p. 110-126.
geerts, g. enz. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Wolters-Noordhoff, 1984.
józsef, tompa [red.], A mai magyar nyelv rendszere. (De systematische grammatica van het hedendaags Hongaars.) Akadémiai Kiadó, Budapest, 1961.
rijpma, e. en f. schuringa. Nederlandse Spraakkunst. Wolters-Noordhoff, 1969.
Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale Lexicografie, 1984.
Van Dale Groot Woordenboek van hedendaags Nederlands. Van Dale Lexicografie, 1984.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1991

  • 30 augustus 1991

  • 29 augustus 1991

  • 28 augustus 1991

  • 27 augustus 1991

  • 26 augustus 1991

  • 25 augustus 1991


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Erzsébet Mollay


taalkunde

  • Zinnen (syntaxis)

  • Betekenis (semantiek)

  • Woorden (lexicografie)