Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 11 (1991) (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 11 (1991)

(1992)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 353]
[p. 353]

Land en krant
M.J.M. van Rooy (Rotterdam)

In de getekende rubriek ‘Het Dagelijkse Leven’ van Peter van Straaten in de Amsterdamse krant Het Parool was een tijdje geleden het volgende tafreel te zien:

De achterkant van een tweezitsbank die frontaal voor een televisietoestel is geplaatst. Op het beeldscherm staat een vage impressie van een mooie, blonde, een beetje ordinaire omroepster in close-up. Op de bank zitten een man en een vrouw, dicht naast elkaar. We zien ze op de rug. De vrouw is verdiept in de omroepster, dat zie je aan de stand van haar hoofd, want Peter van Straaten is een knappe tekenaar. De man, vadsig, brede, hoge rug, lamlendige houding, kijkt schuin over zijn schouder achterom, naar de derde persoon op de tekening.

Dit is een bleke jongeman, met grote hoge schoenen, beide handen diep in zijn broekzakken, een brilletje op zijn puntige neus en kort, ongekamd haar.

De tekst onder deze voorstelling komt duidelijk uit de mond van de lamlendige man, de vader, en luidt: ‘O, hemel, meneer de intellectueel’.

 

Deze tekening is een treffende illustratie van de Derde Mediarevolutie die zich in de wereld en dus ook in ons land, op het ogenblik nog steeds aan het voltrekken is.

Zoals u natuurlijk weet, vond de eerste mediarevolutie plaats in de vijfde eeuw voor Christus, toen de oorspronkelijk orale cultuur van Athene werd verdrongen door de cultuur van het schrift. De beroemde reportages van de Griekse geschiedschrijver Herodotus - onder andere van de Perzische oorlogen - zijn de eerste geschreven teksten in de wereldgeschiedenis die je een vorm van journalistiek zou kunnen noemen.

Deze eerste omwenteling in de vorm van informatie-overdracht, werd vooral kritisch benaderd door Socrates, de wijsgeer die nooit een letter heeft

[pagina 354]
[p. 354]

geschreven. Socrates wantrouwde het schrift en dreef er zelfs de spot mee, precies zoals de intellectuelen deden bij de invoering van de televisie, in ons land in de tweede helft van de jaren vijftig. En bij vele intellectuelen is wantrouwen en minachting ten opzichte van de elektronische beeldtaal nog steeds niet helemaal verdwenen.

Dankzij Plato's dialogen weten we welke bezwaren Socrates tegen het schrift koesterde. Hij beweerde dat de gesproken taal zich beter leende om uitdrukking te geven aan denkbeelden, poëzie en godvruchtigheid dan het geschreven woord. Naar zijn overtuiging zou de invoering van het schrift uitdraaien op een afname van de geheugencapaciteit, de gespreksvaardigheid en de privacy.

Socrates had natuurlijk gelijk. Alleen kon hij niet voorzien - en dat deed zijn leerling Plato wel - dat het schrift onvermoede, nieuwe intellectuele inventies zou stimuleren.

 

Het is verleidelijk om wat gelijkenissen te trekken met de gevolgen en de gevaren van de invoering van de televisie, de elektronische beeldtaal in onze tijd. Dreigende afname van de geheugencapaciteit, van de gespreksvaardigheid, van de privacy. Het lijkt wel alsof Socrates een futuristisch kijkje had genomen in de tweede helft van de twintigste eeuw.

De door Socrates geschilderde dreiging dat de geschreven taal de privacy zou aantasten, bleek een paar eeuwen later, toen de eerste onvervalste roddeljournalist zijn intrede deed in de wereldgeschiedenis. Dit verschijnsel openbaarde zich ongeveer in de eerste eeuw voor Christus en de naam van de Henk van der Meyden van het antieke Rome luidde net niet Christus, maar Chrestus.

Chrestus schreef een soort nieuwsbrief met allerlei, in zijn ogen relevante wetenswaardigheden die hij in Rome opving. Dit geschrift stuurde hij naar een select gezelschap van abonnees.

Eén van de ontvangers - overigens door een vriend abonnee gemaakt, toen al - was de staatsman, advocaat, prozaïst, filosoof Cicero, die buiten Rome vertoefde toen hij het yellowpress blaadje van Chrestus bezorgd kreeg.

Cicero was not amused. Woedend schreef hij aan de hoofdredacteur dat hij voortaan verschoond wenste te blijven van toezending van de stompzinnige roddels en sensatieberichten uit Rome. Overbodige nonsens-informatie vond hij het, zoals wij ons ergeren aan ongevraagd drukwerk.

Zo zijn veel ons nu vertrouwde verschijnselen van het journalistiek- en publiciteitsbedrijf, eigenlijk al twintig eeuwen oud. De literaire sterverslag-

[pagina 355]
[p. 355]

gever Herodotus. De gossipreporter Chrestus. Het cadeau-abonnement van Cicero en - last but not least - de verontwaardigde lezer die zijn abonnement opzegt, ook weer Cicero. Ik heb uitgerekend dat hij deze drastische stap ondernam ongeveer zestig jaar voor Christus, in een tijd dat verslaggevers op de slavenmarkt te koop waren. Weer niets nieuws onder de zon.

Tweeduizend jaar later is in het beeldtaalmedium de situatie nog precies dezelfde, slaaf en meester. Het nieuwe is misschien - de slaven worden immers aan het volk getoond - dat er, naast op de slaven, door de omroepmeesters ook stevig op mooie slavinnen wordt geboden.

Ik ben nog steeds met het media-revolutionaire overzicht bezig. De tweede Mediarevolutie kwam op gang door de uitvinding van de drukpers. Een massale verveelvoudiging van het literaire en journalistieke produkt werd mogelijk en een radicale verandering van het Europese cultuurpatroon was het gevolg.

 

Bij de voorstelling van de eerste Mediarevolutie, de Atheense, heb ik al aangegeven dat van oudsher kunstenaars en wetenschappers, en vooral de filosofen die kunst en wetenschap in zich verenigen, zich de weerspiegeling van tijd en samenleving tot taak hadden gesteld. Zij zijn de journalisten van de antieke geschiedenis. In de negentiende eeuw waren het vooral de grote romanciers en dichters die met sterke beelden, met menselijke drama's en metaforen, uitputtend de heersende cultuur schilderden. Onder het mom van literatuur vervulden zij de taak van verslaggever.

In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt die rol gedeeltelijk overgenomen door een leger van maatschappij-historici, cultuur-sociologen, sociaaleconomen, wetenschappelijke onderzoekers van alle denkbare facetten van onze typische samenleving.

Een krant dient om de lezer een weerspiegeling te geven van tijd en samenleving. Afhankelijk van de aard van de krant komt die weerspiegeling tot stand met behulp van de meest uiteenlopende journalistieke vormen, beelden en stijlen.

Vormen, beelden, stijlen - het klinkt alsof we het over kunst hebben. Dat klopt, maar het klopt gedeeltelijk. De term ‘geschreven journalistiek’ geeft aan dat er geformuleerd moet worden, dat er, net als in de negentiende eeuwse romankunst tafrelen moeten worden beschreven, het liefst in een mooie, meeslepende stijl. Couperus deed dat bijvoorbeeld voor de Haagse krant Het Vaderland . Maar de krant vereist ook zakelijke, onopgesmukte

[pagina 356]
[p. 356]

berichtgeving over de op- en neergangen van de Beurs, het politieke gevecht over de Wet Arbeids Ongeschiktheid, het verkeersongeluk veroorzaakt door dichte mist bij Enkhuizen.

Het is deze combinatie van veelzijdigheid en veeleisendheid, van opwinding en spanning die onherroepelijk aan het maken van een dagblad zijn verbonden en die in het verleden zo'n aantrekkingskracht uitoefende op halve kunstenaars en gesjeesde studenten.

Zij kwamen toevallig in de journalistiek terecht.

Tegenwoordig, in ons land sinds een decennia of drie, wordt er uitgesproken voor de journalistiek gekózen. Op de maatschappelijke ladder is de journalist in waardering gestegen van ongeveer de onderste sport tot ergens in de bovenste tien sporten. De journalistiek heeft zich ontwikkeld van een excentrieke manier van leven, een morsig bestaan van drank en tabak in afgetrapte lokalen, tot een volwaardige professie met een CAO, een loopbaanplanning, een lease-auto. Ook in ons land zijn voorbeelden te vinden van journalisten die minister zijn geworden. Zoals in andere landen schrijvers en filmsterren het tot president hebben gebracht.

 

De werkelijke emancipatie van de geschreven journalistiek in ons land, voltrok zich in dezelfde periode waarin de informatie-overdracht door middel van de elektronische kanalen, vooral de televisie, tot wasdom kwam. Op grond van het gemiddelde programmagehalte zou je het niet gauw zeggen, maar aan de hand van de leeftijd moet je zo langzamerhand tot de conclusie komen dat de televisie het stadium van de baard in de keel, van de puberteit is ontgroeid.

Dit is de volwassen televisie in Nederland, voor eens en altijd. Het kan hooguit nog een beetje meer van hetzelfde worden. Alle informatie ‘leuk’ en ‘makkelijk’ gemaakt, gemanipuleerd en verpakt, de formule van de sandwich. Politiek in de vorm van een reclamespot, religie gepresenteerd als amusement. Ziehier het supersnelle en kleurrijke informatiemedium waartegen de goede, oude papieren spiegel, de krant, moet opboksen.

Hoe verloopt die eigenaardige schermutseling?

Een televisie-uitzending bestaat uit een reeks in opeenvolging getoonde beelden en elke kijker is aan die lineaire volgorde gebonden.

De lezer van een krant heeft veel meer vrijheden. Hij kan zelf bepalen welke berichten of artikelen hij leest, en hoe en wanneer hij ze leest. Wil hij alleen even weten wanneer de nieuwe belastingwet wordt ingevoerd, dan leest hij

[pagina 357]
[p. 357]

de kop en de inleiding van het bericht. Verlangt hij meer informatie, dan leest hij verder.

In zekere zin leest iedereen dus een andere krant. Elk individu leest de versie die het beste past bij zijn of haar belangstelling.

Televisiekijkers, daarentegen, zien allemaal hetzelfde programma. Weliswaar hebben ze de keuze uit talloze kanalen, maar eenmaal afgestemd zijn ze overgeleverd aan het lineaire verloop van het getoonde en het lineaire verloop van de keuze van de programmamakers. Even terugbladeren is onmogelijk, even een analyse of het hoofdredactioneel commentaar lezen evenzeer.

 

De televisiekijker wacht gelaten af, maar kan dat in principe 24 uur per etmaal. Daarom zijn de elektronische media superieur ten opzichte van de geschreven pers als het gaat om de snelheid van het geven van de nieuwsfeiten. Dat er, vooral wat televisie betreft, in Nederland nog steeds allerlei krankzinnige belemmeringen zijn, die de slagvaardige uitoefening van de nieuwsfunctie in de weg staan, is een bewijs van onze eeuwige overheidsbemoeizucht en regelgeving en een blijk van ons provincialisme. Ondanks al die kneuterigheid hebben de kranten hun rol van letterlijke koploper wat betreft het nieuws, aan de elektronische media moeten afstaan.

 

Ons land is, als het om kranten gaat, eenvoudig in te delen. We kennen een landelijke en een regionale pers, serieuze en populaire kranten. De verschillen in de twee laatste categorieën zijn niet zo uitzinnig groot als in de Angelsaksische, Duitse, of Mediterrane pers. We blijven keurig, helaas, de regels van de twee genres volgen. Nieuws, vooral nieuws dat regelrecht te maken heeft met het dagelijks bestaan van de doorsnee-burger in ons land, blijft het belangrijkste ingrediënt van de populaire pers. Grondstoffen: menselijk- en dierlijk drama - hoeveel honden zijn er deze zomer niet weer eenzaam aan bomen vastgebonden achtergelaten - onrecht, ellende, ziekte en dood. Aan de andere kant van het driestuiversromantische spectrum schrijft de populaire pers graag en met verve over liefde, roem, geluk, rijkdom en succes. En laten we eerlijk zijn, waar u ook ter wereld onze schone taal, waarin het slecht zingen is, doceert, dit zijn toch de twee polen waartussen u en ik in het leven, heen en weer worden geslingerd.

Maar desondanks lezen u en ik vooral de serieuze pers. Die is koel, eerder rationeel dan emotioneel en naast op Nederland vooral op de wereld gericht.

[pagina 358]
[p. 358]

Een medium dat uitleg en achtergronden geeft, analyse en commentaar, essays en intellectueel discours.

 

Het zijn snelle karakterschetsen die ik hier geef, eerder impressies dan definities. Maar het zal duidelijk zijn dat de populaire pers en de op het massapubliek gerichte televisie, elkaar onderling meer in het vaarwater zitten dan de massamedia en de vooral voor het individu gecomponeerde, serieuze pers. Dat is ook goed te zien aan de manier waarop de populaire pers de televisie eigenlijk met de geijkte televisie-wapens tracht te bevechten. Met kleur, lawaai, warmte en menselijk drama. Maar doorgaans tevergeefs. Voor dit alles is de elektronische beeldtaal van nature beter toegerust. Toevallig zag ik eergisteren een herhaling van de door Mies Bouwman gepresenteerde televisie-actie-avond Open het Dorp in 1962 - u weet wel, met dokter Klapwijk - en toen Mies - voor de buitenlanders: Mies Bouwman is ongeveer de eerste en de meest beroemde televisiepresentatrice van Nederland - toen Mies aankondigde dat de 10-miljoen gulden grens was bereikt, kreeg ik een brok in mijn keel. Nog nooit heb ik een mond zo mooi zien aarzelen tussen stralend lachen en de hulpeloze grimas die hoort bij het bedwingen van tranen van ontroering.

Met geen pen te beschrijven.

En neem de confrontatie tussen Gorbatsjov en Jeltsin tijdens de zitting van het Russische parlement op vrijdag 23 augustus 1991. De onbehouwen, driftige, schoolmeester gebaren van Jeltsin die de timide Gorbatsjov ‘alle hoeken van de kamer liet zien’, zoals een platte Nederlandse uitdrukking luidt. Het beteuterde gezicht van de Sovjet-president. De blaffende hondekop van Boris. Op zulke momenten denken wij, de beschrijvers van de werkelijkheid, laat de televisie het nu even doen.

Maar om de gebaren, de gelaatsuitdrukkingen te kunnen begrijpen, moet je achtergronden kennen. Moet je weten hoe Gorbatsjov en Jeltsin tot op dat dramatische moment met elkaar zijn omgegaan. Aan de ene kant was ik, als schrijvend journalist, afgunstig op de beelden, aan de andere kant teleurgesteld door de achteloosheid waarmee ze op het Nederlandse journaal werden vertoond.

Nauwelijks uitleg, geen context, geen geschiedenis, geen tijd. Want dat is het natuurlijk: stomweg geen tijd. De quizmaster staat te dringen.

Om dezelfde reden is de populaire pers zoals hij is, kortademig, snel en oppervlakkig. Doodsbang om te vervelen. En ironisch genoeg is het onder-

[pagina 359]
[p. 359]

werp waar deze geschreven pers uiteindelijk onevenredig veel aandacht aan besteedt, uitgerekend het medium waar ze veel aan heeft moeten afstaan: de televisie.

 

Overzien we onze samenleving aan het einde van de Derde Mediarevolutie, dan is de conclusie gerechtvaardigd dat, naast de heerschappij van de elektronische beeldtaal, vooral de serieuze krant reden heeft van bestaan.

Naast al die beelden van krankzinnig geworden Kroatiërs en Serviërs, van honger in Ethiopië, van de zoveelste aanslag in Baskenland, is de behoefte aan werkelijke kennis van de achtergrond, de behoefte aan brede, diepgravende reflectie onmiskenbaar geworden.

Het is een belangrijk motief om de serieuze krant een serieuze toekomst toe te dichten. Een krant waarin de geest van Herodotus, Socrates, Plato, Chrestus - natuurlijk ook, want we zijn allemaal gek op roddel en achterklap - de negentiende eeuwse romanschrijvers, Couperus, de maatschappijhistorici en critici van onze tijd, en de Quizmaster, wordt weerspiegeld.

Een krant die in de elektronisch verwilderde videoclip-cultuur, een betrouwbare, intelligente en onderhoudende rol vervult, de moderne geschiedenis boekstaaft, analyseert en van commentaar voorziet. Een krant die voorbeeldig is geschreven, goed is voor onze éducation permanente en bovendien een genoegen om te lezen.

Wat zou zo'n krant, in ons land, ideaal zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1991

  • 30 augustus 1991

  • 29 augustus 1991

  • 28 augustus 1991

  • 27 augustus 1991

  • 26 augustus 1991

  • 25 augustus 1991


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • M.J.M. van Rooy