Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 13 (1997) (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 13 (1997)

(1997)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Nederlands 200 jaar later. Handelingen dertiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 367]
[p. 367]

Woordvolgordeverschillen bij de verbale tang van het Nederlands en het Duits
Christine Kasper (Wenen)Ga naar voetnoot*

1. Inleiding

Contrastief aangelegde grammatica's besteden doorgaans slechts weinig aandacht aan syntactische verschillen tussen het Nederlands en het Duits.Ga naar voetnoot1 Veel taalgebruikers en -leerders denken vooral bij woordvolgorde ten onrechte dat de verschillen miniem zouden zijn. Dat hangt waarschijnlijk samen met het feit dat beide talen een verbale tangconstructie kennen, waarbij de persoonsvorm en de daarvan afhankelijke verbale complementen uit elkaar worden geplaatst. Vreemd genoeg is het onderzoek naar de principiële volgorde van de zinsdelen in de twee talen een geheel andere kant opgegaan. Terwijl Nederlandse onderzoekers het Nederlands lang als SOV-taal hebben beschouwd (dat wil zeggen een taal met als basisvolgorde subject-object-verbum) en in de laatste jaren vaker aan een SVO-taal denken,Ga naar voetnoot2 geldt het Duits bij germanisten meestal als een SVO-taal.Ga naar voetnoot3 Nochtans gaan de meeste onderzoekers impliciet ervan uit dat beide talen structureel gelijk zouden zijn. Dat dilemma illustreert de gebreken van een taaltypologie die op de relatieve volgorde van de zinsdelen berust.Ga naar voetnoot4 Maar

[pagina 368]
[p. 368]

zelfs al kennen beide talen een verbale tang, ze verschillen van elkaar in de plaats en de structuur van het tweede gedeelte van de tang. Deze verschillen zullen in deze bijdrage aan de orde komen.

2. De lengte van de tang

Al bij een eerste beschouwing van Nederlandse en Duitse zinnen valt het op dat het Nederlands de voorkeur geeft aan een kortere verbale tang. De tweede zinspool (= het tweede element van de tang) staat veel dichter bij de eerste pool (= de persoonsvorm of - in bijzinnen - de inleidende conjunctie) dan in het Duits. Vergelijk:Ga naar voetnoot5

(1a) De man die werkzaam was in het Parijse Ritz-hotel als tweede man in de veiligheidsdienst, nam zaterdag de plaats in van de vaste chauffeur van Al-Fayed.
(1b) Der Mann, der im Pariser Riz-Hotel als zweiter Mann des Sicherheitsdienstes beschäftigt war, nahm am Samstag den Platz des festen Chauffeurs von Al-Fayed ein.

Vooral attributieve bijzinnen, voorzetselvoorwerpen en vergelijkingen staan doorgaans rechts van de tweede pool. Dat kan in het Duits ook; maar het feit dat dergelijke gevallen van extrapositie daar worden aangeduid als Ausklammerung (= uitsluiting), laat zien dat Duitstaligen de verkorte tang als een soort uitzondering op het gewone zinspatroon beschouwen. De Duitse schoolregel volgens welke de persoonsvorm drie zinsplaatsen kan innemen, te weten de eerste (ja/nee-vragen), de tweede (mededelende zinnen) en de laatste (bijzinnen), kan niet zomaar op het Nederlands worden toegepast. In de Nederlandse terminologie is de tweede zinspool niet identiek aan de laatste zinsplaats, maar gaat hij aan hem vooraf.Ga naar voetnoot6

[pagina 369]
[p. 369]

Ondanks de voorkeur van het Nederlands voor de verkorting van de verbale tang, kunnen niet alle bepalingen buiten de tang worden gebracht. Vooral directe objecten en sommige verplichte indirecte objecten moeten binnen de tang blijven. Voorbeelden zijn:Ga naar voetnoot7

(3a) Hij moet naar Zwitserland gaan om gezondheidsredenen.
(3b) / *Hij moet om gezondheidsredenen gaan naar Zwitserland.
(4a) Volgende week zullen ze hem tot ridder slaan.
(4b) / *Volgende week zullen ze hem slaan tot ridder.
(5a) De jongen heeft gewandeld over de hei.
(5b) / *De jongen is gewandeld over de hei.

In het Duits is de lijst van elementen die niet buiten de tang kunnen staan, nog langer. Bij de Duitse versie van de volgende zinnen zouden de voorzetselvoorwerpen verplicht binnen de tang staan:Ga naar voetnoot8

(6) Hij zei, dat hij het boek gaf aan zijn vader.
(7) Hij heeft het boek gegeven aan Marie.
(8) (...) dat Claus nooit meer denkt aan de troon.
(9) (...) dat Lex het vertelde aan iedereen.
(10) Bij a kan men ook denken aan een uitzondering, bij b is dat kennelijk niet het geval.
(11) Dat kan in het vervolg aanleiding zijn voor grote problemen.
(12) Ik nodig je uit voor het feest.

De lijst omvat vooral ook bijwoordelijke bepalingen van tijd en van modaliteit (vergelijk ‘Ik kom wel even langs morgen’, ‘Ik heb geen geld

[pagina 370]
[p. 370]

eigenlijk’)Ga naar voetnoot9 en substantiefgroepen als subject of lijdend voorwerp (vergelijk ‘Na een extra kort conclaaf werd tot paus uitgeroepen de Poolse bisschop Karol Wojtila’).Ga naar voetnoot10 De volgende voorbeelden uit het Handboek Verzorgd Nederlands zouden in het Duits ongrammaticaal zijn:Ga naar voetnoot11

(13) Timman heeft zijn tweede partij verloren gisteren in Havana.
(14) In Havana heeft Timman zijn tweede partij verloren gisteren.
(15) Gisteren heeft Timman zijn tweede partij verloren in Havana.

Bovendien mag de extrapositie van zinsdelen in het Duits nooit tot een lege tang leiden, zoals dat blijkens de volgende voorbeelden in het Nederlands wel mogelijk is:Ga naar voetnoot12

(16) Dit moet dan ook worden gezien als een veroordeling van zijn publiek.
(17) De Russische baszanger werd uitgeroepen tot laureaat van de wedstrijd.
(18) Ik vind dat hij lijkt op zijn vader/op de man die je gisteren zag lopen met Piet van de overkant.
(19) (...) dat de brigadier rekende op een beloning.
(20) (...) dat hij behoort tot het instituut.
(21) (...) omdat ze stond op orde en regelmaat.
(22) ? (...) dat Kuifje is in Afrika.
[pagina 371]
[p. 371]

Interessant is ten slotte ook het doorbreken van meerledige zinsdelen door het tweede gedeelte van de tang:Ga naar voetnoot13

(23a) Ze hebben in het huis vergaderd van de voorzitter van de grootste vakcentrale van Nederland.
(23b) *Sie haben im Haus getagt des Vorsitzenden der gröβten niederländischen Gewerkschaft.
(24a) In Heerlen zijn de resten ontdekt van een Romeinse keuken uit de tweede helft van de tweede eeuw na Christus.
(24b) *In Heerlen sind die Reste entdeckt worden einer römischen Küche aus der zweiten Hälfte des 2. Jahrhunderts nach Christus.
(25a) Tijdens de tentoonstelling zal een film vertoond worden over de opgravingen in de Chinese Volksrepubliek.
(25b) Während der Ausstellung wird/soll ein Film gezeigt werden über die Ausgrabungen in der Volksrepublik China.
(26a) Er is nog geen overeenstemming bereikt over deze zaak.
(26b) Es ist noch kein Einvernehmen erzielt worden über diese Angelegenheit.

Op basis van de zinnen 25b en 26b zou men overigens vraagtekens moeten plaatsen bij de Duitse permutatietest (Verschiebeprobe). Volgens de schoolregel zouden zinsdelen bij verplaatsing niet kunnen worden opgesplitst. De voorbeelden laten echter zien dat dit in het Duits (net als in het Nederlands) alleen geldt voor genitieven, maar niet voor voorzetselgroepen. Deze kunnen ook worden getopicaliseerd, dat wil zeggen naar de eerste zinsplaats overgebracht (vergelijk ‘Over de opgravingen zal tijdens de tentoonstelling een film worden vertoond’, ‘Van deze schrijver heb ik nog niets gelezen’).Ga naar voetnoot14 Het verschil tussen het Nederlands en het Duits is dan te wijten aan de sterkere verspreiding van de genitief in het Duits (vergelijk ‘Petra had een van de nichtjes gezien van Mieke’ / ‘Petra hatte

[pagina 372]
[p. 372]

eine von Miekes Nichten gesehen’).

Hier moet ook worden opgemerkt dat het Duits in sterkere mate nominaal is dan het Nederlands. Dat betekent dat de inhoudelijke informatie vaker dan in het Nederlands door substantieven en adjectieven wordt overgebracht, terwijl het Nederlands liever werkwoorden gebruikt.Ga naar voetnoot15 De meeste nominale samenstellingen die het Nederlands kent (bijvoorbeeld ‘leedvermaak’, ‘totaalbedrag’ enzovoort) worden dan ook beschouwd als invloeden vanuit het Duits en soms zelfs als ongewenste germanismen.Ga naar voetnoot16 Hetzelfde geldt voor uitdrukkingen als ‘ten antwoord geven’ en ‘tot uiting komen’. Het Duits kent inderdaad veel meer nominale samenstellingen dan het Nederlands (vergelijk ‘Silberlöffel’/‘zilveren lepel’, ‘Sozial-politik’/‘sociale politiek’, ‘Asienreise’/‘reis naar Azië’, ‘Blattlausbefall’/‘aantasting door bladluizen’). Daardoor is ook de kans op meerledige objecten kleiner, zodat het doorbreken van zinsdelen vaak overbodig wordt. Een goede vertaler houdt rekening met deze principiële verschillen en vormt Duitse substantiefgroepen in de meeste gevallen om tot Nederlandse bijzinnen en omgekeerd:

(27a) Angesichts der zwei in den Montagsnachrichten enthüllten Kurdenmorde erscheint die neuerliche Aufnahme der Verhandlungen in den Augen vieler als wenig wünschenswert.
(27b) Gezien de moord op twee koerden, die maandag in het nieuws werd onthuld, schijnen de mensen weinig te voelen voor het hervatten van de onderhandelingen.

Het is duidelijk dat het frequente gebruik van verbale uitdrukkingen gauw tot ingewikkelde en haast onontrafelbare zinnen kan leiden. In zo'n situatie dringt zich de verkorting van de verbale tang op als middel om de zin

[pagina 373]
[p. 373]

overzichtelijker te maken. Daarmee staat de verkorting van de tang in één lijn met andere procédés die de Nederlandse zin helpen structuren, bijvoorbeeld met het facultatieve, maar geregelde gebruik van dan in gevolgzinnen die door een bijzin met als worden ingeleid (vergelijk ‘Als het regent, dan (...)’), of van om in beknopte bijzinnen met ‘te + infinitief’ (vergelijk ‘Hij vergat om bloemen te kopen’). Het Duits maakt veel minder vaak gebruik van dergelijke structurende middelen: de equivalenten van dan (dann, so) lijken me verhoudingsgewijs zeldzaam, en het gebruik van um is in beknopte bijzinnen alleen dan toegestaan als er doel wordt uitgedrukt (vergelijk ‘Hij reed naar de stad om bloemen te kopen’).

In de eerste plaats moet het verkorten van de verbale tang waarschijnlijk worden geïnterpreteerd als een stap in de richting van een meer Engelsachtige woordvolgorde. Anders dan het Duits, waar de verbale tang bij voorkeur de hele zin (met uitzondering van de eerste zinsplaats in de mededelende zin) omkadert, tracht het Nederlands de zinspolen zoveel mogelijk bij elkaar te brengen. Zoals hierboven al is aangeduid, kan de verbale tang in sommige gevallen zelfs volledig leeg worden, waardoor de Nederlandse woordvolgorde in bepaalde voorbeelden overeenkomt met de volgorde van talen die helemaal geen verbale tang kennen. Vergelijk:

(28a) Nederlands: (...) dat hij heeft geslapen tijdens de lezing.
(28b) Engels: (...) that he has slept during the lecture.
(28c) Deens: (...) at han har sovet under foredraget.
(28d) Frans: (...) qu'il a dormi pendant la conférence.
(28e) Duits: (...) daβ er während des Vortrags geschlafen hat.

3. Opbouw van de tweede pool

De verschillen tussen het Nederlands en het Duits betreffen niet alleen de plaats van de tweede zinspool, maar ook de opbouw van deze pool. In de Nederlandse zin geeft de volgorde de syntactische afhankelijkheid weer: het ondergeschikte verbale complement staat rechts van het bovengeschikte element. Op die manier kunnen werkwoordelijke eindgroepen

[pagina 374]
[p. 374]

bijna eindeloos worden uitgebreid, zonder dat de zin daardoor onverstaanbaar wordt. In het Duits daarentegen staat het werkwoord dat in de syntactische hiërarchie bovenaan staat, op de laatste zinsplaats, terwijl de ondergeschikte werkwoorden links daarvan komen. Met andere woorden: de Duitse volgorde is het omgekeerde van de Nederlandse. Dat moge blijken uit de volgende willekeurige voorbeelden:Ga naar voetnoot17

(29a) Ik heb op school leren rekenen.
(29b) Ich habe in der Schule rechnen gelernt.Ga naar voetnoot18
(30a) De kosten hebben kunnen worden verlaagd.
(30b) Die Kosten haben herabgesetzt werden können.
(31a) Ik probeer dat te kunnen vergeten.
(31b) Ich probiere das vergessen zu können.
(32a) (...) omdat men hem lang moest laten wachten.
(32b) (...) weil man ihn lang warten lassen muβte.

Het Nederlands is rechtsvertakkend, het Duits linksvertakkend. In sommige gevallen zijn begrippen die in het Nederlands uit twee woorden bestaan, in het Duits samengesmolten tot één enkel werkwoord (vergelijk ‘blijven zitten’/‘sitzenbleiben’, ‘gaan wandelen’/‘spazierengehen’, ‘laten liggen’/‘liegenlassen’, ‘leren kennen’/‘kennenlernen’).Ga naar voetnoot19 Constructies met meer verbale complementen vergen op die manier in het Duits een hoog concentratievermogen, zowel bij de producent als bij de ontvanger. De volgende zinnen zijn haast onvertaalbaar:

(33a) Ik zou je graag hier van willen kunnen laten genieten.
(33b) ≈ Ich würde dich gerne hier mitgenieβen lassen können.
[pagina 375]
[p. 375]
(34a) Ik zou hem wel eens hebben willen zien durven blijven staan kijken.Ga naar voetnoot20
(34b) ≈ ? Ich würde ihn gerne mal sich stehenzubleiben trauen gesehen haben.
(35a) (...) dat hij de chauffeur schijnt te hebben willen laten blijven staan wachten.Ga naar voetnoot21
(35b) ≈ (...) daβ er den Chauffeur stehen bleiben und warten lassen wollen zu haben scheint.

Gelukkig beschikt het Duits over mechanismen die de complexiteit van werkwoordelijke eindgroepen beperken: ten eerste kunnen conjunctieven meestal synthetisch worden uitgedrukt, zodat die informatie in de persoonsvorm komt te staan; ten tweede wordt er anders dan in het Nederlands bij voorzichtige beweringen en hoffelijke vragen meestal de indicatief gebruikt. Vergelijk:

(36a) Zou ik even het raam mogen opendoen?
(36b) Dürfte ich mal das Fenster öffnen? <synthetisch>
(37a) Dat zou tot problemen kunnen leiden.
(37b) Das könnte zu Problemen führen. <synthetisch>
(38a) Helaas zou ik geen antwoord kunnen geven.
(38b) Leider kann ich darauf keine Antwort geben. <indicatief>

Objecten die de verbale complementen vergezellen, vertonen in het Nederlands een volgorde die parallel is aan de volgorde van de bijhorende werkwoorden, dus: 1-2-3-1'-2'-3' (n = object, n' = werkwoord bij n). In het Duits is de opbouw concentrisch, dus: 1-2-3-3'-2'-1'. Vergelijk:

(39a) Toen ik Anneke (1) Piet (2) de konijnen (3) zag (1') helpen (2') voeren (3'), (...)
[pagina 376]
[p. 376]
(39b) Als ich Anneke (1) Piet (2) die Kaninchen (3) füttern (3') helfen (2') sah (1'), (...)
(40a) Ik heb Jan (1) de hond (2) de krant (3) zien (1') leren (2') halen (3').
(40b) Ich habe Jan (1) den Hund (2) die Zeitung (3) holen (3') lehren (2') (ge)sehen (1').

De opbouw van de aangehaalde Duitse zinnen kan ook worden gezien als een soort lange tang. De ondergeschikte verbale groep wordt als het ware omsloten door de bovengeschikte verbale groepen. Net als bij de eigenlijke verbale tang komt de syntactische en doorgaans ook semantische sluitsteen pas op het einde van de zin. In dat licht is het ook duidelijk waarom de Duitse zinsbouw vaak vergeleken wordt met een elektrisch veld (‘Spannungsfeld’), terwijl zo'n vergelijking voor het Nederlands in mindere mate voor de hand ligt.Ga naar voetnoot22

4. Groepsvorming

De parallele opbouw van de Nederlandse zin komt ook tot uiting in de zgn. groepsvorming: groepsvormende werkwoorden doorbreken de ondergeschikte verbale constituent, zodat ze tussen het object en het verbale complement staan. De verbale elementen gaan op die manier een nieuwe groep vormen, die deze keer alleen uit werkwoorden bestaat:Ga naar voetnoot23

 

altijd groepsvormend (object vóór werkwoordsvormen):

(41a) zal geen fax hoeven te sturen.
(41b) Hij zegt dat hij geen fax hoeft te sturen.
[pagina 377]
[p. 377]

nooit groepsvormend (object tussen werkwoordsvormen):

(42a) Hij zal beloven geen fax te sturen.
(42b) Hij zegt dat hij belooft geen fax te sturen.

facultatief groepsvormend:

(43a) Hij zal proberen de oefening te maken.
(43b) Hij zal de oefening proberen te maken.
(44a) Hij zegt dat ze de oefening probeert te maken.
(44b) Hij zegt dat ze probeert de oefening te maken.

Hoewel de term ‘groepsvorming’ in de Duitse taalkunde niet bekend lijkt te zijn, kent ook het Duits een vergelijkbaar procédé. Dankzij de concentrische opbouw blijft de relatieve volgorde binnen de ondergeschikte verbale constituent echter gehandhaafd:

(45a) Wir haben beschlossen, dieses Haus zu kaufen.
(45b) We hebben besloten dit huis te kopen.
(46a) Wir haben dieses Haus zu kaufen beschlossen.
(46b) We hebben dit huis besloten te kopen.

Het procédé is hetzelfde als in het Nederlands, maar door de andere volgorde van de verbale delen kan het niet tot een doorbreking van de verbale constituent komen. Zin (46a) kan ook gewoon worden geïnterpreteerd als lange verbale tang: het gehele verbale complement staat tussen de polen van de dragende zin.

De infinitiefgroep met te schijnt vooral dan buiten de tang te blijven staan, als hij bijkomende bepalingen bevat en als hij binnen de tang tot dubbelzinnigheden zou leiden. Vergelijk:

(47a) Das Geschenk haben wir erst später zu kaufen beschlossen. (ambigu, ‘pas later besloten’ of ‘pas later te kopen’)
(47b) ?Das Geschenk haben wir erst später beschlossen, zu kaufen. (‘pas later besloten’, lege beknopte bijzin)
[pagina 378]
[p. 378]
(47c) Das Geschenk haben wir erst später beschlossen, überhaupt zu kaufen. (verbetering van (47b))
(47d) Das Geschenk haben wir beschlossen, erst später zu kaufen. (‘pas later te kopen’)

De volgende voorbeelden tonen aan dat infinitiefgroepen met te, in feite beknopte bijzinnen, in het Duits makkelijker binnen de verbale tang kunnen staan dan in het Nederlands:Ga naar voetnoot24

(48a) (...) weil ihrGa naar voetnoot25 Max es pünktlich abzugeben versprach.
(48b) *(...) omdat Max haar het op tijd in te leveren beloofde.
(49a) (...) daß man diesen Satz auf keine andere Weise zu analysieren vermocht hätte.
(49b) ?(...) dat men deze zin op geen andere manier te analyseren in staat zou zijn geweest.

Ook hier is de verbale tang in het Duits uiteindelijk langer dan in het Nederlands.

5. Rode en groene volgorde

Bij werkwoorden met een verbaal complement zijn er in principe twee volgordemogelijkheden. Sinds Pauwels (1953), die om praktische redenen voor gekleurde plaatjes heeft gekozen, worden ze aangeduid als rode en groene volgorde. Bij de rode volgorde staat het hulpwerkwoord voor het deelwoord, bij de groene achteraan:

[pagina 379]
[p. 379]

o) groene volgorde (persoonsvorm na deelwoord)

(50a) De gids vertelt dat daar staal geproduceerd wordt.
(51a) Ik weet niet of ze al gekomen is.
(52a) Harry zegt dat hij de hele dag gefietst heeft.

o) rode volgorde (persoonsvorm vóór deelwoord)

(50b) De gids vertelt dat daar staal wordt geproduceerd.
(51b) Ik weet niet of ze al is gekomen.
(52b) Harry zegt dat hij de hele dag heeft gefietst.

Het verschijnsel wordt meestal als kenmerkend voor de bijzin ervaren, maar dezelfde keuze doet zich ook voor in hoofdzinnen:

(53) Moet de dader veroordeeld worden/worden veroordeeld?
(54) Zou ze de afspraak vergeten zijn/zijn vergeten?
(55) Zou hij zelfmoord gepleegd hebben/hebben gepleegd?

In de laatste decennia is er een enorme wetenschappelijke belangstelling geweest voor de distributie van deze zinspatronen, wat misschien ook te maken heeft met het feit dat de groene volgorde steeds meer teruggedrongen lijkt te worden. Dat is bijzonder duidelijk bij de hulpwerkwoorden ‘hebben’, ‘zijn’ en ‘worden’. De groene volgorde is vooral in de gesproken taal met name van Vlaanderen aan te treffen. Bij het hulpwerkwoord ‘worden’ is hij nog het vaakst ook in schriftelijke teksten te vinden. Maar de rode volgorde wordt door Nederlandstaligen doorgaans als beter ervaren dan de groene.Ga naar voetnoot26

Daarbij kan men vaak horen dat de groene volgorde slechter zou zijn, omdat hij als Duits zou worden aangevoeld.Ga naar voetnoot27 Dat lijkt me echter eerder

[pagina 380]
[p. 380]

een argument post factum: eerst verdwijnt de groene volgorde, daarna wordt er gezocht naar een mogelijke verklaring. In ieder geval geloof ik niet dat anti-Duitse gevoelens zoals ze vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland zijn ontstaan, uitgerekend in de syntaxis hun neerslag zouden hebben gevonden. Overigens zou ook de opmars van de rode volgorde als invloed vanuit een andere taal geïnterpreteerd kunnen worden, deze keer vanuit het Engels. Maar het belangrijkste is dat de rode woordvolgorde bijdraagt tot een vervaging van de verschillen tussen hoofd- en bijzin: de relatieve volgorde van de verbale elementen blijft op die manier altijd dezelfde, ongeacht het karakter van de zin:

(56a) Hij heeft gesprekken gevoerd met zijn tegenstander.
(56b) (...) dat hij gesprekken heeft gevoerd met zijn tegenstander.

Daar komt dan nog de verkorting van de verbale tang bij, die de afstand tussen de verbale elementen reduceert. Het gevolg zijn zinnen met een uniform verbaal patroon, zoals die ook in het Engels en in tal van andere talen kunnen worden aangetroffen. Dat blijkt uit de al eerder gegeven voorbeelden. Het onderzoek van Haeseryn (1990: 150 en 170) suggereert overigens dat de rode volgorde juist bij een korte tang vaker zou worden toegepast.Ga naar voetnoot28

 

Bovendien vereist ook het hierboven besproken verschijnsel van de groepsvorming per definitie de rode volgorde. Vergelijk:Ga naar voetnoot29

(57) Ik denk dat hij het boek probeert te vertalen.
(58) Geert zag dat Bart de hele tijd met Lia zat te flirten/(?te flirten zat).
(59) Ik denk dat ze nog heel wat teleurstellingen krijgen te verwerken/te verwerken krijgen.
[pagina 381]
[p. 381]

De rode volgorde is al zo verspreid dat hij in toenemende mate ook bij gevallen wordt toegepast, waar er eigenlijk sprake is van een naamwoordelijk gezegde. De volgende zin wordt over het algemeen getolereerd, omdat er een dubbele lezing mogelijk is: als naamwoordelijk gezegde (toestand in de tegenwoordige tijd) en als werkwoordelijk gezegde (gebeuren in het verleden).Ga naar voetnoot30

(60a) Hij zag dat de mogelijkheden waren beperkt.

Waar de dubbele interpretatie wegvalt, geldt de rode volgorde echter (nog?) als verkeerd:

(60b) *Hij zag dat de mogelijkheden waren onbeperkt.

Gezien het toenemende gebruik van de rode volgorde is het evenwel denkbaar dat over enkele decennia de rode volgorde ook bij ondubbelzinnige naamwoordelijke gezegdes (vergelijk ‘(...) dat hij is ziek’) zou kunnen worden aangetroffen.

Van dergelijke tendensen is in het Duits niets te bespeuren. De groene volgorde blijft te allen tijde de enige mogelijkheid, tenminste wat de standaardtaal betreft. Het is in dat verband evenwel interessant dat de rode volgorde op de rand van het Duitse taalgebied, namelijk in het oosten en het zuiden van Oostenrijk en in Zuid-Tirol, wel wordt gebruikt, zij het evenwel uitsluitend op dialectniveau.Ga naar voetnoot31

6. Meerledige eindgroepen

Bij drieledige eindgroepen beschikt het Nederlands over drie mogelijkheden, tenminste als een van de werkwoorden een deelwoord is:

[pagina 382]
[p. 382]
(61a) (...) dat Rubens ook dit schilderij zou hebben gemaakt.
(61b) (...) dat Rubens ook dit schilderij gemaakt zou hebben.
(61c) (...) dat Rubens ook dit schilderij zou gemaakt hebben.

Het tweede patroon is het gebruikelijkst in Nederland, het derde in Vlaanderen. De eerste volgorde is overal mogelijk, maar heeft nergens de voorkeur.Ga naar voetnoot32 Ook hier zijn sommige Nederlandstaligen bereid dezelfde variatie bij een naamwoordelijk gezegde te aanvaarden (bijvoorbeeld ‘De kans is groot dat de benzine vlug uitverkocht zal zijn’).Ga naar voetnoot33

Bij twee infinitieven in een drieledige verbale eindgroep is in de standaardtaal slechts één rangschikking mogelijk. Als men beide inifitieven als een geheel beschouwt, dan blijkt ze identiek te zijn aan de rode volgorde:

(62) Ik denk dat hij een schilderij heeft laten maken.
(63) Je vraagt je af, hoe zoiets heeft kunnen gebeuren.

Bij de werkwoorden ‘hebben’ of ‘zijn’ als persoonsvorm is in de spreektaal ook de groene volgorde mogelijk:Ga naar voetnoot34

(64) Ik denk dat hij dat nog heeft kunnen verbranden/?kunnen verbranden heeft.
(65) Ik zeg je toch dat Jan het is gaan halen/?gaan halen is.

Bij vierledige groepen met een deelwoord zijn de volgende vier alternatieven mogelijk:Ga naar voetnoot35

(66a) (...) dat de werkzaamheden gestaakt zullen moeten worden. <NL, spreektaal>
[pagina 383]
[p. 383]
(66b) (...) dat de werkzaamheden zullen moeten worden gestaakt. <NL, schrijftaal>
(66c) (...) dat de werkzaamheden zullen moeten gestaakt worden. <B>
(66d) (...) dat de werkzaamheden zullen gestaakt moeten worden. <B, zelden>

In het Duits is de keuze bij meerledige groepen erg beperkt. Anders dan in het Nederlands is bij de volgende zinnen slechts één enkel patroon mogelijk:

(67) (...) als ich die Kinder im Garten spielen sehen konnte.
(68) (...) weil man ihn lange warten lassen muβte.
(69) (...) da er von den Einbrechern überrascht worden sein muβ.

Van dat schema wordt echter afgeweken, als ‘haben’ als persoonsvorm optreedt en twee infinitieven regeert, of als de persoonsvorm een modaal hulpwerkwoord is dat een ander modaal hulpwerkwoord als complement heeft (zie 70 en 71 hieronder). Dat betekent dat de afwijking zich alleen dan voordoet als er een vervangende infinitief komt (vergelijk 72). Deze volgorde is ook bij ‘werden’ mogelijk (73); hij is verplicht als ‘werden’ een ‘Modalverb’ als complement heeft (74).Ga naar voetnoot36 Vergelijk:

(70) (...) als ich die Kinder im Garten habe spielen sehen.
(71) (...) daβ wir es sollten verstehen können.
(72a) (...) daβ ich ihn habe weggehen sehen.
(72b) maar: (...) daβ ich ihn weggehen gesehen habe.
(73) (...) weil man ihn lange wird warten lassen/warten lassen wird.
(74) (...) weil man das gerne wird sehen wollen.

Deze regel is niet helemaal doorgedrongen tot de gesproken taal, vooral niet in het zuidelijk deel van het Duitse taalgebied. De genoemde

[pagina 384]
[p. 384]

persoonsvormen kunnen daar ook tussen de infinitieven staan. In Oostenrijk heeft deze volgorde zelfs ingang gevonden tot de schrijftaal, zodat hij als een soort nationale standaard beschouwd mag worden.Ga naar voetnoot37 De vervangende infinitief is dan geen contactverschijnsel zoals in het Nederlands, maar blijft ook bestaan als hij niet direct naast een andere infinitief staat.Ga naar voetnoot38 Vergelijk:Ga naar voetnoot39

(75a) (...) daβ er hat arbeiten müssen. <standaardtaal>
(75b) (...) daβ er arbeiten hat müssen. <Oostenrijk>
(75c) (...) daβ er arbeiten müssen hat.

Voor de derde volgorde heb ik geen empirische gegevens kunnen vinden, hoewel ze volgens sommigen niet ongebruikelijk zou zijn in het zuiden van het Duitse taalgebied.Ga naar voetnoot40 Patocka maakt evenwel gewag van een volgorde die in Zwitserland heel gebruikelijk is en incidenteel ook in Oostenrijk en in de Rijnstreek kan worden aangetroffen:Ga naar voetnoot41

(75d) (...) daβ er hat müssen arbeiten.
[pagina 385]
[p. 385]

7. Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep

Een interessant verschil tussen het Nederlands en het Duits ligt ook in de doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep door niet-verbale zinselementen. In de Nederlandse standaardtaal kan de verbale groep facultatief doorbroken worden door adjectieven als bepaling van gesteldheid en min of meer vaste verbindingen met het hoofdwerkwoord:

(76) (...) dat hij de deur had willen rood verven.
(77) (...) dat ze met hem kan kennis maken.

In Vlaanderen zijn de mogelijkheden ruimer: ook scheidbare delen van een voornaamwoordelijk bijwoord, voorzetselgroepen en zelfs directe objecten kunnen in de werkwoordelijke eindgroep worden opgenomen, maar deze gevallen worden niet tot de standaardtaal gerekend:Ga naar voetnoot42

(78) Ik denk dat Greet daar kan gebruik van maken.
(79) Hij zei dat hij wilde naar huis gaan.
(80) Piet vond dat hij moest partij kiezen.

In het Duits kunnen al deze doorbrekingen van de eindgroep echter wel in verzorgd taalgebruik voorkomen. Doordat voornaamwoordelijke bijwoorden in de Duitse standaardtaal niet scheidbaar zijn,Ga naar voetnoot43 komt in dat geval het hele bijwoord in de eindgroep terecht. Vergelijk:Ga naar voetnoot44

(81) (...) ohne daβ er hätte darum bitten müssen.
(82) (...) weil sie die Kinder hätte in den Garten schicken sollen.
(83) (...) weil niemand hatte Zeitung lesen wollen.
(84) (...) daβ ich mich habe allzuviel ärgern müssen.
[pagina 386]
[p. 386]

Het opmerkelijkst is het feit dat scheidbare werkwoorden in meerledige Nederlandse eindgroepen gesplitst kunnen worden, indien de rode volgorde gebruikt is. In het Duits is de splitsing uitgesloten, net als de rode volgorde:

(85a) Hij zou vandaag erg vroeg op zijn gestaan/zijn opgestaan/ opgestaan zijn.
(85b) Er soll heute sehr früh aufgestanden sein.

Vermoedelijk is het verschijnsel ook in de Nederlandse taal een recente ontwikkeling die haar uitgangspunt in de spreektaal van Nederland heeft gevonden en in Vlaanderen nog relatief ongebruikelijk is.Ga naar voetnoot45

8. Conclusie

Uit het voorgaande is gebleken dat het Nederlands en het Duits wel allebei een verbale tang kennen, maar dat de plaats die de tang in de zin inneemt en de manier waarop de werkwoordelijke eindgroep wordt gestructureerd, sterk van elkaar verschillen. Veel tekens wijzen erop dat het Nederlands de tangconstructie reduceert en in toenemende mate de voorkeur geeft aan een invariabele volgorde van de verbale elementen. Voor deze ontwikkeling zou de dominante positie van het Engels verantwoordelijk kunnen zijn, die zich soms ook doet gelden in de uitspraak en de spelling, maar vooral in de woordenschat.

De verbale tang zou niet het enige domein zijn waar de Nederlandse woordvolgorde beïnvloed is door het Engels: ook mededelende zinnen met twee zinsdelen vóór de persoonsvorm worden doorgaans toegeschreven aan interferentie vanuit het Engels. Dergelijke zinnen zijn niet voor iedereen aanvaardbaar, maar ze worden wel gebruikt, zoals blijkt uit het

[pagina 387]
[p. 387]

volgende voorbeeld uit een Nederlandse krant:

(86) De chauffeur, in een poging de achtervolgende paparazzi te ontkomen, reed met een snelheid van 196 kilometer per uur de tunnel (...) in.Ga naar voetnoot46

In dit perspectief is het aannemelijk dat de dominante positie van de Engelse taal een steentje bijdraagt tot de reductie en misschien zelfs tot het geleidelijke verdwijnen van de verbale tangconstructie in het Nederlands en daarmee tot een toenemend verschil tussen het Nederlands en het Duits.

Bibliografie

Abraham, W. (1994). ‘Infinitivergänzungen’, in: A. Steube e.a. (eds.), Zur Satzwertigkeit von Infinitiven und Small clauses. Tübingen: Niemeyer. p. 51-74.
Askedal J.O. (1989). ‘Vergleichende Betrachtungen zur Konstituierung des verbalen Schluβfeldes in den modernen Kontinentalgermanischen Sprachen’, in: K. Porteman e.a. (eds.), Liber Amicorum Prof. dr. Kåre Langvik-Johannessen, Feestbundel naar aanleiding van de zeventigste verjaardag en het emeritaat van de hoogleraar Nederlands aan de Universiteit te Oslo, Leuven: Peeters. p. 23-33.
Beckman, B.J. (1980). Underlying Word Order - German as a VSO Language. Frankfurt/M. enz.: Lang.
Bennis, H.e.a. (red.) (1992). De Binnenbouw van het Nederlands. Een
[pagina 388]
[p. 388]
bundel artikelen voor Piet Paardekooper. Dordrecht: ICG. p. 373-382.
Broekhuis, H. (1997). ‘Twee typen subject’, Nederlandse Taalkunde, 2, p. 35-51.
Cate, A.P. ten e.a. (1996). Kompendium der deutschen Grammatik. Eine kontrastiv deutsch-niederländische Beschreibung für den Zweitspracherwerb. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
Drach, E. (1963). Grundgedanken der deutschen Satzlehre. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 4de editie
Drosdowski G.e.a. (1995). Duden. Grammatik der deutschen Gegenwartssprache, 5., völlig neu bearbeitete und erweiterte Auflage, Mannheim enz.: Dudenverlag.
Dryer, M.S. (1995). ‘Word Order Typology’, in: J. Jacobs e.a. (eds.): Syntax. Ein internationales Handbuch zeitgenössischer Forschung, Berlin-New York: De Gruyter. p. 1050-1065.
Duden (1996). Rechtschreibung der deutschen Sprache, 21., völlig neu bearbeitete und erweiterte Auflage, herausgegeben von der
Dudenredaktion, auf der Grundlage der neuen amtlichen Rechtschreibregeln, Mannheim enz.: Dudenverlag.
Fontein, A.M.e.a. (1993). Nederlandse grammatica voor anderstaligen. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders.
Geerts, G.e.a. (1984). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Wolters-Noordhoff, Leuven: Wolters.
Goedbloed, J. (1995). Kompakt-Grammatik Niederländisch. Stuttgart-Dresden: Klett (vijfde druk).
Haeseryn W. (1990). Syntactische normen in het Nederlands. Een empirisch onderzoek naar volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep, academisch proefschrift Nijmegen, s.l: s.n.
Haider, H. (1994). ‘Fakultativ kohärente Infinitivkonstruktionen im Deutschen’, in: A. Steube e.a. (eds.), Zur Satzwertigkeit von Infinitiven
[pagina 389]
[p. 389]
und Small clauses. Tübingen: Niemeyer. p. 75-106.
Horst, J.M. van der (1993/94). ‘Rode en groene volgorde en analytische taalkunde’, Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek, 14, p. 187-197.
Kasper, C. (1997). ‘Österreichisches Deutsch und andere plurizentrische Sprachen der EU: das Beispiel Flanderns’, in: R. Muhr e.a. (eds.): Österreichisches Deutsch und andere nationale Variäntes plurizentrischer Sprachen in Europa. Wien: Hölder-Pichler-Tempsky. p. 127-146.
Klein M. en M. Visscher (1996). Handboek Verzorgd Nederlands. Spellingregels. Schrijfadviezen, tweede, herziene druk. Groningen: Martinus Nijhoff.
Koops A. (1984/85). ‘De zogenaamde PP-over-V constructie over’, Spektator, 14, p. 352-357.
Koster J. (1972/73). ‘PP over V en de theorie van J. Edmonds’, Spektator, 2, p. 294-311.
Koster J. (1973/74). ‘Het werkwoord als spiegelcentrum’, Spektator, 3, p. 601-618.
Koster J. (1975) ‘Dutch as an SOV Language’, Linguistic Analysis, 1, p. 111-136.
Leuvensteijn, J.A. van (1992). ‘Nederlands tussen SVO en SOV, een Diachrone Schets’, in: H. Bennis e.a. (red.), De Binnenbouw van het Nederlands. Een bundel artikelen voor Piet Paardekooper, Dordrecht: ICG. p. 217-225.
Pardoen, J. (1991). ‘De interpretatie van zinnen met de rode en de groene volgorde’, Forum der letteren, 32, p. 1-22.
Patocka F. (1997). Satzgliedstellung in den bairischen Dialekten Österreichs, Frankfurt/M. enz.: Lang.
Pauwels, A. (1953). De plaats van hulpwerkwoord, verleden deelwoord en infinitief in de Nederlandse bijzin. Leuven: M. & L. Symons.
Postma, W.K. (1970). Hochdeutsche Sprachlehre. Groningen: Wolters-
[pagina 390]
[p. 390]
Noordhoff.
Schutter, G. de (1996). ‘De volgorde in tweeledige werkwoordelijke eindgroepen met voltooid deelwoord in spreek- en schrijftaal’, Nederlandse Taalkunde, 1, p. 207-220.
Seuren, P.A.M. (1990). Filosofie van de taalwetenschappen. Leiden: Nijhoff.
Stegeman, J. (1979). Aspekte der kontrastiven Syntax am Beispiel des Niederländischen und Deutschen. Berlin-New York: W. de Gruyter.
Stegeman H. (1992). Grammatik Niederländisch. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Steube, A.e.a. (eds.) (1994). Zur Satzwertigkeit von Infinitiven und Small clauses. Tübingen: Niemeyer.
Stubkjaer, F.T. (1993). ‘Zur Reihenfolge der Verbformen des Schluβfeldes im österreichischen Deutsch’, in: R. Muhr (ed.) Internationale Arbeiten zum österreichischen Deutsch und seinen nachbarsprachlichen Bezügen. Wien: Hölder-Pichler-Tempsky, p. 39-52.
Sturm, A. (1995). ‘SGF-coördinatie bij nader inzien: verklaring van de eigenschappen en ongehoorde mogelijkheden’, De nieuwe taalgids, 88, p. 333-353.
Theissen, S. (1975). De germanismen in de moderne Nederlandse woordenschat, s.l.: Belgisch interuniversitair centrum voor neerlandistiek.
Verhagen, A. (1986). Linguistic Theory and the Function of Word Order in Dutch. A Study on Interpretative Aspects of the Order of Adverbials and Noun Phrases in Dutch. Dordrecht: ICG.
Verhagen, A. (1992). ‘Patroonsplitsing en Zinsstructuur’, in: H. Bennis e.a. p. 373-382.
Vriendt S. De (1995). ‘Haplologie, cacofonie, doubling?’, in: ibid.: Voor geen kleintje vervaard. Essays over Nederlandse taalwetenschap, (Brussel:) VUBPRESS. (oorspr. in: De nieuwe taalgids, 71, 2 (1978), p.
[pagina 391]
[p. 391]
152-163.)
Zeman J. (1988) ‘Zu Stellungsvarianten des Verbs im Österreichischen: ‘daβ nur ich es hören habe können’’, in: Brünner Beiträge zur Germanistik und Nordistik, 6, p. 71-81.
voetnoot*
Ik dank dr. R. Vismans voor zijn suggesties bij een eerdere versie van dit artikel.
voetnoot1
Bijvoorbeeld Goedbloed (1995): 6 van 145 blz.; Stegeman (1992): 1 van 200 blz.; Postma (1970): nauwelijks 3 van 500 blz.; Ten Cate e.a. (1996): 23 van 260 blz., hoofdzakelijk over morfo-syntactische vraagstukken.
voetnoot2
Voor het eerst bij Koster (1975); vgl. Van Leuvensteijn (1992); ook Sturm (1995: 343, n. 2.)
voetnoot3
Beckman (1980).
voetnoot4
Dryer (1995: 1062) denkt daarom dat de woordvolgordetypologie niet van toepassing is voor het Nederlands en het Duits.

voetnoot5
De Nederlandse zin is overgenomen uit: De Gelderlander, 2-9-1997: 1.
voetnoot6
Vgl. Geerts e.a. (1984: hoofdstuk 22).
voetnoot7
Vgl. Geerts e.a. (1984: 1022); Broekhuis (1997: 42). Zoals uit latere voorbeelden zal blijken, kunnen sommige verplichte objecten wel buiten de tang staan.
Overigens blijken zinsdelen een min of meer vaste volgorde te krijgen zodra ze buiten de tang komen te staan (vgl. Koops (1984: 356); Koster (1973/74: 605, 611, 614); Koster (1975: 134); m.b.t. relatieve bijzinnen Verhagen (1992: 373-382).
voetnoot8
De eerste vier voorbeeldzinnen zijn overgenomen uit Koster (1972/73: 302 en 297).
voetnoot9
Vgl. ook Verhagen (1986: 64). Patocka (1997: 47) aanvaardt dergelijke zinnen ook wel voor het Hoogduits.
voetnoot10
Geerts e.a. (1984: 1024). Vgl. ook de volgende zinnen: ‘In Parijs is op 49-jarige leeftijd overleden de Belgische chansonnier Jacques Brel.’ / ‘Im Alter von 49 Jahren ist in Paris der Belgische Chansonnier Jacques Brel gestorben.’ In de Duitse versie komt het deelwoord helemaal op het einde, maar dit wordt gecompenseerd door de vermelding van de leeftijd aan het begin, wat meteen duidelijk maakt dat het om een overlijdensbericht gaat.
voetnoot11
Klein & Visscher (1996: 200).
voetnoot12
De volgende zinnen zijn overgenomen uit: Geerts e.a. (1984: 1023); Koster (1973/74: 607); Koster (1972/73: 297); Koops (1984: 355, 353).
voetnoot13
De Nederlandse voorbeelden zijn gekozen uit Geerts e.a. (1984: 1023, 1027).
voetnoot14
Vgl. ook Drosdowski (1995: § 1070).
voetnoot15
Interessant is in dit verband ook het feit dat het Nederlands vaak de voorkeur geeft aan gesubstantiveerde infinitieven, waar het Duits substantivische afleidingen heeft (vgl. ‘die Mitnahme’/‘het meenemen’, ‘der Schliff’/‘het slijpen’, ‘het geslepen zijn’, ‘die Weitergabe’/‘het doorgeven’ enz.).
voetnoot16
Vgl. ook Theissen (1975).

voetnoot17
Vgl. Askedal (1989: 23-33); ook Seuren (1990: 104).
voetnoot18
De vervangende infinitief wordt in het Duits minder vaak toegepast dan in het Nederlands; vgl. ook later.
voetnoot19
In het kader van de nieuwe spelling zullen deze werkwoorden ook in het Duits uit elkaar worden geschreven (vgl. Duden (1996: 34, regel 39).
voetnoot20
Deze zin is overgenomen uit De Vriendt (1978: 96). Vgl. ook Geerts e.a. (1984: 609).
voetnoot21
Vgl. Askedal (1989: 29) (zie ook Geerts e.a. 1984: 598). De Duitse vertaling die Askedal geeft, is evenwel verkeerd.
voetnoot22
Vgl. Drach (1963: 41, 63) (oorspronkelijk 1937 en helaas niet geheel vrij van een pro-Duits gedachtegoed); vgl. Geerts e.a. (1984: 1015).

voetnoot23
Vgl. Geerts e.a. (1984: 531); vgl. ook Fontein e.a. (1993:§ 822). In deze boeken wordt geen aandacht besteed aan groepsvorming bij adjectieven (vgl. ‘... dat het langer lijkt te worden’).
voetnoot24
De Duitse zinnen zijn overgenomen uit Abraham (1994) en Haider (1994) en door mij naar het Nederlands vertaald.
voetnoot25
Een persoonlijk voornaamwoord dat een indirect object aanduidt, staat in het Duits verplicht vóór het subject (vgl. ook Stegeman (1979: 114)).

voetnoot26
Zie Haeseryn (1990: 34 en 137).
voetnoot27
Vgl. De Schutter (1996: 208); Klein & Visscher (1996: 194).
voetnoot28
Haeseryn gaat echter niet in op de vraag in hoeverre de rode volgorde omgekeerd de lengte van de tang beïnvloedt.
voetnoot29
Vgl. Geerts e.a. (1984: 601); Klein & Visscher (1996: 194).
voetnoot30
Vgl. Klein & Visscher (1996:196); en Haeseryn (1990: 262). Zie ook Pardoen (1991) en Van der Horst (1993/94).
voetnoot31
Vgl. Patocka (1997: 262, 277, 286, 288).

voetnoot32
Klein & Visscher (1996: 195).
voetnoot33
Haeseryn (1990: 276).
voetnoot34
Ibid. 65.
voetnoot35
Ibid. 70, 245; ook Klein & Visscher (1996: 195).
voetnoot36
Vgl. Drosdowski (1995: § 1353). Informatie over de beperkingen bij ‘Modalverben’ zoekt men daar tevergeefs; vgl. evenwel Stubkjaer (1993: 47).
voetnoot37
Vgl. Patocka (1997: 281); Zeman (1988: 77); Stubkjaer (1993: 48). Askedal (1989: 25) signaleert ook een geval van tussenplaatsing van sein bij de Oostenrijkse schrijver P. Handke (‘Da (...) über den Tod (...) geklagt ist worden’). Overigens zijn Zwitsers en Oostenrijkers veel sterker gehecht aan hun nationale varianten dan Vlamingen aan hun taalgebruik. (Vgl. Kasper: 1997).
voetnoot38
Dat blijkt overigens ook uit zinnen waarin de vervangende infinitief ook wordt gebruikt als het bovengeschikte werkwoord ontbreekt: ‘Er hatte alles [haben] wollen, nur keine sogenannte geistige Unterhaltung’, ‘Auch ich hätte nach Frankreich [gehen] können, blieb aber in Schlesien’ (vgl. Zeman (1988: 79)).
voetnoot39
Patocka (1997: 279).
voetnoot40
Vgl. Zeman (1988: 73).
voetnoot41
Patocka (1997: 280, 282). Bij Zwitserland kan men vermoedelijk uitgaan van een Franse invloed (vgl. ‘(...) qu'il a dû travailler’), bij Duitsland eventueel van een Nederlandse invloed (vgl. ‘(...) dat hij heeft moeten werken’).
voetnoot42
Vgl. Haeseryn (1990: 76, 292).
voetnoot43
Constructies van het type ‘Da kann ich nicht genug von bekommen’ zijn echter wel gebruikelijk in de gesproken taal van Noord- en in mindere mate ook van Midden-Duitsland.
voetnoot44
Vgl. Drosdowski (1995, § 1353); Patocka (1997: 303).
voetnoot45
Vgl. Haeseryn (1990: 83, 315).

voetnoot46
De Gelderlander, 2-9-1997, 1; vgl. ook Geerts e.a. (1984: 967). Vgl. evenwel ook: ‘Wir, ohne einen Moment zu zögern, hatten sofort zugestimmt’ (Duden 1996: 47, regel 75), waar de beknopte bijzin als een bijvoeglijke bepaling bij wir geïnterpreteerd kan worden. Eenzelfde interpretatie is ook mogelijk bij zin 86.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 30 augustus 1997

  • 29 augustus 1997

  • 28 augustus 1997

  • 27 augustus 1997

  • 26 augustus 1997

  • 25 augustus 1997

  • 24 augustus 1997


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Christine Kasper