Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 14 (2000) (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

(2001)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Perspectieven voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw. Handelingen Veertiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 245]
[p. 245]

Nederlands als bronnentaal

[pagina 247]
[p. 247]

Historisch ABC in 35 lessen: Indonesische studenten geschiedenis leren Nederlands lezen
Margriet Moka-Lappia (Makassar) en Hans Groot (Jakarta)

Leren lezen deed je vanuit een ABC, zo was het eeuwenlang. ABC-plankjes en ABC-boeken in allerlei vormen en allerlei formaten zijn te vinden in school- en onderwijsmusea, bibliotheken en andere verzamelplaatsen, sommige exemplaren honderden jaren oud. Het leesonderwijs in de moedertaal heeft grote veranderingen ondergaan, maar op een bepaalde manier blijft het ABC-boek in moderne vormen terugkomen: Dick Bruna, Willem Wilmink, Joost Roelofsz. Nederlandse schrijvers en tekenaars blijven hun tanden zetten in de opdracht die achter hun nieuwe ABC-boeken schuilgaat: hoe leren we die kinderen lezen?

 

ABC-boeken en -plankjes horen bij het moedertaalonderwijs. Vreemdetaalonderwijs gaat niet via een ABC. Toch hebben wij in onze titel vandaag het verband gelegd met ‘A is een aapje’. Het gaat immers bij de ABC-boeken om een leermiddel en zo ook bij het Historisch ABC waardoorheen wij u willen voeren. Een leermiddel voor Indonesische geschiedenisstudenten, die Nederlands moeten leren opdat zij kunnen terugvallen op Nederlandstalige bronnen, zodat ze bij historisch onderzoek Nederlandse publicaties en Nederlands archiefmateriaal kunnen raadplegen.

 

Wij proberen u een indruk te geven van deze leergang, waarbij eerst de achtergrond en de tekstopbouw ter sprake komen, waarna aandacht besteed wordt aan een aantal didactische aspecten: over hoe het materiaal in de lespraktijk functioneert.

 

Bij ons vorige colloquium (1997) spraken wij al over de problematiek van het Nederlandse ‘leesonderwijs’ aan de Indonesische rechtenfaculteiten en letterenfaculteiten. Het onderwerp is niet beperkt tot Indonesië, zoals we uit de reacties op de bronnentaaldag van drie jaar geleden hebben kunnen horen. ‘Nederlands als bronnentaal’ is een begrip aan het worden. Naast het Nederlands als tweede taal binnen het

[pagina 248]
[p. 248]

taalgebied (NT2) en het Nederlands als vreemde taal buiten het taalgebied (NVT) ontwikkelt zich als variant van het NVT het NBT, Nederlands als bronnentaal. Wij duiden ermee aan: al dat onderwijs in het Nederlands voor historici, kunsthistorici, juristen, antropologen e.a. dat gericht is op het ontwikkelen van leesvaardigheid in het Nederlands en wel als enige vaardigheid.

 

Voor het Indonesische onderwijsveld geven wij een belangrijk punt nog maar eens aan, ook al omdat het voor collega's in andere landen op dezelfde wijze zal gelden: weinig contacturen, dus geen tijd voor het doorlopen van een algemene viervaardighedencursus; geen specifiek materiaal voorhanden behalve datgene wat individuele docenten in de loop der tijd zelf hebben ontwikkeld en dat meestal niet op de markt is; grote groepen studenten of, als dat niet het geval is, kleine maar heterogeen samengestelde groepen. Kortom er was behoefte aan aangepast materiaal en dat materiaal moest er snel komen, gemakkelijk verkrijgbaar zijn en gemakkelijk te implementeren.

 

Gelukkig sprong de Nederlandse Taalunie in op het goede moment door het project Nederlands leren lezen te steunen, resultaat van een in Jakarta gehouden Taaluniecolloquium, het Nederlands in de wereld (1996). Sinds 1997 verschijnt een serie leerboekjes voor rechten- en geschiedenisstudenten, met een kleine grammatica en met cassettes. Voor rechtenstudenten is er een beginnerspakket, voor geschiedenisstudenten is er zowel een beginnerspakket als een pakket voor gevorderden. Andere pakketten voor andere disciplines zoals letteren en linguïstiek, antropologie, islamologie zullen volgen. Die leermiddelen worden ontwikkeld in samenspraak tussen Indonesische en Nederlandse neerlandici en de docenten die aan de faculteiten de lessen ook werkelijk geven, veelal historici en juristen. Het Erasmus Taalcentrum in Jakarta kan dankzij de Taaluniesteun de leergang in ruime mate verspreiden onder docenten. Via studiedagen en korte intensieve bijscholingen voor docenten wordt het materiaal verder geïmplementeerd.

 

Over het pakket voor geschiedenisstudenten willen wij het vandaag hebben: een pakket van 38 lessen, verdeeld over twee cursistenboeken en bedoeld om de studenten zo ver te brengen dat zij zelfstandig

[pagina 249]
[p. 249]

Nederlandse teksten over Indonesische geschiedenis kunnen lezen en vertalen.

Over de grammatica willen wij kort zijn. Het is in feite een uitgeklede grammatica. De samenstellers (Hartveldt en Riyanto, 1997) hebben geprobeerd een basisgrammatica te strippen van alles wat er niet strikt nodig was voor het leesonderwijs dat hen voor ogen stond: herkennend lezen, altijd een woordenboek bij de hand.

De hoofdpunten die overbleven zijn de volgende:

-onderscheid leren maken tussen veranderlijke en onveranderlijke woorden;
-snel leren herleiden van woordvormen tot de woordenboekvorm, in dienst van woordenboekgebruik;
-woordgroepen leren onderscheiden in de zin;
-sleutelwoorden leren identificeren;
-onderscheid leren maken tussen de gesloten groep van functiewoorden (voegwoorden, voorzetsels, voornaamwoorden, lidwoorden) en de open klasse van de inhoudswoorden.

Het gebruik van deze grammatica vraagt in de praktijk van het lesgeven een heel eigen aanpak.

 

De beperkte tijd die in de universitaire curricula wordt ingeruimd voor het Nederlands maakt het noodzakelijk om efficiënt met de tijd om te springen. Vandaar de aanpak: meteen met Nederlandse teksten van start. We hebben immers te maken met universitaire studenten die allemaal al eens eerder een westerse taal hebben geleerd. Omdat de studenten in principe geen vocabulaire hebben, beginnen we met vier teksten over het leren lezen van het Nederlands. Hierna volgt een citaat uit les 2 opdat u zich daarbij iets kunt voorstellen:

Dit is een cursus Nederlandse taal voor beginners. Deze Nederlandse taalcursus is gemaakt voor Indonesische docenten en studenten. U moet Nederlandse teksten leren lezen en vertalen.
(EE 9a, p. 14, voorbeeld 1 van Bijlage 1)
[pagina 250]
[p. 250]

Voordat de studenten met de eerste geschiedenistekst te maken krijgen, in principe in hun vierde bijeenkomst, moeten ze met een minimum aan taalkundige kennis binnen de nieuwe leesactiviteit vertrouwd zijn en daarover gaan dan ook de teksten van les 2-5: over Nederlands leren lezen, over het woordenboek, over veranderlijke en onveranderlijke woorden, over volgorde in de zin, over grondwoorden in verband met het woordenboek, over het subject en het predikaat in een zin. Het is allemaal erg elementair, maar vergeet u niet: het zijn geen linguïsten die een taal leren, maar historici die er een taal bij leren, en wel alleen het lezen in die taal.

 

Als de studenten dan de eerste van de 32 resterende lessen onder ogen krijgen, worden ze geconfronteerd met een in elf zinnen, sterk herschreven paragraaf uit een boek van J. Breman over de plaats van de koelies in de 19de-eeuwse maatschappij van Noord-Sumatra. Hierna volgen de eerste zinnen:

De agrarische wet van 1870 maakte een einde aan het cultuurstelsel. Dit leidde tot particuliere investeringen uit Nederland en de groei van grote landbouwondernemingen. De eerste ondernemer in Deli heette J. Nienhuys.
(EE 9a, p. 42, voorbeeld 2 van Bijlage 1)

De tekst bestaat uit enkelvoudige zinnen of gemakkelijk tot enkelvoudige zinnen te herleiden tekstfragmenten. De tekst van Breman is er enigszins door verschoolst, maar dat mag wel omdat het een didactisch doel dient. De woordenschat is grotendeels intact gebleven. Hierdoor wordt de student meteen op zijn eigen niveau aangesproken. De tekst moest een relevante én bestaande tekst zijn, omdat wij menen dat dit de motivatie van de studenten vergroot. Hij kon echter niet onveranderd blijven omdat in deze fase enkele grammaticale problemen worden behandeld die het best in een vereenvoudigde zin tot hun recht komen.

 

Vanaf deze tekst gaat het in acht tekstfragmenten, allemaal uit het boek van Breman naar een hoger tekstniveau met samengestelde en ingebedde zinnen. Een voorbeeld uit de laatste tekst van het eerste boek geeft dit aan:

[pagina 251]
[p. 251]
Aan de werfkantoren in Penang en Singapore moest steeds meer worden betaald. Ronselaars probeerden arbeiders van de ene plantage weg te lokken naar de andere, zodat zij commissie konden vragen. In 1879 werd de Deli Planters Vereeniging opgericht, en werden afspraken gemaakt over uniformering van arbeidscontracten.
(EE 9a, p. 98, voorbeeld 3 van Bijlage 1)

Het aantal tekstingrepen is verkleind. De tekst staat dichter bij het origineel, maar is nog altijd een herschreven tekst. De moeilijkheidsgraad is aanzienlijk voor een student die minder dan vijftien bijeenkomsten van 90 minuten (dus nog geen vijfentwintig klokuren) les heeft gehad, maar de praktijk leert dat het te doen is. Het is vooral de woordenschat die maakt dat het een moeilijke tekst lijkt voor wie minder dan één semester Nederlands heeft geleerd. Daarom is in het eerste cursusdeel gekozen voor ruime woordverklaringen in de vorm van vertalingen.

 

In het vervolgboek, dat op het tweede en derde semester (telkens vijfentwintig klokuren per semester) gericht is, komen vierentwintig teksten voor die verder opklimmen in moeilijkheidsgraad en die gegroepeerd zijn in vier eenheden. Zijn de eerste teksten in dit tweede deel nog enigszins (zij het minimaal) vereenvoudigd, vanaf tekst zeven komen geen ingrepen meer voor. De teksten komen uit allerlei soorten bronnen: handboeken, monografieën, autobiografische teksten, kranten, de encyclopedie, van Nederlandse auteurs en van Indonesiërs die in het Nederlands schreven. Uiteraard heeft ook dit een dubbel doel: behalve een variatie in woordenschat en stijlen is het ook een variatie in brongebruik, dat immers zo gevarieerd is bij historisch onderzoek. Daardoor is ook de moeilijkheidsgraad verschillend. Van een nog voor een groot publiek geschreven modern handboek over de geschiedenis van de Nederlandse koloniën uit de jaren negentig tot een tekst uit het begin van de 20ste eeuw over een detailkwestie uit de Indonesische historiografie. En van laat-twintigste-eeuws modern Nederlands tot het Nederlands van de 17de eeuw. Van teksten in een moderne alledaagse drukletter tot teksten in een oude gotische drukletter en foto's van archiefstukken uit het Nationaal Archief te Jakarta.

[pagina 252]
[p. 252]

Enkele voorbeelden kunnen de gevarieerde keuze en het daardoor gecompliceerde tekstaanbod enigszins recht doen. Eerst een klein fragment uit een monografie over de ongezondheid van Batavia (1994):

De cijfers over de ongezondheid die in het VOC-archief bewaard zijn gebleven, bestaan uit twee categorieën: het aantal compagniesdienaren dat jaarlijks of maandelijks in Batavia is overleden en het aantal Christelijke inwoners, dat in de stad is begraven.
(EE10 a, p. 42, voorbeeld 4 van Bijlage 1)

Een fragment van het Nederlandse dagboek van Syahrir uit 1936 geeft een stap verder te zien naar een tekst van een andere toonzetting met een lastiger, persoonlijk getint taalgebruik:

Dat er bedoeling en lijn liggen in dit sympatie-winnen van de oosterse volkeren ligt nogal voor de hand. Ik moet mij al heel sterk vergissen, of zij hebben bij onze kleinburgers, middenstanders en ambtenaren bereikt dat die zich de laatste jaren meer en meer naar Japan wenden voor de studie van hun zoons en dochters, evenals voor hun culturele ontwikkeling.
(EE 10a, p. 66, voorbeeld 5 van Bijlage 1)

De laatste zes lessen maken gebruik van foto's uit oude drukken en van archiefstukken. De gedachte is, dat de student dan het beoogde niveau heeft bereikt van de op gewone wijze gepresenteerde teksten. Weliswaar zijn in de teksten 1-18 uit het vervolgdeel alleen fragmenten uit de 20ste eeuw gepresenteerd maar het tekstaanbod is dusdanig gevarieerd in stijl en moeilijkheidsgraad dat we ervan uitgaan dat de student zelfstandig langere fragmenten kan lezen.

Daarom wordt afgesloten met die laatste stap in tekstvariatie en moeilijkheidsgraad: zoals gezegd oude drukken (17de- en 18de-eeuws) en archiefstukken (17de-19de-eeuws). Daaraan gaat een inleiding voor de student vooraf over oude drukletter en oud schrift. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om een handleiding over archivistiek en bibliologie aan de leescursus toe te voegen, maar oefening met het Nederlands in een oude drukletter en oud schrift wordt de student geacht te hebben

[pagina 253]
[p. 253]

doorlopen. Daarmee wordt tegelijk ook het element van een oude spelling aan het oefenmateriaal toegevoegd, zoals blijkt uit het volgende voorbeeld:

Dit Eylandt Borneo is een van de grootste Eylanden van Oost-Indien. De Hooft-stadt/ mede Borneo ghenaemt/ leydt in een moras/ soo dat mender met Prauwen moet vaeren van huys tot huys: Daer staen tusschen de twee en drie duysent huysen/ ende daerenboven hebbense veel huysen en hoven te landewaert in.
(EE 10 a, p. 106, voorbeeld 6 van Bijlage 1)

In Bijlage 1 ziet u ten slotte een voorbeeld van een fotokopie van een archiefstuk uit 1660, een verdrag van de VOC met de sultan van Makassar, waarmee de leergang wordt afgesloten. Ontcijferen, herkennen, woordenboekgebruik zijn dan de sleutelwoorden. Leest u maar even mee:

Eerstelijck is over een gekomen, dat de Coninck van macassar, nogte zijn volck, haar voortaan niet en sullen bemoeijen met Bouton, ofte landen ende staaten daaronder behoorende als sijnde d'eijgen landen van de coninck mandarsaha van Ternate.
(EE 10a, p. 132, voorbeeld 7 van Bijlage 1)

De stap van in gewone, moderne drukletter gepresenteerde tekst naar de facsimile van een oude druk of een archiefstuk is psychologisch nogal groot, maar kan juist door de spanning die hij oproept in positieve energie worden omgezet: de studenten vinden het een avontuur te ontdekken welke woorden er staan, waarover de tekst gaat. Het is een speurtocht.

 

Wij hebben u met deze korte tekstfragmenten een indruk gegeven van de tekstkeuze van de leergang. De laatste tekst geeft direct een indruk van het beoogde eindniveau. Er is nog niet gesproken over de teksten op de cassettes die bij het studentenboek horen. Daarop staan alle teksten van het beginnersboek en tekst 1-18 van het deel voor gevorderde studenten. Niet de oude teksten, omdat het ontcijferen van het oude schrift een opdracht op zichzelf is die niet vergemakkelijkt hoeft te worden door een voorgelezen versie. De teksten op de band hebben een dubbele functie: zij helpen tekststructuur te ontdekken in de moeilijke fragmenten en

[pagina 254]
[p. 254]

helpen bij het memoriseren van woorden, doordat deze niet alleen gelezen, maar ook gehoord worden. Daarmee komen we bij een paradoxaal aspect van dit soort onderwijs: geen luistervaardigheid en toch een cassette met de voorgelezen teksten. Andermaal: het gaat om een hulpmiddel bij het memoriseren en bij het herkennen van structuur in zinnen die daardoor iets toegankelijker worden. Zo is het groeperen van woorden tot woordgroepen, een essentieel onderdeel van het herkennen van zinsstructuur, gemakkelijker als de menselijke stem laat horen hoe de globale structuur verklankt wordt.

 

U vraagt zich af hoe de leeslessen in de praktijk in hun werk gaan. Welke handelingen moeten de studenten met de tekst doen en welke vaardigheden worden geoefend? Hoe speelt in de praktijk van de les de grammatica een rol? Hoe wordt het woordenboekgebruik geoefend? Kortom een hele serie didactische vragen. Kunnen de studenten na 75 contacturen deze teksten ook werkelijk lezen en vertalen?

Daarvoor bekijken we de praktijk aan de Universitas Hasanuddin te Makassar, waar geschiedenisstudenten met de twee boeken werken.

De lessen 1-5 van het eerste studentenboek zijn bedoeld om de Nederlandse zins-, woordgroep- en woordbouw te leren herkennen. Les een is in het Indonesisch en is bedoeld als introductie over het Nederlands, en als opfrisser over taalelementen, taalanalyse en taalfuncties. In de eerste les kan de docent de belangrijkste kenmerken van de Nederlandse zinsconstructie laten zien: waar het onderwerp, de persoonsvorm, het object en de bijwoordelijke bepaling staan in een mededelende enkelvoudige zin. Deze worden dan vergeleken met het Indonesisch, waar deze taalfuncties niet altijd dezelfde plaats innemen.

In het jaar 1864 /haalde / Nienhuys / een aantal hadjis /uit Penang.
(Di tahun 1864 /Nienhuys / mendatangkan / sejumlah hadji /dari Penang.)

De toepassing van contrastieve grammatica is economisch meestal effectief. Bij het begrip PV (persoonsvorm) en het gebruik van tempus, die het Indonesisch niet kent, komt de vergelijking met het Engels van pas. Het is interessant om en passant ook aandacht te besteden aan woorden in het Indonesisch die overgenomen zijn uit het Nederlands. Deze eerste vijf lessen gaan over de Nederlandse taal. Er worden voorbeeldzinnen gebruikt die direct te maken hebben met de realiteit of

[pagina 255]
[p. 255]

historische voorbeeldzinnen, bv. ‘De Diponegoro-oorlog duurde van het jaar 1825 tot 1830‘. Bij de grammaticale uitleg is het grammaticaboekje van groot belang als naslagwerk, waar de student telkens in kan opzoeken hoe het ook alweer zit. Bijvoorbeeld de pronomina die voor sprekers van westerse talen een heel simpel begrip zijn, maar voor Indonesiërs - die geen verschil maken tussen de persoonlijke voornaamwoorden als subject, object of als bezittelijk voornaamwoord - veel problemen opleveren. De docent kan de gelijkenis met het Engels noemen, de bedoelde bladzij aanwijzen en de studenten de taak geven om ze te memoriseren. Dit is een voorbeeld van een grammaticaal onderwerp dat niet veel uitleg vergt, hetgeen ook geldt voor de lidwoorden, preposities, telwoorden, negatie, enz., de groep onveranderlijke woorden. Deze kunnen ze direct leren. Met andere woordklassen, zoals het werkwoord is dat heel anders. Die zijn voor Indonesiërs heel complex, en daarom moet het probleem van de werkwoorden stap voor stap opgebouwd worden, gelijklopend met de zinsbouw in teksten die steeds complexer worden. De herkenning van het karakteristieke van een woordgroep is van groot belang. Vele Nederlandse woorden hebben eenzelfde vorm, maar andere functies en soms ook betekenissen. Studenten zoeken het woord ‘boeren’ in een zin als: ‘In Bantam kwamen de boeren in opstand tegen Sultan Ali Hadji.’ direct bij het werkwoord boeren, en niet bij het zelfstandig naamwoord ‘boer’. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor woorden als ‘bergen’, ‘was’, ‘zijn’, ‘meer’, enz. die verschillende taalfuncties kunnen bekleden met wisselende betekenissen.

 

Wat aan het begin van de lessen besproken moet worden, is de spelling van het Nederlands en dat gebeurt dan ook in de eerste les van de grammatica. Dit is van belang om woorden op de juiste plaats in het woordenboek te kunnen zoeken. Woorden die veranderingen ondergaan (vervoegingen, verbuigingen en afleidingen), ondergaan vaak ook een verandering in de schrijfwijze. De Nederlandse taal past een zeer fonetische spelling toe, die voor Indonesiërs vreemd en onpraktisch is, want ze moeten die woorden weer herleiden tot de oorspronkelijke vorm om ze te kunnen opzoeken in het woordenboek. Een heel simpele verandering in het adjectief kan bij Indonesische studenten een misstap veroorzaken, bv. dat ze het woord ‘hele’ bij ‘hel’, ‘gele’ bij ‘gel’ of ‘lage’ bij ‘lag’ zoeken. Hetzelfde geldt voor de meervoudsvorming met -en

[pagina 256]
[p. 256]

(‘taken’ zoeken ze bij ‘tak’ en ‘zaken’ bij ‘zak’) en de vervoegingen bij de werkwoorden.

Gezien de problemen die Indonesische studenten zullen ondervinden bij de grammatica, wordt in die eerste vijf lessen niet te diep ingegaan op de problemen. Dat schrikt hun af. Het belangrijkste is dat ze eerst een algemeen inzicht krijgen in de grammatica. Later moeten ze ieder probleem leren oplossen in de lessen die ze onder ogen krijgen.

 

De teksten van de lessen 6 t/m 13 in het eerste boek zijn afkomstig uit een en hetzelfde boek. De opbouw van elk hoofdstuk is gelijk, de opdrachten zijn steeds dezelfde. De bedoeling ervan is om deze bij de studenten in te prenten, om een bepaalde attitude en werkwijze te ontwikkelen voor later als ze zelfstandig te werk moeten gaan met andere teksten. Ze moeten de gewoonte ontwikkelen om zinnen altijd eerst te analyseren naar de taalfuncties, de woordgroepen te leren herkennen (zelfstandig naamwoord, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of prepositioneel) en woorden kunnen terugvoeren tot hun basisvorm. De studenten willen altijd zo snel mogelijk alles afwerken, en beginnen steeds weer direct hun woordenboeken te pakken zonder eerst te analyseren, en dit kan leiden tot lachwekkende (of trieste) vertalingen, zoals: ‘De koelies liepen altijd weg’, dat wordt vertaald als: ‘Kuli-kuli itu berjalan selalu di jalan’ (De koelies lopen altijd op de weg).

Iedere les bestaat uit de volgende delen (zie bijlage 2, kopie van les 10):

1.Een tekst die uit tien tot dertien zinnen bestaat.
De docent geeft een korte introductie waar de tekst over gaat. Deze wordt (gevarieerd in volgorde en naar gelang de situatie) voorgelezen door de docent, samen in de klas of eerst thuis van de cassette beluisterd, samen nagezegd door de studenten, door de studenten om beurten per zin gelezen, enz. Daarna bestuderen de studenten deze tekst met de woorden die in de woordenlijst eronder staan. De tekst moet minimaal drie keer gelezen en/of beluisterd worden om de woorden te kunnen herkennen, goed te leren uitspreken, de woordgroepen van elkaar te leren afbakenen en de tekst in grote lijnen te begrijpen.
[pagina 257]
[p. 257]
2.Een lijst van woorden, woordgroepen en collocaties die in de tekst gebruikt worden.
In boek 2 worden alleen nog de moeilijke en nieuwe woorden in deze lijst opgenomen. De studenten worden zo gedwongen de woorden die niet in de lijst voorkomen op te zoeken in het Nederlands-Indonesisch woordenboek.
Achterin het boek staat een woordenlijst met alle in het boek voorkomende woorden.
3.Taken.
De taken worden in het algemeen in de klas behandeld. De studenten werken voornamelijk in groepen, waardoor ze met elkaar moeten samenwerken. De taak van de docent beperkt zich tot het inleiden van een nieuwe tekst en bij het helpen oplossen van problemen waar de studenten zelf niet uitkomen. De docent fungeert als begeleider, als mediator. De taken worden soms verdeeld; dan krijgen de studenten een individuele taak. Dat is om te zorgen dat iedereen actief meedoet, want meestal kan je zien wie er meer talent heeft, wie ijverig is en wie er alleen maar wat bij hangt. Als een les niet klaar komt binnen de hiervoor vastgestelde honderd minuten, dan moeten de opdrachten thuis afgemaakt worden, als groep of individueel. Woorden leren en het volgende hoofdstuk voorbereiden wordt altijd als huiswerk opgegeven.

De opdrachten in het boek hebben de volgende ordening:

a.Grondwoorden opzoeken: de bedoeling is dat de studenten leren woorden te herleiden tot het grondwoord zodat ze het grondwoord kunnen opzoeken in het woordenboek. Deze woorden zijn meestal ook de sleutelwoorden. Zo leren ze een zin snel begrijpen. De studenten moeten in deze periode het Nederlands-Indonesisch woordenboek leren gebruiken, de gebruikte tekens en afkortingen leren begrijpen en handigheid in het snel opzoeken van woorden krijgen. Taalverwervingsdocenten weten allen uit de volgende voorbeelden voor welke valkuilen de studenten moeten worden behoed.
- ramen ---- 1. beramen (ww) 2. raam (znw)
- woonden ---- wonen
- waren ---- 1. waar (znw) 2. zijn (ww)
[pagina 258]
[p. 258]
Ook samengestelde woorden moeten ze kunnen ontleden:
- dienstverband - dienst + verband
- strafbepaling - straf + bepalirig
Behalve de betekenis opzoeken van de lexemen die de samengestelde woorden vormen, moeten ze daarna de betekenis in de Indonesische woordstructuur zetten, waarin de volgorde net anders is.
Collocaties zijn altijd moeilijk, want die moeten ze (her)kennen en domweg uit het hoofd leren, zoals:
- in verval raken
- onder contract staan
b.Grammatica-uitleg en oefeningen: eerst wordt een korte uitleg gegeven en daarna volgt een aantal oefeningen over zinsconstructie en (werk)woordvormen. Het belangrijkste is om de zinnen te kunnen analyseren tot woordgroepen die overeenkomen met hun taalfuncties. Wat de studenten het moeilijkst vinden is de tangconstructie, ofwel het gescheiden plaatsen van de werkwoorden binnen een zin, speciaal bij samengestelde werkwoorden. (Zie bv. bovenstaand voorbeeld van ‘weglopen’, ook ‘overlopen’, ‘oversteken’, enz.)
c.Verwijswoorden: deze zijn heel belangrijk voor het ontdekken van samenhang in de tekst. Studenten zien ze vaak over het hoofd, en krijgen hierdoor problemen bij het vertalen. Als een zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord de zin opent, zal de student geneigd zijn het tweede woord als zelfstandig naamwoord op te vatten.
Voorbeeld: ‘Deze droeg zijn bevoegdheden aan de planters over’.
d.Vertalen: studenten leren de woorden op te zoeken, woordgroepen als een geheel te vertalen en de zinnen in een grammaticaal correct en begrijpelijk Indonesisch te vertalen.
e.Tekstbegrip: hier staan drie tot vier vragen over het kernprobleem van de tekst. De vragen zijn in het Indonesisch, en moeten ook in dezelfde taal beantwoord worden om te zien of de studenten de tekst inderdaad goed hebben begrepen.
[pagina 259]
[p. 259]
f.Woordenschat: hier staan de belangrijkste en nieuwe woorden, woordgroepen of collocaties die de studenten moeten leren. Dit wordt meestal als huiswerk opgegeven.

We weten dat twee doelstellingen centraal staan, namelijk begrijpend lezen en vertalen. De docent kan deze vaardigheden afwisselend oefenen, door een andere volgorde van de taken toe te passen, met op de eerste plaats het vertalen en het toetsen van tekstbegrip. In latere lessen (als de studenten reeds een redelijke woordenschat hebben), kan de docent proberen om na het opzoeken van een aantal sleutelwoorden direct het tekstbegrip te toetsen bij de studenten. Dit zal goede resultaten laten zien wanneer ze zich de analyse-attitude reeds eigen hebben gemaakt en die kunnen toepassen.

 

Het eerste gedeelte van boek twee (les 1 t/m 6) is een voortzetting van het eerste boek, alleen op een hoger niveau. De overstap van boek een naar boek twee verloopt soepel, omdat de niveaus goed aansluiten.

In het tweede gedeelte leren de studenten niet alleen Nederlands, maar ze ontwikkelen ook andere kennis die te maken heeft met het leren opzoeken en gebruiken van bronnen, de zogenaamde ‘heuristiek’. De teksten laten verschillende versies zien van titels, ondertitels en de afkortingen die erbij horen. Ook maken ze kennis met bekende schrijvers die ieder hun eigen schrijfstijl en woordkeuze hebben, ook met verschillende teksttypes als registers, dagboeken, brieven, besluiten en grafieken. Bij het behandelen van deze teksten is het goed om af en toe een andere tekst over hetzelfde onderwerp te nemen. Laat de studenten beide teksten naast elkaar leggen en laat ze de gemeenschappelijke of verschillende gedachtegang en gegevens vergelijken, en vraag ze hun opinies daarover. Deze werkwijze motiveert de studenten en opent hun ogen voor het belang van de studie.

 

In deze periode moeten de studenten ook leren omgaan met een Nederlands-Nederlands woordenboek. Eerst zouden ze een synoniemenwoordenboek kunnen raadplegen, en langzamerhand van handwoordenboeken (van Koenen bijvoorbeeld) tot de grote Van Dale kunnen opklimmen. Hierbij moet niet te gemakkelijk gedacht worden over woorden-

[pagina 260]
[p. 260]

boekgebruik. Vóór de studenten de driedelige Van Dale echt kunnen gebruiken, moeten ze heel wat geoefend hebben.

De oefeningen in boek twee zijn tot en met les 18 van hetzelfde type en staan in dezelfde volgorde als in boek een. Alleen staat hier geen woordenlijst met verklaring; de studenten moeten zelf de betekenis van deze sleutelwoorden of begrippen in het woordenboek opzoeken. De rest van de oefeningen verschilt niet van het eerste boek.

Het derde gedeelte (les 19 t/m 24) is een beetje anders omdat men hier niet alleen te maken heeft met de problemen van woordenschat en zinsstructuur, maar ook met oude drukletters of handschrift (zie Bijlage 1, voorbeeld 6 en 7). Wanneer men in het tweede gedeelte al is begonnen met de oude spelling, krijgt men in deze teksten problemen met een nog oudere taalvorm, oude druk en oude woord- en zinsconstructies. Daarom ligt hier de nadruk op het ontcijferen van de oude druk of van het handschrift. De opdrachten zijn doorgaans eerst gericht op het overschrijven van het originele tekst (transcriptie), en daarna pas op de herhaling in modern Nederlands. Op deze wijze komt men tot een goed begrip van de gehele tekst.

 

Ondanks dat in de inleiding vele dingen worden uitgelegd, is het in het begin heel moeilijk te zien wat er nou precies in de tekst staat. Het herkennen van oude drukletters of van handschrift gaat via herhaalde herkenning van de vorm van deze letters. Ook een grote kennis van woordenschat en van de spelling is hier van belang om de tekst te kunnen begrijpen. Doorgaans laten we de studenten de eerste keer de teksten niet zelfstandig ontcijferen. Een indirecte benadering (deductief) geeft een beter resultaat: de studenten, na de uitleg over de oude spelling en woordenschat, nemen zowel de transcriptie als de tekst in modern Nederlands mee naar huis, om die naast de originele tekst te leggen, en zo de verschillen die er zijn te bestuderen. Hierdoor kunnen ze de daaropvolgende teksten makkelijker ontcijferen. Het oefenen gaat stap voor stap: de sleutelwoorden en woorden die afwijken van de nieuwe spelling moeten eerst opgezocht worden, daarna moeten de zinnen in de nieuwe spelling opgeschreven worden en hertaald. Het bezit van oude woordenboeken (toevallig bezitten we een Van Dale van het jaar 1950) is hier zeer nuttig.

[pagina 261]
[p. 261]

De ontcijfering van een oude titelpagina met titels en ondertitels is voor de studenten minder problematisch (ondanks de oude drukvorm), omdat de korte zinnen en woordgroepen minder problemen opleveren dan de lange teksten waarin over het algemeen langere zinnen voorkomen. Bij het lezen van fragmenten van archiefstukken die in handschrift zijn, is het raadzaam de volgorde van opdrachten in het boek te volgen. De studenten moeten eerst kennismaken met de bouw/het model van deze registers, akkoorden, besluiten, enz., en met de belangrijkste aspecten van zulke papieren (soort, van wie, aan wie gericht, datum, kern van de zaak). Daarna komt het ontcijferen van afkortingen, oude woorden/woordstructuur en sleutelwoorden. Als laatste moeten een aantal gerichte vragen beantwoord worden, om te toetsen of de tekst globaal is begrepen. Oude teksten vergen veel meer tijd dan moderne teksten, maar het is van belang om alles heel secuur te doen. Het herhaalde oefenen geeft een betere kennis van de oude schrijfwijze, woord-/woordgroepstructuur, zodat het lezen vloeiender wordt.

 

Het bijna onmogelijke, nl. teksten leren lezen binnen zo'n korte tijd, door een groep Indonesische studenten, van wie de taal heel anders is en die geen woord Nederlands kenden, is blijkbaar toch mogelijk. Het is niet zo dat ze allemaal na drie semesters bronnentaal (± 75 klokuren), alle mogelijke teksten zelfstandig kunnen lezen, maar wel kan minstens 45% van de groep zich goed redden met het ontcijferen van teksten (5% zelfs uitstekend, 35% redelijk, terwijl 15% - om welke redenen dan ook - hopeloos is).

De sleutel tot succes is actief leren en continuïteit. Studenten die zelf alles willen uitzoeken, de regels volgen en thuis regelmatig herhalen, krijgen de smaak te pakken van een interessant studieobject. Daartoe is dit historisch ABC een hulpmiddel.

[pagina 262]
[p. 262]

Bijlage 1 Historisch ABC in 35 lessen

Voorbeeld 1:

1.Dit is een cursus Nederlandse taal voor beginners.
2.Deze Nederlandse taalcursus is gemaakt voor Indonesische docenten en studenten.
3.U moet Nederlandse teksten leren lezen en vertalen.
(EE 9a, p. 14)

Voorbeeld 2:

1.De agrarische wet van 1870 maakte een einde aan het Cultuurstelsel.
2.Dit leidde tot particuliere investeringen uit Nederland en de groei van grote landbouwondernemingen.
3.De eerste Nederlandse ondernemer in Deli heette J. Nienhuys.
(EE 9a, p. 42)

Voorbeeld 3:

8.Aan de werfkantoren in Penang en Singapore moest steeds meer betaald worden.
9.Ronselaars probeerden arbeiders van de ene plantage weg te lokken naar de andere, zodat zij commissie konden vragen.
10.In 1879 werd de Deli Planters Vereeniging opgericht, en werden afspraken gemaakt over uniformering van arbeidscontracten.
(EE 9a, p. 98)

Voorbeeld 4:

De cijfers over de ongezondheid die in het VOC-archief bewaard zijn gebleven, bestaan uit twee categorieën: het aantal compagniesdienaren dat jaarlijks of maandelijks in Batavia is overleden en het aantal Christelijke inwoners, dat in de stad is begraven.

(EE 10a, p. 42)

[pagina 263]
[p. 263]

Voorbeeld 5:

 

Dat er bedoeling en lijn liggen in dit sympathie-winnen van de oosterse volkeren ligt nogal voor de hand. Ik moet mij al heel sterk vergissen, of zij hebben bij onze kleinburgers, middenstanders en ambtenaren bereikt dat die zich de laatste jaren meer en meer naar Japan wenden voor de studie van hun zoons en dochters, evenals voor hun culturele ontwikkeling.

(EE 10a, p. 66)

 

Voorbeeld 6:



illustratie

(EE 10a, p. 106)

 

Voorbeeld 7:



illustratie

(EE 10a, p. 132)

 

Voorbeeld 8:

7.Deze droeg zijn bevoegdheden aan de planters over.
(EE 9a, p. 74)
[pagina 265]
[p. 265]

Bijlage 2 Historisch ABC in 35 lessen Pelajaran 10 Koelies en het strafrecht

Tugas a: Mendengarkan dan membaca

Dengarkan teks berikut ini. Anda akan mendengar teks ini dua kali. Cobalah untuk ikut membaca. Pelajari kata-kata penting beserta terjemahannya.

Waktu: 5 menit

1.Het dienstverband van de koelie was gebaseerd op schuld.
2.De planter betaalde de schuld van de koelie en liet hem een contract tekenen.
3.Dit contract verplichtte de koelie om zijn schuld met arbeid terug te betalen.
4.Wat was de duur van zo'n contract? De diensttijd was minimaal een jaar.
5.Volgens de adat had de planter het recht de koelie te straffen als hij zijn verplichtingen niet nakwam.
6.De eigenlijke rechtsmacht over de koelies rustte bij de Sultan.
7.Deze droeg zijn bevoegdheden aan de planters over.
8.Zij kregen op die (legale) manier vrijwel volledige zeggenschap over de koelies.
9.Het koloniale bestuur probeerde een eind te maken aan deze vergaande autonomie.
10.Vanaf 1873 was er een assistent-resident in Deli, die de rechtsmacht had over de Chinese koelies.

Daftar kata

het strafrecht - hukum pidana
het dienstverband - ikatan kerja
gebaseerd op - didasarkan atas
schuld - utang

[pagina 266]
[p. 266]

betaalde - membayar
liet tekenen - menyuruh menandatangani
verplichtte - mewajibkan
met arbeid - dengan bekerja
terugbetalen - membayar kembali
de duur van zo'n contract - jangka waktu kontrak semacam itu
diensttijd - lamanya ikatan kerja
volgens de adat - menurut adat
het recht hebben - mempunyai hak
straffen - menghukum
zijn verplichtingen - kewajibannya
nakwam - memenuhi
de eigenlijke rechtsmacht over - kekuasaan hukum sebenarnya atas
rustte bij - berada pada
droeg [...] over - mengalihkan
zijn bevoegdheden - kewenangannya
kregen zeggenschap over - memperoleh kekuasaan atas
op die manier - dengan cara demikian
vrijwel volledig - hampir sepenuhnya
probeerde - mencoba
een eind te maken aan - mengakhiri
deze vergaande autonomie - otonomi yang terlalu luas ini
vanaf - sejak

Tugas b: Penentuan pola dan makna kata

b.1. Penjelasan

Dalam teks di atas terdapat beberapa kolokasi yang perlu diperhatikan, yakni:

- zeggenschap krijgen over (8) = memperoleh kekuasaan atas
- een eind maken aan (9) = mengakhiri

Juga ada beberapa verba berpreposisi tetap:

- baseren op (1) = berdasarkan atas
- overdragen aan (7) = mengalihkan pada

[pagina 267]
[p. 267]

Pada teks di atas juga ada beberapa verba yang dapat dipisahkan:

- terugbetalen (3) = membayar kembali
- nakomen (5) = memenuhi
- overdragen aan (7) = mengalihkan pada

b.2. Tugas

1. Apakah kata dasar kata yang berikut:

  Kalimat Kata dasar
gebaseerd 1 __________
betaalde 2 __________
liet 2 __________
tekenen 2 __________
verplichtte 3 __________
rustte 6 __________
bevoegdheden 7 __________

2. Tuliskan terjemahan yang tepat dari kata-kata itu di sebelah atas kalimat yang bersagkutan.

 

3. ‘Dienstverband’ (1) dan ‘diensttijd’ (4) merupakan kata majemuk. Dari dua kata mana saja kata itu dibentuk?

dienstverband: _____ + _____
diensttijd: _____ + _____

4. Kata ‘vergaande’ sulit difahami maknanya.

Apa kata dasar dari kata itu?

------------------------------------------------------------------------------

[pagina 268]
[p. 268]

Dari dua kata mana kata itu dibentuk?

------------------------------------------------------------------------------

Apa artinya?

------------------------------------------------------------------------------

(Untuk penjelasan lihat butu tata bahasa 2.2.2.)

Waktu: 20 menit.

Tugas c: Penentuan pola kalimat

c.1.Penjelasan
Dalam kalimat Belanda dibedakan antara kalimat berita dan kalimat tanya. Urutan yang lazim dalam kalimat berita adalah:
S PV OL K SP
Ik heb mijn les gisteren vertaald.
Seringkali bukanlah S (ik) yang menduduki bagian pertama, tetapi bagian kalimat lain, misalnya OL (mijn les) atau K (gisteren). Dalam keadaan demikian PV tetap berada di tempat kedua; S hampir selalu di belakang PV. Dengan demikian kita mendapat urutan berikut:
K PV S OL SP
Gisteren heb ik mijn les vertaald.
OL PV S K SP
Mijn les heb ik gisteren vertaald.
(Lihat buku tata behasa paragraf 3.1.A)

Sebuah kalimat tanya dapat diawali dengan PV atau kata tanya seperti ‘wie’, ‘waarom’, atau ‘wat’. Urutan bagian kalimat lain tetap seperti yang dimiliki kalimat berita.
PV S OL K SP
Heb ik mijn les gisteren vertaald?
[pagina 269]
[p. 269]
S PV OL K SP
Wie heeft de les gisteren vertaald?
(Lihat buku tata bahasa bagian 3.1.B)
Waktu: 10 menit untuk penjelasan.
c.2.Tugas:
1.Kalimat mana saja dari teks pelajaran 10 yang subyeknya terletak setelah PV? Tandailah PV dan S dalam kalimat-kalimat itu.
2.Beri alasan mengapa S terletak di belakang PV pada kalimat yang ditanyakan pada pertanyaan 1. Jawab dengan:
(i)jika ada bagian kalimat lain yang menduduki tempat pertama;
(ii)jika merupakan kalimat tanya yang diawali dengan PV;
(iii)jika kalimat tanya dimulai dengan kata tanya.

Waktu: 10 menit.

Tugas d: Kepaduan kalimat

1. Ke unsur lain yang mana kata berikut mengacu?

hem (2) : __________
zijn (5) : __________
zij (8) : __________
die (8) : __________

2. Apa yang dimaksud dengan deze dalam frasa ‘deze vergaande autonomie’ (9)?

------------------------------------------------------------------------------

Waktu: 10 menit.

[pagina 270]
[p. 270]

Tugas e: Terjemahan

1.Tulis terjemahan kata demi kata di sebelah atas kalimat 5.
2.Terjemahkan kalimat 9 dan 10 ke dalam bahasa Indonesia yang baik.

Waktu: 15 menit.

Tugas f: Pemahaman teks

Jawab pertanyaan yang berikut dan sebutkan dari kalimat yang mana jawaban itu diperoleh.

1.Apa yang dimuat dalam kontrak bagi para kuli?
------------------------------------------------------------------------------
2.Apa atau siapa yang memberi hak kepada penguasa atau pengawas perkebunan untuk menghukum kuli bila ia melanggar kontrak?
------------------------------------------------------------------------------
3.Apakah pemerintah kolonial menganggap praktek itu baik?
------------------------------------------------------------------------------

Waktu: 10 menit.

Tugas g: Menghafalkan

Tulis terjemahan dari kata dan kolokasi yang berikut dan pelajari:

  Terjemahan
dienstverband __________
schuld betalen __________
een contract tekenen __________
verplichtingen nakomen __________
de rechtsmacht __________
bevoegdheden __________
volledige zeggenschap __________


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 2000

  • 1 september 2000

  • 31 augustus 2000

  • 30 augustus 2000

  • 29 augustus 2000

  • 28 augustus 2000

  • 27 augustus 2000


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Margriet Moka-Lappia

  • Hans Groot


landen

  • over IndonesiĆ«