Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 14 (2000) (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

(2001)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Perspectieven voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw. Handelingen Veertiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 277]
[p. 277]

Nederlands als bronnentaal in Suriname (2): ‘Wat zijn bronnen, noem er een paar op?’
Bert Paasman (Amsterdam)

Ruim een jaar geleden was ik gastdocent aan het IOL (Instituut Opleiding Leraren) in Paramaribo en aan de dependance in Nieuw-Nickerie, voor de vakken Nederlandstalige koloniale literatuur en Nederlands als bronnentaal. Op mijn korte reizen door het land werd ik overal in het Nederlands te woord gestaan, ook door creoolse, Hindoestaanse, Javaanse, Chinese en indiaanse kinderen. Juist door hen, want ze zijn leer- en nieuwsgierig. Aan hun wijze van spreken was het duidelijk dat ze niet vertaalden, maar direct uit hun hoofd en hart spraken. Wat dat betekent voor de toekomst van het Sranan Tongo en andere thuistalen, zou ik niet kunnen bedenken, maar voor de toekomst van het Nederlands in Suriname is het een gunstig teken!

 

Behalve een taal met toekomst is het Nederlands in Suriname ook een taal met een verleden, de taal van het verleden: een bronnentaal. Op een tocht naar het marron- of bosnegerdorp Santigron aan de Saramaccarivier, werd ik behalve door een basja rondgeleid door een twaalfjarig meisje Delia. Zij sprak perfect Nederlands en bracht mij naar de verklaring ervan: op de grens van het dorp en het bos stond een basisschooltje. In ieder lokaal waren, bij gebrek aan andere leermiddelen, op drie borden de lessen rekenen, geschiedenis en taal van die week geschreven. Ik heb die borden gefotografeerd, want wat leerden de marronkinderen? ‘Wat verstaan we onder geschiedenis? Wat is het nut van geschiedenis? Wat zijn bronnen, noem er een paar op? Wat zijn overleveringen?’ En in een hogere klas: ‘Wat is het verschil tussen een slaaf en een kontractarbeider?’ Ik was daar bijzonder door getroffen: over zulke vragen gingen mijn gastcolleges immers ook! De kleine Delia en haar dorpsgenootjes in het bos en de volwassen IOL-studenten in de stad hielden zich met dezelfde vragen bezig. Mijns inziens bij uitstek de vragen van een jonge, onafhankelijke natie die de eigen geschiedenis gaat

[pagina 278]
[p. 278]

schrijven en dus de geschiedenis van de ex-kolonisator gaat herschrijven. The empire writes back and rewrites.

 

Ik heb in Suriname enkele 17de-, 18de- en begin-19de-eeuwse Nederlandstalige bronnen behandeld, zowel in druk als in handschrift. De oudste gedrukte beschrijving van Suriname stamt nog uit de tijd dat de Engelsen de kolonisator waren: het is George Warrens Een onpartydige beschrijvinge van Surinam, gelegen op het vaste landt van Guiana in Afrika (1669). Jawel, Suriname lag in Afrika als we de ondertitel mogen geloven. Waarschijnlijk ontstond deze vaker voorkomende fout omdat de tekstverzorger ter drukkerij het Amerikaanse Guyana waarvan Suriname deel uit maakt en het Afrikaanse Guinea verwarde. Het Engels origineel, An impartial description of Surinam upon the continent of Guiana in America (1667), heeft deze vergissing niet. Ik zal hier overigens niet ingaan op de verdere verschillen tussen vertaling en origineel.

Deze bron van de hand van iemand die er zelf geweest is, bevindt zich behalve in bibliotheken in Amsterdam, Leiden en Utrecht ook in de bibliotheek van het Surinaams Museum te Paramaribo. Omdat de tekst in het voor studenten moeilijk leesbare gotische lettertype gezet is, hebben we eerst een overzetting in romein gemaakt voordat we met het lezen en becommentariëren aan de slag konden. Het lezen van ‘archaïsch’ Nederlands kost de Surinaamse studenten opvallend minder moeite dan de Nederlandse, maar de taalkundige eigenaardigheden van het vroegnieuwnederlands moesten natuurlijk behandeld worden. Syntactische en morfologische problemen moeten herkend worden om ze te kunnen oplossen. De spellingsanarchie doorzien om het WNT en andere lexicografische hulpmiddelen met vrucht te kunnen raadplegen.

Warrens beschrijving is een bijzonder informatieve bron uit de Engelse tijd (1651-1667): uit de jeugd van een kolonie, toen de eerste plantages waren aangelegd, de negerslavernij was ingevoerd, de eerste verkenningen van het binnenland plaatsvonden, het Sranan Tongo (niet zonder reden ooit Neger-Engels genoemd) ontstond en waarin de schrijfster van Oroonoko, or the royal slave, Aphra Behn, in Suriname gewoond zou hebben - jammer genoeg wordt zij niet genoemd. Warren gaat overigens net als zijn tijdgenoten, niet alleen empirisch te werk, ook hij sluit hier en daar aan bij een hardnekkige traditie van Europese beeldvorming over niet-Europese gebieden. Zo zouden er volgens hem in Suriname insecten

[pagina 279]
[p. 279]

voorkomen die als ze op de grond vallen, wortel schieten en tot een plant uitgroeien. Een te behandelen probleem is daarom: in hoeverre zijn zulke bronnen bruikbaar voor de geschiedschrijving, wat is empirie en wat is al of niet overgeleverde fantasie? Vergelijking met zoveel mogelijk andere bronnen, en commentaren daarop, kan meestal uitkomst bieden.

Het onbekende en nog ongepubliceerde handgeschreven Iournaal van een Leidse jongeman, Jean Henri Schultz, over zijn reis naar en in Suriname in 1800/1801, was de andere bron waaraan we veel aandacht besteed hebben. De studenten vonden het handschrift dat ze moesten translittereren, moeilijk leesbaar, maar deze moeilijkheidsgraad verbleekte toen ik hun een vroeg-zeventiende-eeuws handschrift uit de rijke voorraad van mijn collega Piet Verkruijsse voorlegde. Een tumultueus gesis en gezucht bevestigde mijn didactische opzet. Toen ze na enkele dagen net zo hard steunen en kreunen als de Amsterdamse studenten die tekst letter voor letter en woord voor woord konden lezen, was het translittereren van Schultz een peulenschilletje geworden.

Van het journaal hebben we samen een teksteditie gemaakt, waarbij naast taalkundige zaken problemen van editietechniek, woord- en zakencommentaar, de revue passeerden. Ook in Schultz' journaal treffen we naast historische feiten voorbeelden van bizarre beeldvorming aan, evenals van koloniale meningsvorming. Bij de behandeling van de kaaiman (krokodil) wordt in alle ernst meegedeeld dat sommige indianenvrouwen ‘het hielden met’ kaaimannen. Met een knipoog naar Choderlos de Laclos zou ik dit ‘Liaisons très dangereuses’ willen noemen, levensgevaarlijk. Wij hebben deze mededeling bij geen enkele andere schrijvende reiziger bevestigd gevonden. Het is een mythe zoals die van eldorado, menseneters, kopvoeters en andere monsters in de binnenlanden van Guyana. Problematisch wordt Schultz ook als hij over slavernij schrijft, het is duidelijk dat hij op de één of andere manier belangen heeft in de plantagelandbouw. Hij noemt naar beste weten aantallen plantages, slaven en ponden geproduceerde suiker, maar over de slavernij als zodanig geeft hij een ‘mening’: de praktijk valt best mee, het is lang zo erg niet als men in Nederland wel ‘uitkrijt’, vooral sinds het boek van Stedman uitgekomen is. John Gabriel Stedman geeft beschrijvingen en schokkende afbeeldingen van strafplegingen in zijn boek Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana (1799-1800). Schultz polemiseert op zijn manier met de kritische Stedman. Eerst vindt

[pagina 280]
[p. 280]

men dat straffen van de slaven wel onaangenaam om te zien, schrijft hij, maar het went snel en op den duur komt men tot de conclusie dat de slaven niet beter verdienen [...]

Wie heeft de bron geschreven, vanuit welke positie, met welk doel, in opdracht van wie? Dat zijn vragen die men zich stellen moet als men bronnen gebruikt. Van welk perspectief bedient zich de schrijver? Heeft de schrijver belangen in de koloniale wereld, bv. in de slavenhandel of in de plantagelandbouw? Gaat hij vooral empirisch te werk of laat hij zich mede leiden door traditionele beeldvorming en vooroordelen? Aldus zal na zorgvuldig wikken en wegen en vergelijken met andere bronnen de bruikbare informatie uitgefilterd worden.

 

Ik zal hier geen verslag doen van nog andere door mij met de IOL-studenten behandelde bronnen. Sommige studenten gingen ook zelf op onderzoek in bibliotheken en archieven en het warenhuis Kirpolani verkocht de hele voorraad leesloeps. In het tijdschrift voor Surinamistiek, Oso , hebben Hein Vruggink, Lila Gobardhan, Just Wekker en ik overzichten van Surinamistische bronnen gegeven, zowel in Nederland als in Suriname zelf. Daarmee is de weg naar de bronnen geopend. Over enkele jaren zal zulke informatie ongetwijfeld ook digitaal bereikbaar zijn. Didactische hulpmiddelen voor de bronnentaalstudie zijn in voorbereiding of al in productie. Er zullen bronnentaaldocenten moeten komen uit de regio zelf, bv. de studenten van Lila Gobardhan, misschien wel mijn ‘bron’, dat wil zeggen mijn inspiratiebron, Delia uit Santigron of een klasgenootje, om de vragen te stellen en te beantwoorden: ‘Wat zijn bronnen, noem er een paar op? Wat zijn overleveringen? Wat is het nut ervan?’

Bibliografie

Schultz, Iean Henry. (1807). Iournaal van Leyden naar Surinamen, Leiden: UB BPL 2444.
[pagina 281]
[p. 281]
Vruggink, Hein, Bert Paasman, Lila Gobardhan en Just Wekker. (1988-1991). ‘Overzicht van Suriname-collecties 1-4’, in: Oso, tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis, 7 (1988), p. 189-244; 8 (1989), p. 77-96, p. 196-226; 10 (1991), p. 86-114.
Warren, G. (1667). An impartial description of Surinam upon the continent of Guiana in America. With a history of several strange beasts, birds, fishes, serpents, insects, and customs of that colony / worthy the pursal of all. From the experence of George Warren, London: William Godbird. (Leiden: KITLV)
Warren, G. (1669). Een onpartydige beschrijvinge van Surinam, gelegen op het vaste landt van Guiana in Africa. Mitsgaders een verhael van alle vreemde beesten, vogels, visschen, slangen ende wormen: gelijck mede van de gewoonheden ende manieren van dese colonie. By een ghebracht van een Engels edelman George Warren. Ende overgeset uyt het Engels. Tot Amsterdam, by Pieter Arentsz. Boeckverkoper inde Beursstraet / in de drie Rapen: Ao. (Paramaribo: Biblioth. Surinaams Museum; Utrecht: UB; Leiden: KITLV; Amsterdam: UB)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 2000

  • 1 september 2000

  • 31 augustus 2000

  • 30 augustus 2000

  • 29 augustus 2000

  • 28 augustus 2000

  • 27 augustus 2000


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.N. Paasman


landen

  • over Suriname