Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 14 (2000) (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 14 (2000)

(2001)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Perspectieven voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw. Handelingen Veertiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 399]
[p. 399]

Het vertalen van Nederlandstalige literatuur: nog meer en nog beter in de 21ste eeuw
Rudi Wester (Amsterdam)

Omdat dit Veertiende Colloquium Neerlandicum in het teken staat van de 21ste eeuw, heb ik mijn lezing de ietwat pompeuze titel Het vertalen van Nederlandstalige literatuur: nog meer en nog beter in de 21ste eeuw meegegeven. Pompeus, omdat ‘nog meer en nog beter’ veronderstelt dat er al iets is en dat dat goed is. Is dat zo?

Ik geloof dat we daar zo langzamerhand met een voorzichtig ‘ja’ op kunnen antwoorden. Ik word in die mening geschraagd, onder andere, door een artikel van Julian Evans in The Independent van 15 juli jl., met als ‘lead’ ‘Dutch fiction is flourishing and, at last, English-language readers can appreciate it’. Na de onvermijdelijke vergelijking met de Gouden Eeuw van de schilderkunst, constateert Julian Evans dat eindelijk de Nederlandstalige literatuur doorgebroken is in het zo belangrijke Engelse taalgebied. De eerste reden daarvoor is, volgens hem, een commerciële: ‘Big British publishers, who for years have been mistaking globalisation for globalism, have become fractionally less lazy’, en dat betekent dat zij nu naar kwaliteit kijken in plaats van nog eens duizend exemplaren op te leggen van een of andere Amerikaanse roman. Bovendien, nog steeds volgens Julian Evans, is er een reservoir van uitstekende vertalers ontwikkeld en heeft de Nederlandse overheid, koopman als zij is, het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds (NLPVF) ingesteld om de Nederlandse literatuur te promoten. De tweede reden voor deze positieve ontwikkeling is in zijn ogen een artistieke: de Nederlandstalige auteurs hebben hun navelstaarderige metafictie achter zich gelaten en hebben zich massaal gestort op de sociaal-realistische roman, ‘een genre, waar zij erg goed in zijn’. Julian Evans bespreekt vervolgens in het kort de onlangs in Engelse vertaling verschenen romans De vriendschap van Connie Palmen, Een hart van steen van Renate Dorrestein en De zwarte met het witte hart van Arthur Japin, in het Engels geheten The Two Hearts of Kwasi Boachi. Ook raadt hij In Babylon van Marcel Möring aan. Bij Harry Mulisch loopt hij helaas wat

[pagina 400]
[p. 400]

achter want daar beveelt hij De aanslag in de warme belangstelling van de lezer aan, terwijl De ontdekking van de hemel allang zijn weg gevonden heeft naar de Engelstalige liefhebber en De procedure in vertaling eraan komt. Maar wie hij totaal over het hoofd ziet, waarschijnlijk omdat hij hen niet als Nederlandstalige auteurs herkend heeft, zijn Abdelkader Benali en Hafid Bouazza, van wie recentelijk respectievelijk Bruiloft aan zee bij Weidenfeld en Nicolson en De voeten van Abdullah bij Review, de literaire imprint van Hodder/Headline, verschenen zijn. Deze omissie is de opmaat voor de drie punten waarover ik het in deze lezing wil hebben.

Ten eerste de globalisering van de cultuur, dus ook van de Nederlandstalige literatuur. Als tweede punt wilde ik behandelen: in welke landen doet de Nederlandstalige literatuur het - relatief gezien - goed en welke moeten nog (meer) ‘veroverd’ worden? En ten derde: hoe moet dat gebeuren, ofwel welke middelen kunnen we daartoe aanwenden?

 

Om het eerste punt, de globalisering van de literatuur, kan niemand meer heen. Deze wordt vooral belichaamd door de zogeheten multiculturele auteurs. Lang geleden waren de Russische auteur Vladimir Nabokov en de Poolse Joseph Conrad de eersten in de rij van auteurs ‘tussen twee culturen’. Dit is overigens het thema van de Boekenweek in 2001, waarvoor de Engelse auteur van Indiase afkomst, Salman Rushdie, gevraagd is het boekenweekgeschenk te schrijven. Wat mij betreft is dit een gemiste kans voor Nederlandse multiculturele auteurs, maar daarover is al genoeg gediscussieerd. Tegenwoordig miegelt het echter van de Hanif Kureishis, Ishiguros, Kunderas, Kadarés, Tahar Ben Jellouns, Malika Mokkadems, Jorge Sempruns en Özdamars. En in Nederland kijkt niemand meer op van de Perzische auteur Kader Abdolah, de Oegandese Moses Isegawa, de Marokkaanse Abdelkader Benali, Hafid Bouazza, Rachid Novaire en Mustafa Stitou. Integendeel, de literaire kritiek omarmt hen, omdat zij werkelijk iets toevoegen aan de Nederlandse taal en literatuur. Drs. Louwerse uit Sheffield verwoordt het treffend in de samenvatting van haar lezing over Het motief van de queeste in de migrantenliteratuur als zij als resultaat van haar analyse van Bruiloft aan zee van Abdelkader Benali concludeert, dat het resultaat van Benali's omgang met de queeste ‘een indrukwekkende deconstructie van het motief is, waarin de verhaallijnen van migratie en terugkeer elkaar bij

[pagina 401]
[p. 401]

voortduring kruisen, wat leidt tot kortsluiting en alternatieve connecties die niet enkel de migrantentekst maar ook de Nederlandse literatuur een stroomstoot geven’. We kunnen ons niet meer verbergen achter de idee dat we ‘niets van andere culturen weten’ en ‘dus’ hun literatuur niet kunnen begrijpen. De mondige wereldburger kan en moet, via televisie, internet en contacten met mensen uit een andere cultuur dan de zijne of hare, op de hoogte zijn van wat, globaal, de andere cultuur ‘is’. En dat is soms nog even wennen, dat zie je bij literaire critici, uitgevers, vertalers en neerlandici.

Het voorbeeld van de criticus van The Independent, die Benali en Bouazza over het hoofd ziet, heb ik al gegeven. Maar ook buitenlandse uitgevers hebben soms moeite de Nederlandstalige interculturele auteurs te positioneren. De Franse uitgever van Benali, Albin Michel, gaf onlangs toe dat hij Benali als ‘Nederlandse’ auteur had moeten marketen, dat was iets bijzonders geweest, een ‘selling point’, om in marketingtermen te blijven. Hij had dat nagelaten en nu dacht de Franse lezer met weer zo'n onbekende Frans-Marokkaanse auteur van doen te hebben en liet het boek in de boekwinkel liggen. Het NLPVF gaat bij Moses Isegawa zelfs zover dat in de subsidietoekenning de buitenlandse uitgever verplicht wordt uit het Nederlands te vertalen (het oorspronkelijk manuscript is in slecht Engels geschreven, de Nederlandse versie is bewerkt en verbeterd) en Moses Isegawa op de achterflap te positioneren als Nederlands auteur van Oegandese afkomst. Maar ook Nederlandse uitgevers worden gestimuleerd om auteurs uit andere culturen, die in Nederland wonen en werken maar nog niet in het Nederlands schrijven, uit te geven. Dit gebeurt door het Intercultureel Letterenbeleid dat het NLPVF samen met het Fonds voor de Letteren de afgelopen jaren ontwikkeld heeft. Het Fonds voor de Letteren bewaakt de kwaliteit van betreffende auteurs en laat fragmentvertalingen in het Nederlands maken, analoog aan de Engelse fragmentvertalingen die het NLPVF van Nederlandse auteurs laat maken om hen in het buitenland aan de man te brengen. Het NLPVF geeft vervolgens een subsidie van £7.000 aan de Nederlandse uitgever als hij een dergelijk auteur daadwerkelijk uitgeeft. Onlangs hebben aldus een in Nederland wonende Egyptische en Bosnische auteur een Nederlandse uitgever gevonden. De beide Letterenfondsen vinden dit beleid een wezenlijke erkenning van buitenlandse auteurs die in het Nederlandse literaire landschap willen komen wonen.

[pagina 402]
[p. 402]

Ook vertalers moeten soms nog wennen aan deze globalisering van de Nederlandse literatuur. Vorig jaar organiseerde het NLPVF een workshop in Straelen in aanwezigheid van Abdelkader Benali en Kader Abdolah samen met hun Duitse, Engelse, Franse, Deense en Spaanse vertalers. Een onthullende bijeenkomst, daar bleek hoeveel moeite sommigen hadden met de poëtisch-sobere taal van Abdolah en het barok-oriëntaalse taalgebruik van Benali. Ongewild komisch hoogtepunt was de Deense vertaalster die struikelde over Benali's omschrijving van een ‘vrouw met een shoarmareet’, omdat zij nog nooit gehoord had van shoarma noch wist welk nefast effect dit vette vlees op iemands achterste heeft.

En ik heb de indruk, maar misschien vergis ik mij, dat ook sommige neerlandici deze interculturele auteurs nog niet als volwaardige Nederlandse auteurs beschouwen of in elk geval hun werk nog niet goed kennen. Zo zijn er bijvoorbeeld tot nu toe door de universiteiten in het buitenland nog geen Nederlandstalige multiculturele auteurs uitgenodigd als ‘writer in residence’, hoewel zij allen in veel talen vertaald zijn of worden. Maar ja, ‘alles went’ zei vader Cats reeds, dus ook deze nieuwe stroming in de Nederlandse literatuur zal zijn weg wel vinden.

 

Zo ben ik aangekomen bij punt twee, ofwel: in welke landen doet de Nederlandse literatuur het - relatief gezien - goed en welke moeten nog (meer) veroverd worden?

Laat ik beginnen met het beleid van het NLPVF dat er allereerst op gericht is de vertaling van Nederlandse literatuur in de drie grote talen om ons heen, het Engels, Frans en Duits, te stimuleren. Wel, in Duitsland is dat heel behoorlijk gelukt. Niet alleen zijn daar de echte bestsellers: Maarten 't Hart met meer dan honderdduizend exemplaren van Het woeden der gehele wereld , Margriet de Moor met een eerste oplage van tachtigduizend exemplaren van De hertog van Egypte , Hugo Claus, Connie Palmen en Leon de Winter met tienduizenden exemplaren per titel, en niet te vergeten Mulisch en Nooteboom in hun titanenstrijd wie als eerste de honderdduizend exemplaren van een nieuwe vertaling in Duitsland bereikt. Maar belangrijker nog in Duitsland is dat er een grote, brede onderstroom van allerlei Nederlandstalige auteurs wordt uitgegeven, van Tonnus Oosterhoff tot Peter Verhelst, van Charlotte Mutsaers tot Monika van Paemel, en dat in Duitsland echt ‘auteurs’ worden uitgegeven en niet zomaar wat losse titels.

[pagina 403]
[p. 403]

In Frankrijk is Hella Haasse de topauteur, van wie vrijwel al het werk vertaald is. Na een inzinking in vertalingen in 1997 door diverse oorzaken - ziekte van vertalers, malaise in de Franse uitgeverij - liet 1999 weer een aanwassende stroom zien: Hugo Claus, Abdelkader Benali, Cees Nooteboom, Harry Mulisch, wiens La découverte du ciel werd onderscheiden met de Frans/Europese Jean Monnet-prijs, Arnon Grunberg, Lieve Joris, Adriaan van Dis, Anne Provoost en Guus Kuijer verschenen allen in het Frans, en dan vergeet ik er ongetwijfeld nog een aantal. Heel belangrijk was ook de verschijning van de omvangrijke Histoire de la littérature néerlandaise bij Fayard, dat de vele vertaalde titels voor de Franse lezer eindelijk in een context plaatst. Al in 1994 had het NLPVF geld gereserveerd voor een Nederlandse literatuurgeschiedenis voor het Engelse, Franse en Duitse taalgebied, en het zet zich nu met volle kracht in bij Duitse en Engelstalige uitgevers om een naar de Duitse en Engelse markt toegeschreven versie van deze literatuurgeschiedenis, gecomponeerd door een eminente redactie van neerlandici, uitgegeven te krijgen. Zeker voor Duitsland moet dat op niet al te lange termijn kunnen lukken.

Het Engelse taalgebied begint, zoals uit het artikel in The Independent blijkt, pas nu de Nederlandse literatuur te ontdekken en dat heeft zeker te maken met het hardnekkig volhouden van Nederlandse uitgevers en het NLPVF bij Engelse en Amerikaanse uitgevers. Ook zal de grote literaire manifestatie in Londen, maart 1999, waar achttien Nederlandse en Vlaamse fictie-, non-fictie-, kinderboekenauteurs en dichters aan deelnamen, aan deze ontwikkeling hebben bijgedragen. Het Engelse taalgebied is het belangrijkste, want grootste, voor de Nederlandstalige literatuur, maar helaas ook het moeilijkste. De Engelse uitgevers leefden in hun splendid isolation-idee dat Engelse auteurs de beste ter wereld zijn, en de Amerikaanse uitgevers wilden, in het begin, vooral bestsellers. Om maar een van hen te citeren: ‘I hope there is also a Dutch Peter Høeg or Patrick Süsskind, if not, I'm not interested’. Vooral Harry Mulisch met zijn The Discovery of Heaven heeft daar met zijn twintigdduizend hardcovers en nu de paperbackeditie, verandering in aangebracht. Goed, het zijn niet de miljoenenoplagen van een Robert Ludlum of een Stephen King, maar voor de Amerikaanse literaire bovenlaag zijn deze aantallen van Mulisch al heel wat. Van Saul Bellow of John Updike, om maar een

[pagina 404]
[p. 404]

paar Amerikaanse literaire grootheden te noemen, worden in Nederland minder exemplaren verkocht dan van Mulisch in Amerika.

Ook Cees Nooteboom doet het met al zijn titels goed, zowel in Amerika als Engeland. Bij Knopf verschijnt binnenkort Helga Ruebsamens Het lied en de waarheid , bij Farrar, Straus en Oscar van den Boogaards Liefdesdood en De grot van Tim Krabbé, bij William Morrow, In Babylon van Marcel Möring en bij Penguin USA Een hart van steen van Renate Dorrestein. Bij de laatste twee titels doet zich overigens iets aardigs en merkwaardigs voor. Was het tot voor kort zo dat Amerikaanse uitgevers eerder dan de Engelse een Nederlandstalig auteur aankochten omdat Amerikanen toch iets meer openstaan voor andere culturen en de Engelse nuffigheid misten, nu is het zo dat de Engelse uitgevers voorop lopen en hun uit het Nederlands vertaalde titels voor veel geld doorverkopen aan Amerikaanse collega's. Het stond in de krant, dus mag ik het bedrag ook hier noemen, maar A Heart of Stone van Dorrestein, uitgegeven bij Transworld UK, is voor 105.000 dollars verkocht aan Penguin USA. In Babylon van Möring, uitgegeven bij HarperCollins Engeland, kon geen onderdak vinden bij HarperCollins USA en is voor veel geld naar William Morrow in New York gegaan. Henk van Woerdens Een mond vol glas is al uitgekomen bij Granta UK en komt volgend jaar bij Henry Holt/Metropolitan USA uit. Arthur Japin en Hafid Bouazza zijn ook via Engeland naar Amerika gesluisd en twee jaar na de uitgaven in Engeland van Eerst grijs dan wit dan blauw en De virtuoos van Margriet de Moor verschijnen deze nu ook in de Verenigde Staten.

Buiten de drie grote talen, richt het vertaalbeleid van het NLPVF zich natuurlijk ook op de talen waarin Nederlandstalige literatuur al vanouds breiden in de vier genres fictie, kinder- en jeugdliteratuur, poëzie en literaire non-fictie. Zoals u waarschijnlijk al weet, heeft het NLPVF in 1997 zijn aandacht, naast het stimuleren van vertalingen van fictie, kinder- en jeugdliteratuur en poëzie, ook gericht op het promoten van Nederlandse non-fictie-auteurs. De Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur deed het overigens allang goed over de hele wereld - behalve weer Engeland. Juist voor studenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten, de generatie van zeg maar tussen servet en tafellaken, zijn kinderboekenauteurs als Anne Provoost, Bart Moeyaert, Imme Dros, Els Pelgrom en Toon Tellegen zeer inspirerend, omdat diverse boeken van

[pagina 405]
[p. 405]

genoemde auteurs juist voor deze generatie bestemd zijn en in veel talen vertaald zijn.

Poëzie blijft helaas het ondergeschoven kindje in de literatuur, niet alleen in Nederland maar over de hele wereld. Toch houdt het NLPVF stug vol en zijn we bezig met het maken van een tweede serie ‘dossiers’ in Engelse vertaling ter promotie van Nederlandse dichters.

En de Nederlandse literaire non-fictie? Ook deze begint zijn weg te vinden naar buitenlandse uitgevers. In 1998 en in februari 2000 heeft het NLPVF in Amsterdam een driedaagse conferentie georganiseerd waar grote internationale non-fictie-uitgevers, non-fictievertalers en Nederlandse non-fictie-auteurs aan deelnamen en, behalve veel goodwill, heeft dit ook tot enkele vertalingen geleid van o.a. Darwins hofvijver van Tijs Goldschmidt in het Frans en Italiaans en Geert Maks De kleine geschiedenis van Amsterdam en Hoe God verdween uit Jorwerd in het Engels bij The Harvill Press in Londen. Ook de brochure Quality non fiction from Holland die het NLPVF jaarlijks vlak voor de Frankfurter Buchmesse uitbrengt en waarin twaalf van de belangrijkste titels op het gebied van mens- en natuurwetenschappen, reisliteratuur, geschiedenis en sport zijn opgenomen, werpt zijn vruchten af. Herman Pleij, de biologen Tijs Goldschmidt en Midas Dekkers, Geert Mak, de psychologen Douwe Draaisma en Piet Vroon, de jonge musicoloog Roel Bentz van den Berg en niet te vergeten Johan Huizinga: zij zijn allen in diverse talen vertaald de afgelopen jaren. In dit verband moet ook Japan genoemd worden, waar na zes jaar hard werken de Nederlandse literatuur centraal stond op de Tokyo International Book Fair in april 2000. Acht Nederlandse fictie-, non-fictie- en kinderboekenauteurs traden op in Tokio en Nagasaki voor vaak honderden belangstellenden, en in oktober is de dichter Gerrit Komrij de eregast op een feestelijke avond van de Japanse Poets Club in Tokio. Het bijzondere van de Japanse literaire markt nu is, dat uitgevers vooral geïnteresseerd zijn in non-fictie, en in kinderboeken, maar dat laat ik hier nu even buiten beschouwing. Waarom non-fictie? Een uitgever legde me uit dat dat te maken heeft met de zwakke Japanse economie. Van een non-fictieboek is het onderwerp duidelijk - met een roman is het altijd maar afwachten - dus is er gemakkelijker publiciteit voor te genereren. Bovendien is de Japanner leergierig en wil hij eerder ‘weten’ dan emotioneel geraakt worden, zoals bij een roman nog wel eens wil voorkomen. Zeker, Margriet de Moor, Connie Palmen, Marcel Möring,

[pagina 406]
[p. 406]

Cees Nooteboom, Arnon Grunberg: de Japanner kan hen lezen, maar eerder grijpt hij naar het werk De wetten van de vliegkunst van de meteoroloog Henk Tennekes, Vuur en beschaving van de socioloog Johan Goudsblom, Het Oost-Indisch kampsyndroom van Rudy Kousbroek, Het refrein is Hein van de arts Bert Keizer of Het penseel van de liefde. Leven en werk van de penis van twee Vlaamse auteurs, dat ook in het Japans vertaald wordt.

 

En zo heeft elke markt zijn eigen eigenaardigheden of bijzonderheden. De al eerdergenoemde Johan Huizinga wordt tegenwoordig veelvuldig vertaald in de voormalige Oostbloklanden, waar over het algemeen de literaire markt gelukkig weer iets aantrekt na de val van het communisme en de privatisering van de uitgeverijen. Een zeer belangrijke factor voor deze landen is het groot enthousiasme van vertalers, van wie sommigen hier in de zaal zitten, en die met bewonderenswaardige volharding de Nederlandstalige literatuur bij de uitgevers weten onder te brengen. Het NLPVF is hun daarvoor zeer erkentelijk, juist omdat de uitgeefsituatie in die landen vaak ondoorzichtig is en snel verandert.

Van de Scandinavische landen loopt op dit moment Denemarken voorop, wat vooral te maken heeft met de zeer door Nederlandse literatuur gegrepen uitgever bij Tiderne Skifter, en blijft Zweden wat achter bij de verwachtingen die gewekt waren door de succesvolle manifestatie tijdens de Göteborg Book Fair in 1997. De oorzaak hiervoor is ook weer een economische: Zweden kent geen vaste boekenprijs en stunten met een onbekende Nederlandstalige auteur gáát niet, dus moet Indische duinen van Adriaan van Dis in Zweedse vertaling ƒ 95 kosten en komt het zevenhonderd pagina's tellende meesterwerk De ontdekking van de hemel niet eens im Frage voor de Zweedse uitgever.

De lezersmarkt in Spanje en Portugal breidt zich boven verwachting sterk uit, ook voor vertaalde literatuur. Dat heeft te maken met het feit dat deze landen zich eindelijk psychologisch bevrijd weten van de invloed van tientallen jaren vermaledijd dictatorschap en de Europese Unie hen wat beter in het economische zadel geholpen heeft. De mythe dat Spanjaarden en Portugezen geen lezers zijn, bleek vooral gebaseerd te zijn op armoe en het ontbreken van een sterke middenklasse. Ook de vertaling van Nederlandse literatuur vaart wel bij deze ontwikkeling en nu eindelijk de

[pagina 407]
[p. 407]

vertalers in het Spaans en Portugees iets beter betaald kunnen worden door de uitgevers, zal deze lijn zich hopelijk positief voortzetten.

En, last but not least, Italië en Griekenland. Helaas is hier de mythe van geen-lezers wél waar, en hebben uitgevers in deze landen de grootste moeite literatuur, en vooral vertaalde literatuur, aan die paar goedwillende lezers te slijten. Voor Griekenland heeft het NLPVF een bijkomend probleem, namelijk dat er eigenlijk maar één goede vertaalster Nederlands-Grieks is. Italië heeft, relatief gezien, vrij veel goede vertalers en er wordt ook, weer relatief gezien, vrij veel vertaald maar de lezers ontbreken vooralsnog. Daarom hebben Nederland en Vlaanderen besloten om in 2001 een sterk offensief richting Italië te ontketenen! In april 2001 zullen op de internationale kinderboekenbeurs in Bologna Nederlandse illustratoren centraal staan met een grote expositie, een catalogus en workshops, en in mei 2001 zijn Nederlandse en Vlaamse fictie- en non-fictie-auteurs de voornaamste gasten op de boekenbeurs in Turijn.

 

Na deze lange, maar bij lange na niet volledige, uiteenzetting over de internationale situatie van het vertaalde Nederlandstalige boek, ben ik toegekomen aan het derde en laatste punt: welke middelen kunnen we aanwenden om de Nederlandstalige literatuur nog méér en nog beter vertaald te krijgen in de 21ste eeuw?

Voor het méér zal het NLPVF zich, samen met het nieuwe Vlaamse Fonds voor de Letteren en de Nederlandse en Vlaamse uitgevers, blijven inspannen. Door de publicaties Books from Holland and Flanders, de Nieuwsbrief Letteren - die vanaf nu weer regelmatig zullen verschijnen - de Quality Non-Fiction from Holland, de vertaalde fragment-‘dossiers’, de persoonlijke contacten met internationale uitgevers en de zorg voor continuïteit na grootscheepse literaire manifestaties, heeft het NLPVF de afgelopen negen jaar een groot internationaal literair netwerk voor de Nederlandstalige literatuur opgebouwd dat ook voor de 21ste eeuw van belang zal blijken te zijn. Natuurlijk, onze literatuur is vaak nog niet erg bekend in het buitenland, Duitsland buiten beschouwing gelaten. En ook hebben wij het moeilijker dan bijvoorbeeld de Engelse, Franse, Duitse en zelfs Scandinavische literatuur omdat deze vooral ook bekend zijn door hun klassieke meesters, dus het blijft hard werken. Maar het begin is er, en dat is het belangrijkste.

[pagina 408]
[p. 408]

Voor nog betere vertalingen zullen door het NLPVF alle instrumenten aangewend worden die in het verleden hun diensten bewezen hebben: vertalersworkshops, constante kwaliteitscontrole van nieuwe vertalers die zich aandienen, het samen met de Taalunie en het Vlaamse Fonds voor de Letteren stimuleren van vertalersopleidingen in het buitenland, de Zomercursus Literair Vertalen en het instellen van mentoren voor beginnende vertalers, het continueren van de bijzondere leerstoel Theorie en praktijk van het literair vertalen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en, ten slotte, het instellen van vertaalprijzen in het buitenland, zoals de Vondel Translation Prize voor in het Engels vertaalde Nederlandstalige literatuur en de in het najaar toe te kennen prijs voor vertalingen in het Duits, de Elsa Ottenprijs.

Maar ook de neerlandici extra muros kunnen een belangrijke rol spelen in het nog meer en nog beter in de 21ste eeuw. De studenten kunnen geënthousiasmeerd worden voor de moderne Nederlandstalige literatuur door hen lezingen te laten bezoeken van Nederlandse en Vlaamse auteurs, die immers overal ter wereld uitzwermen. Of door de ‘writer in residence’, die als standplaats Berlijn, Wenen, Parijs, Londen, Ann Arbor en, straks in september New York, heeft, uit te nodigen naar de eigen universiteit. Literatuur geeft immers, om maar in marketingtermen te blijven, een grote emotionele ‘meerwaarde’ aan het leren van een vreemde taal. Men kan de website van het NLPVF bezoeken, waar veel informatie te vinden is over Nederlandstalige auteurs en hun werken, overzichten van recente vertalingen (1998/1999) en komende evenementen. Het NLPVF is momenteel bezig met het aantrekken van een literair-geschoolde IT-er om de website nog meer te professionaliseren, onder andere met teksten in het Nederlandse auteurs hun eigen website. De studenten zouden zelfs mee kunnen schrijven aan de nieuwste, interactieve roman van Stephan Sanders, waarvan de resultaten gepubliceerd zullen worden in de Volkskrant .

De docenten extra muros zelf worden door het NLPVF dringend verzocht als bloeddonor voor de Nederlandse literatuur op te treden, ofwel als lezer voor buitenlandse uitgeverijen. Er is een schreeuwende behoefte aan. Zeker, ik weet dat het niet goed betaalt, dat het tijd kost en dat je een bepaalde ‘feeling’ moet hebben om een goed lezersrapport te schrijven, maar het is van essentieel belang voor een verdere verspreiding van de Nederlandse literatuur in het buitenland.

[pagina 409]
[p. 409]

Ik wilde eindigen met het benadrukken van het belang van samenwerken ten behoeve van dat nog meer en nog beter. In de eerste plaats het samenwerken met het al genoemde nieuwe Vlaamse Fonds voor de Letteren, dat in de persoon van de energieke en het boekenvak kennende directeur Carlo van Baelen en zijn drie medewerkers, sinds januari 2000 een vliegende start heeft gemaakt en waar de Nederlandse letterenfondsen buitengewoon gelukkig mee zijn. Maar ook het samenwerken met de neerlandici intra en extra muros, in het waarderen, exploiteren en stimuleren van lezen en vertalen van de Nederlandstalige literatuur. Want die literatuur, daar kunnen we best trots op zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 2000

  • 1 september 2000

  • 31 augustus 2000

  • 30 augustus 2000

  • 29 augustus 2000

  • 28 augustus 2000

  • 27 augustus 2000


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rudi Wester