Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De historie vanden vier heemskinderen (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van De historie vanden vier heemskinderen
Afbeelding van De historie vanden vier heemskinderenToon afbeelding van titelpagina van De historie vanden vier heemskinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.16 MB)

Scans (16.83 MB)

ebook (4.51 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Editeur

Irene Spijker



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De historie vanden vier heemskinderen

(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 320]
[p. 320]

4
De lezers

Wie waren de lezers die Seversoen op het oog had, toen hij de Historie vanden vier Heemskinderen uitbracht? Er zijn prozaromans die op de titelpagina of in een proloog een mededeling bevatten over de lezersgroep waarvoor ze bedoeld zijn. De door Seversoen gedrukte Historie vanden vier Heemskinderen bevat geen proloog en op het titelblad ervan wordt niets gezegd over het beoogde publiek. Vermoedelijk was deze uitgave in de eerste plaats bedoeld voor gegoede burgers; de lagere burgerij zal zich dit boek niet hebben kunnen veroorloven. Hoewel er rond 1500 ongetwijfeld nog heel wat analfabeten bestonden, waren grote groepen mensen de leeskunst machtig. Scholen waren er in die tijd voldoende, en zeker voor stedelingen als kooplieden en gildenmeesters waren rekenen, lezen en schrijven onontbeerlijke vaardigheden. Er is geen reden te veronderstellen dat Seversoen met de Historie vanden vier Heemskinderen op een ander publiek gemikt heeft dan met de devote en instructieve werken die hij in het licht gaf. De lezer kon een voorbeeld nemen aan Reinouts vroomheid en had bovendien baat bij de spanning en het vermaak die de Historie bood: spannende en vermakelijke literatuur zag men als een uitstekend middel om melancholie te verdrijven.

Het is niet ondenkbaar dat het Heemskinderen-verhaal in grote lijnen al bij de Goudse en Leidse stedelingen bekend was voordat het in gedrukte vorm op de markt kwam. Het ligt voor de hand dat de drukkers, vooral in de beginperiode, hun geld en energie in teksten staken waarvan ze wisten dat die bij het publiek zouden aanslaan. Vaststaat dat de stadsbevolking in de zuidelijke Nederlanden ver voor 1500 vertrouwd was met de vier broers en hun paard: uit oude stadsrekeningen weten we dat het ros Beyaert in menige processie en ommegang meeliep. In Mechelen was dat al in 1416 het geval. Andere steden waar Beyaert in de vijftiende eeuw in de ommegang te zien was, zijn bijvoorbeeld Lier (1417), Leuven (1428), Eindhoven (1437), Dendermonde (1461) en Bergen op Zoom (1484). In het zuiden werden de Heemskinderen ook al voor 1500 op uithangborden afgebeeld en bij sneeuwpoppenfestijnen in sneeuw geboetseerd. Hoewel de vroegste bewijzen voor de bekendheid van het Heemskinderen-thema in de Nederlanden betrekking hebben op het zuiden, is het allerminst uitgesloten dat het in Holland eveneens al in de vijftiende eeuw bekend was. Rondtrekkende verhalenvertellers en poppenspelers - deze laatsten hadden ook wel ridderspelen op hun repertoire - traden uiteraard ook daar op. In de Hollandse stad Dordrecht liep Beyaert in 1506 in een ommegang mee.

De avonturenrijke Historie vanden vier Heemskinderen zal de burgers

[pagina 321]
[p. 321]

vast en zeker hebben aangesproken. Sommige scènes spelen zich af in de stad. Zo gebruiken Maeldegijs en de Heemskinderen in hfdst. 17 de maaltijd in een herberg in Orléans. In hfdst. 14 komt een episode voor waarin een burger zonder meer positief getekend is: een burger van Parijs helpt de zogenaamd hulpbehoevende Reinout te gaan zitten, geeft hem een aalmoes en biedt hem en Maeldegijs onderdak aan. Deze man wordt in de Historie vanden vier Heemskinderen viermaal aangeduid met de woorden de goede man. Met dit hulpvaardige en vrijgevige personage, dat zijn christenplicht tegenover zijn medemens van harte nakomt, zal menig Hollands stedeling zich graag geïdentificeerd hebben.

Is deze goede man wellicht juist met het oog op het geïntendeerde lezerspubliek van omstreeks 1500 door de prozabewerker in het verhaal gebracht? Nee, blijkens de Reinolt (vs. 4796-4823 ) kwam hij al in de verstekst voor, en ook in de Reinolt wordt hij tweemaal der gute man(n) genoemd. Op andere plaatsen heeft de prozabewerker de tekst misschien wel aangepast voor het eigentijdse stedelijke publiek. Omdat we niet weten hoe de verstekst waarop hij zich baseerde er precies uit zag, moeten we een slag om de arm houden, maar verscheidene elementen uit de Reinolt en de Renout-fragmenten die in de prozatekst ontbreken, zouden door de prozabewerker weggelaten kunnen zijn omdat ze hem niet interessant leken voor het beoogde publiek. Zo vertelt de verstekst van welke werktuigen en wapens gebruikgemaakt werd bij de belegering van Jeruzalem (mangen/magnele, pedrieren, slingren, tribuken, talpen, sogen, catten, steen, quareel), terwijl de Historie in de corresponderende passage simpelweg zegt dat er hevig geschoten werd. De verstekst noemt in een aantal passages meer onderdelen van de wapenrusting dan de Historie en beschrijft uitvoeriger de kleding van de vier boden die naar Aymijn worden gestuurd en de tooi van hun paarden. In hfdst. 23 van de Historie zegt Maeldegijs wel dat hij bij Karel aan tafel wil komen zitten, maar wordt niet vermeld dat hij de ‘schotelgenoot’ van de koning wil zijn (zie Aantekeningen hfdst. 23) en dat Karel juist daarover hoogst verontwaardigd is. Voor het publiek van de Historie was het getweeën delen van een schotel en alles wat daarmee samenhing, waarschijnlijk geen herkenbaar gebruik.

In de oudste twee drukken van de Historie vanden vier Heemskinderen wordt nergens gesuggereerd dat deze prozaroman (ook) voor een jeugdig publiek bestemd was. De jeugd heeft het boek echter al in de eerste helft van de zestiende eeuw gelezen. Dat blijkt uit de Goede manierlijcke seden, hoe de jonghers gaen, staen, eten, drincken, spreken, swijghen, ter tafelen dienen, ende de spijse ontghinnen sullen, een boekje dat in 1546 te Antwerpen werd gedrukt. Het is een voor kinderen geschreven handleiding over goede manieren, geschreven in vraag-en-antwoordvorm. Op de vraag ‘Wat boecken

[pagina 322]
[p. 322]

sijn die jonghers bequaemst ende oorboorlijcst [“het meest geschikt en nuttig”] om te leesen?’ luidt het antwoord: ‘Ten eersten de Ab [“het abc”], om die letteren wel te leeren kennen, spellen ende lesen; daer na eenich boeck dat goede manieren van leven leert ende dan het Nieuwe testament om onse alder salicheyt daer uut te leeren, want dit beter is dan Uulenspiegel, de Pape van Kalenberghe, de Vier Haymons kinderen ende meer ander hystorien.’ Uit deze passage kunnen we opmaken dat de jeugd de Historie vanden vier Heemskinderen las, en dat die lectuur door moralisten allerminst aanbevolen werd. Zelfs kunnen we op grond van de geciteerde passage vermoeden dat de Historie in die tijd bij het leesonderwijs op de scholen werd gebruikt. De vraag welke boeken geschikt zijn voor kinderen, staat namelijk in een hoofdstukje met de titel ‘Wat seden men in de schole houden sal’. Dat prozaromans als de Historie vanden vier Heemskinderen rond 1600 bij het leesonderwijs werden gebruikt, is buiten kijf. Het lijkt niet te gewaagd te veronderstellen dat dit al in de eerste helft van de zestiende eeuw gebeurde: we weten dat in diezelfde tijd op de Franse scholen de Histoire des Quatre fils Aymon en andere prozaromans bij het onderwijs in het Frans dienstdeden. Dit alles wil uiteraard niet zeggen dat de druk van Seversoen al in het klaslokaal te vinden was; daarvoor was die druk waarschijnlijk wat te kostbaar. Maar thuis kan deze vroege druk heel goed door zowel volwassenen als kinderen gelezen zijn.

Hoeveel bedenkingen de auteur van de Goede manierlijcke seden ook tegen de Historie vanden vier Heemskinderen gehad mag hebben, ze werd gelezen - en blijkbaar niet alleen door leken. In het enige exemplaar dat van Seversoens druk bewaard gebleven is, zijn hier en daar met pen woorden onderstreept en aantekeningen in de marge gemaakt. De taal van de aantekeningen is nu eens Duits, dan weer Latijn. Sommige van de gemarkeerde passages hebben een religieuze strekking. In hfdst. 14 bijvoorbeeld is onderstreept: ‘gi en sult niet wanhopen. [...] Als een mensce is in sijn meeste verdriet, so is hem Gods hulpe naest bi ende helpt een mensce uut sijn verdriet.’ En in hfdst. 26: ‘God, die alle dinc versiet ende den sinen inden noot niet en begheeft oft verloren laet’. In de marge is hierbij genoteerd: providentia dei, dat wil zeggen ‘Gods voorzienigheid’. Deze en andere passages zouden gemarkeerd kunnen zijn door een geestelijke. Misschien leken ze hem geschikt als ‘illustratiemateriaal’ bij de prediking. Onderzoek heeft uitgewezen dat geestelijken, vooral dominicanen en franciscanen, bij hun prediking en hun onderwijs veelvuldig gebruikmaakten van wereldlijke verhalen. Feit is dat het bewaard gebleven drukje uit 1508 in de zestiende eeuw deel heeft uitgemaakt van een Zuid-Duitse kloosterbibliotheek.

De gedachte dat een geestelijke passages die hem bruikbaar leken onderstreepte, is pikant. Treffen we in het hoofdstuk waarin de hierboven geci-

[pagina 323]
[p. 323]

teerde passage ‘gi en sult niet wanhopen [...]’ voorkomt, niet ook een paar diepgezonken monniken aan? De abt, die zich laat intimideren, dwingt evenmin respect af. Het is verleidelijk te veronderstellen dat Jan Seversoen, die later lutherse sympathieën zou blijken te koesteren, deze weinig vleiende passages maar al te graag gedrukt heeft. Maar hoe zal die zestiende-eeuwse geestelijke lezer tegen deze passages hebben aangekeken? Stoorde hij zich eraan? Dat komen we wellicht nooit te weten. Wel is zeker dat de rooms-katholieke Kerk later wel degelijk aanstoot nam aan passages als deze. Dat komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken