Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 17 (1903-1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.96 MB)

Scans (118.00 MB)

ebook (12.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wroeging.

Door een grauwe lucht waaruit in tergende eentonigheid een motregentje reeds den heelen dag neerdroop, viel het schemer vroeger in dan anders.... Paul, van uit zijn ledekant, dat in de donkerste hoek van zijn kleine gezellige slaapkamer stond, keek met starenden blik naar buiten door de nat bespikkelde spiegelruiten en, toen eindelijk zijn oogen pijnlijk werden van het aanhoudend op één punt kijken, wentelde hij zich met een zwaren zucht op den rug.... Hij bleef zoo geruimen tijd liggen met gesloten oogen, maar af en toe trilden de zware wimpers en vertrokken zich pijnlijk zijn mondhoeken. Toch leed hij nu geen physieke pijnen; 't waren visioenen uit 't verleden en niet te ontkomen gedachten die hem kwelden en martelden... Hij wilde trouwens ook niet meer op de vlucht gaan voor die oude herinneringen, die tijd was voorbij. Hij gevoelde nu dat 't lafheid.... laagheid zou zijn niet te durven doordenken aan datgene, wat een vlek had geworpen op zijn bestaan....

Reeds dadelijk na zijn verloving met het heel jonge, reine meisje, dat zooals hij dadelijk had bemerkt, nog maar heel weinig begrip had van de gruwelijke laag- en gemeenheden der wereld, en dat vol naif vertrouwen slechts geloofde in het goede in hem, was dat verleden als een spookverschijning voor hem opgedoemd. Hij was nooit bepaald slecht geweest, hij had nooit, als zoovelen een fatsoenlijke vrouw aangezien met gemeen begeeren; alleen had hij af en toe in zwakke oogenblikken zijn lagere natuur, zijn hartstochtelijken aandrang gevolgd; maar nu hij een meisje had liefgekregen en een blik had geslagen in haar reine ziel, verachtte hij zich om datgene wat vroeger hem heel natuurlijk had toegeschenen....

In de eerste dagen en weken van hun engagement evenwel, was het te roezig, te druk geweest om eens in alle stilte en ernst na te denken; 't was eén hurrie geweest van receptie, uitgaan, visites maken en al die dingen, die een engagement met zich meesleept; maar toen het kalmer werd en hij vaker alleen was met zijn meisje, en hij dieper en dieper doordrong in haar onbevlekt meisjesleven, overviel 't hem weer....

Als hij des avonds in bed lag, poogde hij zich nu eens wijs te maken dat 't wreed zou zijn, haar onschuldsdroom te verstoren, dat 't niets geen doel had haar een blik te laten slaan in zijn jongezellenleven, dat hij voortaan zijn leven rein zou bewaren en dat dit genoeg voor haar moest zijn,.... dàn weer, dat al was zij jong en onschuldig, zij toch wel genoeg van de wereld zou kennen, om te weten, dat alle jongelui nu eenmaal zoo deden en dat hij er dus niet over behoefde te spreken.... Maar in waarheid wist en gevoelde hij door al dit zelfbedrog heen, dat 't zijn plicht was, te spreken; dat Lucie als zijn a.s. vrouw 't volste recht had alles te weten, maar als hij dat gevoelde, kromp hij van angst ineen, want hij was doodelijk bang haar liefde te moeten verliezen. Hij had haar zoo zielslief....

Zoo werd dan dat bevlekte verleden een blijvende foltering....

Hij gevoelde zich onwaardig en beschaamd tegenover haar. Een enkele maal overviel hem dat zoo sterk, dat hij haar niet durfde kussen, noch in de reine oogen blikken. Dan leunde hij met zijn hoofd, voorovergebogen, tegen haar schouder, bang, dat zij zijn gedachten zou raden en in een opwelling van bittere wanhoop biddend om vernietiging van die oude schuld....

En Lucie, onbewust van den zielestrijd, die in hem plaats greep, streelde hem dan met de zachte vingers door de blonde, artistiek golvende haren,.... over wangen en oogen....

Maar eens, toen hij moedeloozer dan ooit tegen haar aanleunde, boog zij zich over hem heen en, teeder bezorgd op hem neerblikkend, vroeg zij zacht ‘Paul, lieveling, waarom ben je zoo stil.... is er iets.... wat je hindert?’

Haar innig-lieve stem maakte hem oproerig van verdriet; hartstochtelijk richtte hij zich op en, haar aanziend met oogen waarin al zijn vurige, alles omvattende liefde voor haar schitterde, greep hij haar handen en vroeg ‘Hou je veel, heèl, heèl veel van me, Lucie?’

Zij schrikte van zijn vraag en van zijn

[pagina 69]
[p. 69]

vreemde oogen; zij begreep niet dat hij nu nòg twijfelde, of zij hem wel zeer liefhad; zij had hem alles gegeven wat zij kon; zij had 't hem getoond in woorden, en daden, hem al haar liefde zonder eenige terughouding geschonken en nu vroeg hij 't haar zóó, alsof hij er aan twijfelde....

Tranen welden in haar mooie oogen, toen zij antwoordde:

‘Maar Paul, dat weet je toch wel’....

‘Ja maar, als ik nu eens iets verkeerds deed of gedaan had; iets wat je niet van me gedacht hadt, zou je me dan nòg liefhebben? Zijn stem werd geënerveerd van angst, doch zijn vlammende oogen bleven in spanning op haar gericht.

Hij had haar toen opeens zien verbleeken en de blik waarmede zij hem aanzag sneed hem als een zwaard door de ziel.

Zijn strijd was weer voorbij.... hij kòn 't haar niet zeggen, o God, hij kòn 't nièt....

Hij trachtte vroolijk te lachen, nam haar in zijn armen. ‘Arme Lucie, lieveling - heb ik je pijn gedaan, je begrijpt toch wel, 't was maar gekheid,’ schertste hij.... ‘ik zei 't maar om eens te zien of je er van schrikken zoudt, hoor.... mijn lieveling....’

Maar zij was er nog van ontdaan en zei boudeerend, met verwijt in haar stem: ‘Maar hoe kom je er dan aan, Paul, ik werd er koud van.... je moet nooit meer zoo iets vreeselijks zeggen - ook niet uit een grap, hoor!....

Toen hij dien avond in bed lag, huilde hij in zijn kussen en kon hij den slaap niet vatten, al woelend, om en om....

Kort daarop kreeg hij een hevige longontsteking en werd hij aan zijn bed gekluisterd. De eerste dagen was hij bijna geheel bewusteloos en de daarop volgende wisselden zware benauwheden af met korte tusschenpoozen van afmatting. Doch langzamerhand werden de oogenblikken van rust en kalmte menigvuldiger en kwam het denkvermogen weer wat helderder te voorschijn.

In zulke momenten was 't dat hij het geloof uit zijn jongensjaren weer poogde te hervinden en zijn klamme handen onder de dekens zich krampachtig samenvouwden tot een gebed....

Doch die dagen was hij toch nog te veel nabij den dood om lang en met volle bewustzijn na te denken of om zijn toestand naar waarheid in te zien; zijn hoofd was gedurig nog te veel vervuld van koortsachtige phantasieën. Maar na verloop van een week en vooral nadat de crisis een gunstige wending aan de ziekte had gegeven, werd hij zich weer van alles helder bewust en kwam de herinnering aan zijn oude zonden weer met nieuwen aandrang terug.

Zoo lag hij dan in lange slapelooze nachten te worstelen met 't verleden, dat door tranen, noch berouw, noch beloften ooit meer was te veranderen of te niet te doen.

Zijn gloeiende handen wrongen zich, nu eens wanhopig, ja zelfs in dwingerig smeeken tot een sprakeloos gebed.... dan weer liet hij ze slap neervallen, uitgeput van vermoeienis. Maar dan was 't er weer en dan klonk 't pijnlijk: ‘o mijn God, wat moet ik dan toch doen, waarom moet ik zoo boeten voor wat ik toen geen zonde vond?.... ‘o Lucie,’ vervolgde hij dan zachter, ‘mijn lieveling, was je maar vroeger in mijn leven gekomen, dan zou ik nu rein zijn, rein als jij.... o als ik jou toen gekend had, zou ik mijn slechte neigingen en hartstochten overwonnen hebben’....

't Was geen zelfzuchtig berouw dat Paul deed lijden, 't was niet de angst alleen, haar te verliezen door een bekentenis. 't Was dat natuurlijk ook wel voor een deel; maar hij zag nu duidelijk in, dat dat leven, waarin de tegenwoordige jongelui geen zonde en schande zien, laag en gemeen en verfoeilijk is;.... maar dat nieuwe inzicht kwam helaas telaat.... telaat....

En nu weer, terwijl zijn oogen dof opstaarden naar het plafond, terwijl de grijze schaduwen van den naderenden nacht al dieper en dieper werden, als luchtige gestalten zweefden door het stille ziekenvertrek, was er in hem de schrijnende pijn, om wat gebeurd was.... en ook om het leed dat hij zijn lieveling aan moest doen. Want dat was nu tot een ernstig vast besluit in hem geworden, dat hij 't zeggen zou, op gevaar af dat hij zijn gelukstempel ineen zou zien storten.... Zóo was 't dan toch oòk geen geluk.... Morgen zou 't zijn.... want ‘morgen’ had dokter gezegd ‘morgen kan uw meisje wel eens even komen kijken’.... Zelf had hij 't haar geschreven en gevraagd of zij dan in het schemeruurtje kwam.... 't Zou dan makkelijker gaan, dacht hij, als overdag, als 't zoo heel licht was....

Zij had hem een verrukt briefje teruggeschreven; dat hij bij hare andere briefjes tijdens zijn ziekte had opgeborgen.

Wat werd 't al donker.... weer ging hij omliggen en ontmoette de vage omtrekken

[pagina 70]
[p. 70]

van Lucie's gezicht op 't cabinetportret vóór hem op tafel. Hij richtte zich overeind om beter te kunnen onderscheiden, maar ook dat hielp niet. Hij rekte zich uit en nam het van de tafel....

Toen ging hij achterover liggen, het aldoor bekijkend met stille aandacht.... Hoe mooi waren toch die oogen, zoo rein, zoo devoot en zoo kinderlijk vertrouwend nog! Hoe kort nog zouden die lieve kijkers zoo open en vol naiveteit de wereld inzien.... Hij zette 't weer weg, met een zucht.... hij wou nu maar niet meer aan haar denken, totdat alles beslist zou zijn.... Hij zou zijn moeder maar eens roepen....

En zij kwam dadelijk, haar vriendelijk gezicht over hem heenbuigend, vragend of zij erg lang weggebleven was, of zij de lamp maar aan zou steken en hem wat voorlezen?....

Ja, dat was goed, dat wel graag. En al luisterend naar die zachte lieve stem, voelend haar warme hand op zijn arm, sliep hij spoedig in van oververmoeidheid.

Dien nacht was zijn slaap rustiger dan te voren; 't leek wel of met zijn vast besluit de rust en kalmte van zijn hart hem hergeven waren; hij werd tenminste moediger en frisscher wakker dan in langen tijd.

Hij verlangde nu ook maar naar Lucie's komst, om haar alles te vertellen en haar vergeving te smeeken... en de uren leken hem dan ook eindeloos. Doch toen zijn moeder op het dineruurtje zijn eten boven bracht, kon hij er bijna niets door krijgen en zette hij het schier onaangeroerd ter zijde.

‘Wat is dat nu, jongen, niet gegeten?’ knorde Mevrouw, toen zij weer kwam kijken.... zóó zal je wel weer sterk worden.’

Hij lachte om haar leuke boosheid en ineens zei hij, haar hand in de zijne nemend: ‘zeg moedertje, wil u me een groot plezier doen?’

‘Ja, wat dan Paul.... Zeg 't maar....’

‘Wil u me, als Luus straks komt, een poosje met haar alleen laten, ik heb zooveel met haar te praten - en - boven de conventie is ú toch verheven, nietwaar?’

‘Ik zou 't toch wel gedaan hebben, Paul, want ik begrijp wel dat je elkaar veel te vertellen zult hebben, je moet me dan maar roepen hoor!’

Hij kuste hare hand. ‘Dank u wel moeder.’

Samen praatten zij nog een uurtje, bewonderden den mooien zonsondergang en, toen een lichte schemer tegen half 7 inviel, werd er gebeld....

Paul schrikte op, zijn handen werden ijskoud.

‘Daar zal zij zijn, ik zal eens even kijken’ zei Mevrouw de trap afgaand.

Hij luisterde met ingespannen aandacht en ingehouden adem, doch het bonzen van zijn hart was hem hinderlijk in 't hooren. In een poging tot kalm-zijn, ging hij overeind zitten, zijn lakens om zich heen netjes leggend, maar toen haar zacht melodieuse stem even tot hem opklonk, kwam het zweet op zijn voorhoofd parelen.... Door zijn hevige ziekte was zijn wilskracht natuurlijk ook verzwakt en was zijn heele stemming weeker....

Daar kwamen zij de trap op.... met starende oogen keek hij naar de deur, waardoor zij binnenkomen zou.

Hij hoorde zijn moeder zeggen: ‘Deze deur Lucie, ik kom zoò...,’ en toen kwam zij binnen.

Ze stond blozend even stil bij de deur... Hij zag haar aan zooals zij daar stond in haar jeugdige schoonheid, de donkere oogen, beschaduwd door den breeden zwarten hoed, vol teederheid op hem gevestigd en toen in een uitjubeling van zijn groot, vurig verlangen strekte hij zijn armen naar haar uit ‘Lucie - lieveling.’

Zij snelde op hem toe, de bloemen die zij in de hand hield, vielen op het dek en haar in zijn armen nemend, drukte hij haar zwijgend aan zijn hart.

Toen maakte zij zich los uit zijn omarming, legde hoed en mantel even af op zijn verzoek en kwam toen naast zijn bed zitten, hem teeder streelend over haar en wangen. ‘Wat ben je toch mager geworden, Paul’ zei ze ontroerd - ‘maar je bent nu toch bijna weer beter.... o ik was zoo vreeselijk angstig al die dagen.... ik heb God zoo om je behoud gebeden....’

Hij kuste innig haar hand. ‘Heb je voor mij gebeden, lieveling?’ en zacht vragend ‘hadt je veel verdriet gehad, als je mij had moeten missen?’ Zij vlijde haar hoofdje even naast het zijne ‘o Paul’ zei ze, zielsbedroefd bij die gedachte.

‘Kun je mij nooit meer missen, Lucie, - nooit meer?’

Zij keek hem oprecht in de oogen en zei in vaste overtuiging: ‘Neen nooit meer.... nooit meer. Hij kreeg een hoestbui en moest even uitrusten. Toen begon hij weer: “Ook niet als ik je eens tegenviel, als ik eens

[pagina 71]
[p. 71]

niet aan je verwachtingen beantwoordde, ik bedoel als ik eens neerviel van het voetstuk, waarop je me plaatste....”

Hij vroeg 't zacht met korte tusschenpoozen, spelend met den ring aan haar vinger. Ze keek ietwat bevreemd naar zijn neergebogen hoofd.... niets vermoedend nog.... “Ik kan me dat niet goed voorstellen” zei ze droomerig - “maar ik zou je toch nooit meer kunnen missen, geloof ik”....

Hij kreeg een beetje meer moed, hoewel zijn handen kil koud werden en begon: Lucie, lieveling, ik moet je vanavond iets zeggen’.... Zij begreep dat er iets heel ernstigs zou komen; en voorvoelde bij intuïtie, angstig, dat haar geluk bedreigd werd....

.... ‘Wat dan, Paul?’ zei ze bang....,

‘Kom dicht bij mij’ zei hij gejaagd, ook dichter naar haàr toe schuivend, ‘anders kan ik het je niet zeggen.’

‘Is het dan zoo erg?’ vroeg zij huiverend, haar hoofd leunend tegen den knop van het ledekant. Hij streelde haar hand ‘ja Lucie, 't is heel erg - maar ik pleit op je liefde en vergeving’.... Zij begreep 't rechte nog niet, wachtte tot hij verder zou gaan.

‘Toe, kom met je hoofd dichter bij me Lucie; ja zóó, éen oogenblik nog.... misschien straks als ik het je verteld heb, zul je me wegduwen.’.... In zijn stem lag onderdrukte hartstocht.... ‘O Paul om Godswil, zeg 't dàn niet’ uitte zij doodelijk verschrikt. Maar hij was nu op eenmaal heèl sterk; 't was hem nu bepaald een behoefte zijn hart voor haar uit te storten en eerlijk tegenover haar te staan; toch beefde zijn stem om harent wil toen hij zacht vervolgde ‘Lucie: 't moet; als man en vrouw moeten we eerlijk tegenover elkaar staan, ik mag je niets verzwijgen, wil ons geluk in later jaren niet ineenstorten.... Hij voelde haar trillen en tranen kwamen in zijn oogen. ‘o Lucie, als ik ongedaan kon maken wat ik in zwakke oogenblikken, toen ik jou nog niet kende, heb gedaan, God hoort mij.... ik zou er jaren van mijn leven voor geven.... Maar ik had jou toen nog niet ontmoet en ik was heel hartstochtelijk van aard en de verleidingen zijn voor ons mannen zoo groot en zoo vele, ik dreef mee met den grooten stroom en o Lucie.... ik viel’.... Hij liet zich moe achterover vallen in het kussen en sloot zijn oogen, eigenlijk niets meer voelend dan al het opbruisende smartgevoel....

Een ademlooze stilte, welsprekender dan woorden, volgde.... Toen hij na een poosje... pijnlijk zijn oogen opsloeg, zag hij dat zij op de knieën voor zijn bed lag met het hoofd op den rand van zijn ledekant.

Dat beeld van namelooze droefheid sneed hem door de ziel, hij drukte zijn hoofd in 't kussen en snikte, geen woorden vindend om te troosten....

Dit deed in haar zachte gevoelige ziel de snaar van het medelijden trillen naast die der smart, langzaam richtte zij haar doodsbleek gezicht op en staarde met haar betraande oogen naar zijn gelaat, dat half voor haar verborgen was....

Haar lippen trilden hevig, ze wilde wat zeggen maar kon niet en bleef naar hem staren met die stomme felle wanhoop in de oogen, als een moeder die aan het sterfbed staat van haar lieveling. Hij scheen haar blik te voelen; hij keerde zich ten minste plotseling om en keek haar smeekend aan met zijn omfloerste oogen zijn hand in een bede om vergeving naar haar uitstrekkend.

Toen legde ze spontaan haar voorhoofd op die ijskoude hand en weende zacht met kleine schokjes.

Een weeke, zalige blijdschap kwam over Paul.... hij wist nu dat zij hem niet verstooten zou, niet van hem terughuiverde... maar dat, hoewel haar hart nu nog bloedde om haar verloren ideaal,... zij hem zou vergeven om haar groote liefde....

Even liet hij haar nog schreien en toen legde hij aarzelend zijn andere hand op haar zachte lokken en zei zacht....

‘Lucie, zie mij eens aan’...

Ze bleef roerloos liggen.... Hij richtte zich overeind en met nog inniger, sterker drang ‘Lucie kún je me niet meer aanzien? Ik heb je alles gezegd, omdat ik je zoo liefheb, dat ik geen geheimen voor je kan hebben.... ik heb berouw over mijn verleden, meer dan ik je zeggen kan....’

‘Lucie, lieveling, zie me toch aan.’

Toen keek ze op, haar wangen geheel nat van tranen, met bevende lippen en van tranen glinsterende oogen. Ze keek hem aan met een blik, waarin haar alles overwinnende liefde en tevens diepe smart over haar wreed verstoorde illusie lagen uitgedrukt.

Ze stond op en bleef nog voor zijn bed staan met gebogen hoofd.

‘Lucie, zeg mij, kun je mij vergeven?’ en toen zij weer zweeg.... ‘bedenk dat, als je “neen” zegt, je een jong leven vernietigt....

“Ja Paul, ik vergeef je.... ik.... ik kan niet anders” zei ze hortend....

[pagina 72]
[p. 72]

Hij drukte in zwijgenden dank haar koude vingers en ging stil achterover liggen in zijn kussen.

Stil deed ook zij haar hoed en mantel aan en wilde zachtjes weggaan....

Maar hij riep haar.... Zoo niet, lieveling.... als je me vergeeft, werkelijk vergeeft, bewijs 't me dan in een kus’....

Zij boog zich voorover en drukte met gesloten oogen een kus op zijn voorhoofd.... ‘Bidt voor onze liefde’ fluisterde ze....

‘Laten we 't samen doen’ zei hij en.... ook.... om vergetelheid.

Ze knikte, nu zelfs even, hoewel bedroefd, glimlachend en ging heen.

Toen dadelijk vouwde hij zijn handen tot een gebed en bad zoolang tot hij insliep. Dien nacht had hij een rustigen, heerlijken slaap.... en toen hij wakker werd, scheen helder een zonnestraal op zijn bed. En hij dacht: Zooals de hemel buiten rein blauw lacht - zoo zal ook onze huwelijkshemel rein zijn en helderstralend....

TRUTH.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken