Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 17 (1903-1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.96 MB)

Scans (118.00 MB)

ebook (12.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel

Dit hoofdartikel, zooals de lezers zullen zien eigenlijk voor den zomer bestemd, bleef wegens plaatsgebrek liggen. De inhoud is echter evenzeer toepasselijk op de wintermodes, en wat daarmee in verband staat; zoodat ik het thans plaats met het oog op de winter-dwaasheden in de kleuren van sommige dames-toiletten.

A. de S.L.

Over Kleuren.

Vanitas vanitatum, omnia vanitas.

Met half gesloten oogen zit ik in de Scheveningsche stoomtram soezende; na een dag van natuurgenieten zie ik nog voor mij de teere groenschakeeringen van jong bosch, het zontintelen van de Meizee en 'k ben dankbaar, heel dankbaar gestemd voor veel moois. Door 't stilstaan der tram kom 'k tot bezinning, open de oogen en zie voor mij - eene abominatie van kleuren:

een beige rok, waarboven een grijze mantel (wie heeft geen grijze mantel dit jaar?) 't bekende grijze manteltje met blauwen kraag, een lief manteltje, grijs met harmonisch blauw. Daarboven een paarse hoed - o, die paarse hoed met het blauw van den mantel! Nu ja, er bestaat een blauwig lila, 't welk de laatste jaren veel gecombineerd wordt met licht hemelsblauw; sommigen vinden die kleuren mooi bij elkander passen, ik niet, maar het kan er mee door. Doch paars, nijdig papierenviolenpaars, met licht staalblauw, kan het leelijker? En dan die beige rok onder den grijzen mantel, waarlijk een bijzonder ontwikkelden kunstzin behoeft men niet om te zien het leelijke, smakelooze van beige met grijs. En toch, hoevelen dragen niet doodkalm een grijzen mantel van dit jaar op den beige rok van verleden jaar. ‘Och wat komt het er op aan,’ zooals laatst iemand mij antwoordde toen ik eene opmerking maakte over de magenta das op een steenrood gestreepte blouse. ‘Wat komt het er op aan’ - maar het komt er wèl op aan. Niet iedere vrouw is het gegeven mooi te zijn, doch wèl is het bijna ieder gegeven elegant en harmonisch te zijn. En dit kunnen we hoofdzakelijk bereiken door ons toilet, door een harmonisch samenvoegen van kleuren en lijnen. ‘A thing of beauty is a joy for ever.’

O, Scheveningsche tramjuffrouw, wat was je leelijk! En als je eens in plaats van dien heel duren modistenhoed een grijzen of zwarten rok en een eenvoudigen witten of zwarten stroohoed gekocht had, die zeker bij je geel teint en fletse oogen veel beter gestaan zou hebben dan die paarse bloemendos, heusch dan zou je er nog niet zoo kwaad hebben uitgezien. Maar nu - en als ik er nog aan denk krijg ik eene koude huivering, zooals wanneer men met den nagel langs een witgekalkten muur krast.

En nu ik er toch over begonnen ben, zou ik een praatje willen houden over kleuren; wat pretentieus misschien, als men weet, dat ik noch kunstcritica, noch artiste van beroep ben.

De zomer en de daarmee jaarlijks terugkeerende zorg voor ons zomertoilet staat weer voor ons; het is nu eenmaal een treurig feit, dat we ons onder alle omstandigheden des levens kleeden moeten, of we vroolijk of treurig zijn, bij zonneschijn of regen, kleeden moeten we ons. Doch ééne troost ligt hierin: door den vorm van den hoed, de snit van onze kleeding kunnen we het minder mooie, dat ons gegeven is, zoo min mogelijk in het oog doen vallen, het mooie releveeren; evenzoo kan de keuze van kleuren ons teint, haar, oogen, enz. op zijn voordeeligst doen uitkomen. En waarom zouden we niet ‘the most of ourselves’ maken?

Ikzelve, die helaas begiftigd ben met eene gelaatskleur, die blond noch donker genoemd kan worden en een haardos, die zweeft tusschen donker aschblond en licht-bruin, heb door ondervinding geleerd, dat roze, lila en lichtgeel voor mij verboden kleuren zijn.

Niettegenstaande ik dol ben op roze, heb ik steeds vermeden die kleur te dragen, sinds ik eens mijn hoofd grauwerwtachtig zag boven een roze japon. O, die roze japon!

[pagina 325]
[p. 325]

Ik was toen nog jong en onbezonnen en droeg haar tot den laatsten draad af, omdat het moest, doch haatte haar hartgrondig.

Roze is de kleur, die de mooie gelaatskleur, hetzij donker of blond, zal releveeren, die het fletse vel nog fletser, in vele gevallen geel zal doen schijnen. Een flets bleek teint is waarlijk geene exceptie in ons land, en aan hen, die er mee begiftigd zijn, wil ik zeggen: draag bij voorkeur hemelsblauw en zeegroen, beide kleuren die de huid roze doen schijnen. Ook crèmewit en oranje kunnen met succes gedragen worden; vermijd evenwel roze, geel en lila en in het algemeen teere kleuren als beige en lichtgrijs. Beige en lichtgrijs, beiden kleuren, die veel gedragen worden en slechts gedragen moesten worden door brunettes of mooie blondines. Eene frissche brunette kan bijna alle kleuren dragen; hemelsblauw evenwel, zal haar in de meeste gevallen grof en oud doen schijnen en moet dus vermeden worden, terwijl de blondine juist deze kleur bij voorkeur zal moeten dragen.

Aan het meisje met het heel mooie, doch zeldzame roomkleurige, kleurlooze teint, zou ik raden bij voorkeur crèmewit of dofzwart te dragen. Glanzend zwart wederom is de kleur voor de fletse teints, ook donkerrood en marineblauw.

Roze is de kleur voor de mooie teints, heb ik gezegd - hiermede bedoel ik evenwel niet, dat het rossige of roode meisje, dat gewoonlijk met eene mooie gelaatskleur gezegend is, deze kleur dragen moet. Laat zij met het rossige of kastanjebruine haar vermijden: roze, rood, rozenrood, magenta enz. (licht zalmkleur kan nog) en zich bij voorkeur houden aan blauw en groen in de verschillende schakeeringen.

Laat ons vooral vermijden datgene, wat de aandacht vestigt op onze onvolmaaktheden.

Zoo zag ik één dezer dagen op een tennesmatch een jongmensch met zeer rood haar een oranje das dragen, hetgeen natuurlijk aan iemand de boosaardige opmerking ontlokte: ‘hij heeft zeker een das van zijn haar laten maken.’

Mooie blauwe oogen zullen door eene japon in dezelfde tint meer tot hun recht komen; laat eene oude dame met mooi grijs haar eene grijze japon dragen.

Nu nog een enkel woord over kleurcombinaties: laat ons vermijden grijs met beige, paars met blauw, met roze, turkooisblauw en oud blauw, magenta met rood enz. enz. -

Mooie combinaties zijn: hemelsblauw met roze, met lichtgeel, geel met lila, met magentarood en, als ge durft: oranje en hemelsblauw.

Laat ons zorgen in onze kleeding een harmonisch geheel te vormen, laat ons geen slaven zijn van de mode, doch slechts voor mooi houden, wat mooi is; in één woord: laat ons trachten ‘a thing of beauty’ te zijn.

JOKE.

Noot der Red.
De witte hoeden die tegenwoordig in de mode zijn, en door jan-en-alleman, in afschuwelijk-grove namaak van bont of pluche, op het hoofd gezet worden, kleuren al héél weinig bij sneeuw en vuil, noch bij de bestanddeelen der goedkoope toiletten van vele draagsters...
Zulke modehoeden zijn bedacht door luxe-vrouwen, die in hun eigen rijtuig uitgaan, en 's winters vertoeven aan de Riviera of in Italië, en die bij elken hoed een erbij passend toilet bezitten, en erbij passend echt-bont dragen, enz, enz.
Maar de gewone vrouw, met twee, hoogstens drie winterhoeden, met één ‘best pak’ en ‘één daagsch’ dito, maakt zichzelve zoo léélijk en belachelijk als zij toegrijpt naar elke luxe-mode, zonder te kijken naar haar eigen gezicht, overig toilet, en verplichte omgeving en bezigheden.
Ik woon in een drukke straat, ende monsters van leelijke witte hoeden en van ‘uniformjassen’, (ook een nieuwe mode dezen winter), die ik dagelijks zie op niet ervoor geschikte vrouwen zijn werkelijk even belachelijk als interessant; omdat zij, wat dit laatste betreft, een welsprekend bewijs leveren hoe weinig echte ‘kunstzin’ de hedendaagsche vrouw (reform- en niet-reformdraagsters) bezit. Die er juist zoo hard over schreeuwt!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken