Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 17 (1903-1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.96 MB)

Scans (118.00 MB)

ebook (12.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.

I.

Geachte Freule.

 

Wilt u zoo goed zijn, het onderstaande in een van de eerstvolgende nummers van de Hollandsche Lelie te plaatsen?

In ‘de Avondpost’ van Dinsdagavond 8 Maart werd ik door ‘Lector’ aangevallen naar aanleiding van het door mij uit 't Fransch vertaalde stukje: ‘Wilhelm II en de Handschriftbeoordeeling,’ voorkomende in No. 36 van de Hollandsche Lelie.

Mij werd ten laste gelegd, dat ik den Duitschen brief, aan 't hoofd van 't stukje geplaatst, oppervlakkig had vertaald en tevens uitte de schrijver de veronderstelling, dat ik zóo weinig kennis van de Duitsche taal zou bezitten, dat ik ‘Gemahlin’ door ‘moeder’ vertaalde.

[pagina 626]
[p. 626]

Ik wil nu, om mij te rechtvaardigen tegen die aanklacht, meedeelen, dat de Redactrice van de Holl. Lelie mij zelf verzocht, genoemd stukje te willen vertalen uit ‘la Vie illustrée.’

Het fac-simile van den oorspronkelijk Duitschen brief, dat ook in ‘la Vie illustrée’ stond, heb ik nimmer onder oogen gehad, daar het terstond doorgezonden is naar de drukkerij voor copie. Maar aan 't eind van 't stukje stond er wel een Fransche vertaling van, die ik in 't Hollandsch overbracht.

Bovendien was de Fransche brief gedeeltelijk afgescheurd, waardoor enkele woorden - waaronder ‘echtgenoote’ - verloren waren gegaan, die ik zoo goed mogelijk trachtte in te vullen.

Hopende, dat belangstellenden ingezien zullen hebben, dat de fout niet bij mij lag, noem ik mij, met dank voor de verleende plaatsruimte

Hoogachtend

AAFKE DE KEMPENAER.

Den Haag, 11 Maart.

 

Noot Redactrice.

Met alle genoegen geef ik freule de Kempenaer gelegenheid deze zaak toe te lichten, ofschoon ik denk, dat ieder lezer die de vergissing heeft opgemerkt, wel vanzelf zal begrepen hebben, hoe hier een of ander toeval of drukfout in 't spel was, en geen onwetendheid. Zelfs iemand die in 't geheel geen Duitsch kent, weet nog wel dat Gemahlin niet vertaald wordt door moeder. Inderdaad heb ik het Duitsche fac-simile terstond doorgezonden voor afdruk naar de drukkerij, zoodat freule de Kempenaer alleen het Fransche gedeelte onder de oogen kreeg. En inderdaad was dit, daar de jaargang der Vie illustrée niet meer nieuw was, op enkele plaatsen afgescheurd en onleesbaar. De corrector der Lelie heeft vermoedelijk niet gezien, toen hij de gehééle proef nazag, dat het Duitsche woord en het door freule de Kempenaer op goed-geluk ingevulde Fransche niet bij elkaar pasten.

Wat freule de Kempenaer betreft, zij is, als zijnde in het bezit eener akte Middelbaar Fransch, een volkomen bevoegde vertaalster; juist daarom zond ik het werk aan háár.

II.

Aan den heer v.d. Kolk te R.

 

Dank voor uw enthusiast schrijven, dat mij Davos van een anderen kant leerde zien dan tot nog toe.

Zelf ben ik nooit in Davos geweest en begon dus mijn artikel met ‘veel gelezen en gehoord had ik van een Davos’. Gelezen: men behoeft ‘Ships that pass’ slechts te lezen! En gehoord heb ik veel van een oud patiënte, die er 4 jaar lang huisde en zich er daarna 3 jaar aan 't mooie verpleegwerk heeft gewijd.

Wel heb ik haar hooren zeggen, dat er groot verschil is tusschen het leven in enkele strenge Sanatoria en in dat van de z.g. pensions, waar zich ook vele patiënten verzamelen. Misschien ligt hier de oplossing van 't verschil van meening, dat er bestaat omtrent het leven daar.

Verder moet ik u nog op kleine onjuistheden wijzen. U schrijft ‘die ziekte, die Mej. Oudshoorn de meest geneselijke noemt.’ Als leek kan ik geen persoonlijk oordeel hebben en citeerde dit dus uit een brochure, waarvan u den volledigen titel in mijn noot hadt kunnen vinden. Ik kan mij echter goed begrijpen, dat u de reputatie van ‘een plaats, die u lief is’ wilt verdedigen. U heeft daar zeker véél goeds van gezien, evenals ik van O.N.O. Uw pleidooi betrof hier echter voornamelijk het natuurschoon, waarover ik absoluut niet gesproken heb.

CHRISTIANA N. OUDSHOORN.

Leiden, 4. 3. '04.

III. (Antwoord van W. Wijnaendts Francken-Dyserinck aan freule de Savornin Lohman naar aanleiding van de vraag blz: 612 no. 37.)

10 Maart '04.

 

Geachte Redaktrice.

 

Tot m'n stomme verbazing valt m'n aandacht zooeven op uw ‘vraag’.

Is het uw bedoeling mij ontboezemingen te ontlokken in welke dingen ik als, in uw oogen zeker, ongewone vrouw, een eer stel? Of wel hoe de meening van mij, als een denonsens-verafschuwend-en-de-degelijkheid-hooghoudend, kakelend derde-geslachts-produkt, is over hollandsche en buitenlandsche ‘vrije-vrouwen-blaadjes’? Dan zult u me ten goede moeten houden dat ik ditmaal aan uw wensch geen gehoor geef. -

Is het alleen uw bedoeling een rechtstreeks antwoord te ontvangen op uw ‘vraag’ of door mij ‘the Queen’ tot de der-vrouwen-smaak-op-laag-peil-houdende lektuur wordt gerekend? Dan heb ik slechts mijner onwetendheid kond te doen: ik ken 't blad niet, noch ‘la Vie heureuse’. -

Dat ik overigens met groote belangstelling van uw inzichten in deze materie kennis nam spreekt van zelf, al was na 't artikel over 't huwelijk van de prinses van Albany en de bijbehoorende modeplaatjes de bekendmaking van deze uwe meening m.i. vrij overbodig.

Met vriendelijke groeten van kippenhok tot vinkentouw,

uw

Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck.

IV.

A'dam, 6 Maart 1904.

 

Hooggeachte Redactrice.

 

In de Holl. Lelie van 10 Febr. las ik in het hoofdartikel (Ina Boudier-Bakker door J.H. Rössing) hoe de heer Rössing een fout in de aanhaling maakt van:

 
‘Waar de Man van vreeze trilde,
 
Streed en overwon de Vrouw.’

op bladz. 538, wat Z. Ed. laat zeggen door H.J. Schimmel, terwijl genoemde ophemeling

[pagina 627]
[p. 627]

van de vrouw voorkomt in ‘de schepping’ van J.J.L. ten Kate.

Daar dit abuis tot heden niet werd tegengesproken in eene der volgende afleveringen van de Holl. Lelie, ben ik zoo vrij er even op te wijzen.

Hopende ge mij deze vrijheid wel wilt veroorloven, heb ik de eer te zijn

Uw. Dw.

A.R. Van D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A. de Kempenaer

  • Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck


datums

  • 11 maart 1904

  • 4 maart 1904

  • 10 maart 1904

  • 6 maart 1904