Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kostschool-herinneringen.

‘Het doel, waarnaar de ouders ten opzichte van hunne kinderen hebben te streven is dit:

Zich zelf overbodig maken.’

Deze woorden uit Dr. Ritter's ‘Paedagogische Fragmenten’ schieten mij te binnen in dit schemeruur, waarin ik ten opzichte van ons kind een besluit moet nemen: ‘àl of niet naar Kostschool.’ Bij ons blijven of een jaar naar 't buitenland. En haar vader en ik moeten dat absoluut onzelfzuchtig doen, wij mogen ons niet met drogredenen paaien, alleen aan 't kind zelf mogen wij denken.

Het zal heilzaam zijn, haar eens in andere omgeving, onder kornuitjes van haren leeftijd te zenden; heilzaam ook, voor haar vorming en karakter.

En nu zijn er stemmen die opgaan voor ‘Kostschool’, maar de beslissing hangt af van mijne goedkeuring, welke ik niet durf geven alvorens eerst goed na te gaan, wat wij daarmee beoogen: het vóór en tegen.

‘Als zij hièr op Kostschool ging, zou zij de drie vacanties thuis zijn!’ fluistert een lokkende stem. ‘En als zij naar 't buitenland gaat, zien wij haar een heel jaar niet.’ - Ach! wat is 't moeilijk, zich zelf te verloochenen!....

Ik zit voor mijn haardje, 't is het schemeruurtje, wanneer, naarmate het om mij heen duisterder wordt, een helderder licht ontbrandt in mijn geest, en veel mij duidelijk wordt, dat mij overdag is ontgaan. Ik wil in dit uur mijn eigen Kostschooljaren, in enkele trekken, de revue eens laten passeeren, zoo zal ik 't best tot een besluit kunnen komen.

De eerste herinnering is het begin van alles: Het afscheid van mijnen vader op de stoep der Kostschool, waar, met ons, ook nog een ander slachtoffer stond met haren vader.

En nauwelijks is de bel overgegaan of, met veel tranen en gesnik, begint het afscheid nemen. Schitterend duet! De ééne met hooge nerveuse geluidjes, de andere met langgerekte, diepe ‘oeh's’.

Beide vaders, als twee pendanten, (voor een onzijdig beoordeelaar was de toestand hoogst humoristisch) troosten om het hardst, met woorden als: ‘Denk eens aan al die vriendinnetjes, aan de brieven van huis, de pakjes met verrassingen en.... de vacanties!’

Inmiddels is de deur geopend, en bevinden een oogenblik later beide vaders zich alleen, groeten glimlachend om hun collegaschap, en gaan ieder huns weegs.

De bakvischjes intusschen hebben eerst werkelijk een gevoel alsof ze in eene gevangenis binnengebracht zijn, nu de deur achter hen dicht gaat, en vader is buitengesloten.

Maar al heel gauw komt er afleiding in 't uitpakken der koffers en 't rangschikken hunner schatten in de kastjes, het vertoonen hunner portretten aan elkaar.

's Avonds in bed echter, als het licht uit is, komt een groot gevoel van verlatenheid, van echt heimwee, als men denkt aan Moeders toestoppertje, waarvoor we ons altijd nog niet te groot vonden; haren kus, haar zachte hand - (kalmeerende aanraking!) op ons hoofd. Als we denken aan haar lieve stem, vragend: ‘niets te biechten, niets op je hartje, mijn kind?’

Die gedachte doet pijn, en snikkend leg ik mijn hoofd in het kussen en verlang, o verlang zoo naar huis!

[pagina 152]
[p. 152]

Wat daarna 't scherpst in mijn herinnering is gegrift, is een overdreven vriendschap, die ik sloot met een meisje dat ik adoreerde; courtiseerde kan ik wel zeggen. 'k Was als verliefd, en maakte verzen op haar, die mij halve nachten wakker hielden.

Bij gelegenheid van eenen kerstboom voor de kinderen van 't dorp, vliegt, terwijl we een kerstlied zingen, een tak in brand. In alle stilte, knijp ik kalm den vlammenden tak tusschen mijne vingers uit, rustig verder zingend. Als 't uit is, toon ik mijne hand vol blâren aan 't vriendinnetje. Ik had deze heldendaad niet gedaan om een ongeluk te voorkomen, maar enkel en alleen om in hare oogen eene heldin te zijn.

‘Nù màg je den heelen avond met me dansen,’ zei ze, du haut de sa grandeur. En nog kan ik de gedachte niet uitstaan, dat ik die gunst aannam. Door te veel geven en nooit iets terug te vragen, had ik haar bedorven. Helaas! hoe dikwijls heb ik ook in later jaren de ervaring opgedaan - toen ik geen kind meer was - dat men, door te veel geven, soms nooit meer iets terugontvangt.

Op eenen morgen werd ik, door een brief aan de Directrice, opontboden om thuis te komen helpen, daar Moeder ziek te bed lag en zusje de mazelen had. Niets was natuurlijker. Maar nooit vergeet ik de onaangename uitdrukking op 't gezicht der directrice, toen ze mij dit meldde en zeer onomwonden hare afkeuring toonde over dezen wensch mijner ouders; hetgeen wel niet van veel zelfbeheersching of tact getuigde, van ‘opvoedkunde’ zeker niet.

Als ik na eene korte afwezigheid terugkeer op school, vind ik de intieme vriendin fluisterend, vol geheimzinnigheid, met een ander meisje. Zij pocht op deze nieuwe vriendschap, en gaat zelfs zoo ver, mij triomfantelijk een ringetje te toonen, dat ze van haar kreeg. Ik voel nu met een leelijk afgunstig iets in mijn hart dat dit gouden ringetje wonderen doet en mijne arme verzen vol gloed en teederheid er niet tegen opwegen.

Ik vraag - wel wat theatraal, - mijn verzen terug, verscheur ze, en... heb een dankbaar publiek aan enkele andere meisjes, die het ‘drama’ bijwonen.

In 't begin ben ik eerlijk bedroefd maar door de overdreven sympathie der anderen word ik onnatuurlijk, ga poseeren en acteeren als verongelijkte wanhopende! En hierop wil ik wijzen! Dit is voornamelijk een van de verkeerde dingen op een kostschool, dat menigeen er haren eenvoud verliest, wanneer men haar interessant gaat vinden en anders dan anderen. Men gaat geheime smarten zoeken en emotietjes najagen: men gaat acteeren, wordt toegejuicht en gelooft eindelijk zelf aan wat men speelt. Wat een muffe ziekeluchtjes, in die vrouwenkolonie soms!

De sentimentaliteit ontbrak ook niet, niet eenmaal geweerd of getemperd door de directrice, die het heel gewoon scheen te vinden dat wij een nieuw Engelsch meisje, dat wij nooit gezien hadden, verwelkomden door haar bed met rozen te bestrooien!

Verdriet hebben, béken tranen schreien: Ziedaar de emotie bij uitnemendheid. Had men geen verdriet, dan schepte men 't zich!

Hoeveel denkbeeldige smarten hebben we beweend! Men zou er om kunnen lachen als 't niet zoo droevig was dat we uit louter aanstellerij ongelukkig waren, terwijl we, zoo jong, zoo onbezorgd en verzorgd, zoo gelukkig hadden kunnen zijn. Want er werd veel gedaan om 't ons aangenaam te maken. De ondeugende streken die we uithaalden waren zeer onschuldig, zoo bewaarden wij taartjes van onzen verjaardag, en aten die op als we hadden moeten slapen. Het gevaar van ontdekt te worden, gaf een heerlijken prikkel en verhoogde het genot. Zoodra echter hoorden wij niet een Mamsel of Miss naderen, of van welke nationaliteit deze, op wollen pantoffeltjes aansluipende Detective dan zijn mocht, of wij kropen, dikwijls met monden vol room, onder de dekens, quasi in diepe rust. -

Na de vacantie kwamen we wel vol nieuwe voornemens terug, verlangend ook, onzen kameraden al onze wederwaardigheden te vertellen, en onze vriendinnen terug te zien.

Maar één sentimentele bakvisch schildert, op haar koffer gezeten, ons haar pessimistische beschouwing van 't kostschoolbestaan en dat is genoeg, en we huilen mee al was 't maar alleen voor de gezelligheid.

Feestdagen en uitstapjes, vroolijke uren met muziek en boeken. Gezellig theeuur. Zondag met kerkgang en brieven schrijven naar huis! Zondag met gelei en sardines aan de koffie; uitstapjes en tochtjes! U gedenk ik met dankbaar hart en de St. Nicolaasavond was het glanspunt. Het strenge prestige verdween dan, als sneeuw voor de zon, en 't was een genot, elkaar te verrassen.

Een ieder zoowel onderwijzer, als leerling vertoonde zich dan van zijne beste zijde. -

Onder de meisjes herinner ik mij de meest

[pagina 153]
[p. 153]

verschillende typen. Die eene dikzak, die de manlijke eigenaardigheid had, veel van lekker eten te houden en 's middags aan tafel met angstige blikken de sauskom volgde. Die tot ons aller verbazing, vóor 't ontbijt reeds een heele banketletter op had, zonder dat haar maag hiervan iets scheen te weten.

De Friezinnetjes waren over 't algemeen ontoeschietelijk, en stug, maar eerlijk en trouw; zonder sentimentaliteit, wat nuchter, maar absoluut betrouwbaar.

De Rotterdamschen geanimeerd gezellig, joviaal druk! Na iedere Kerstvacantie terugkeerend met verhalen over de opera-helden en heldinnen.

De Amsterdamschen droegen al min of meer den stempel der hoofdstad althans het type dat bij ons vertegenwoordigd was. Zij gaven af op alles wat niet hunne stad, hunne gewoonten waren en encanailleerden zich niet met de Rotterdamschen. Stijf, op een afstand, maar bij nader kennismaking meevallend, en dikwijls heel sympathiek.

De Haagschen met coquette kleeding en maniertjes, veel armbanden en lintjes, portretten van jongelui, geheimzinnige gesprekken; lachend om kameraadjes die zich niet in gezelschap wisten te bewegen en niet wisten wat ‘flirt’ beduidde, - maar - vroolijk, hartelijk, zich gemakkelijk gevend, en schikkend, vol aardige, jolige invallen. -

Kwam men na de vacantie weer op school, dan was 't moeilijk zich weer te plooien naar het legkaart-systeem van de dagverdeeling. Het was soms een groote eentonigheid, die ons deed wenschen soms naar iets: ‘n'importe quoi’ dat deze kleurloosheid zou breken.

Zoo was een onweer eene welkome afleiding. ‘Als de bliksem eens insloeg!’ Hoe heerlijk! en men verdiept zich in de agitatie die dat geven zou.

Op zekeren dag, wat bedorven door de gulden vrijheid tehuis, déclameer ik, met een stem als een klok:

 
Der Mensch ist frei geschaffen infrei.
 
Nur wird er in Ketten geboren!

'k Riep het - uitdagend - al die juffers toe. Men had ons juist 't vers geleerd, en tot mijne niet geringe verbazing, werd ik voor deze spontane uiting niet gestraft.

't Was jammer dat de secondanten ook aan 't dwepen gingen met elkaar, en 't spijt me te moeten bekennen dat zelfs de Directrice onder hare onderwijzeressen haar favorietje had, dat nog weleens afwisselde en... wee degene die niet in genade was! Homo sum!

En moet men wel niet een engel zijn om strikt rechtvaardig, tactvol een meisjeskudde van vijf en twintig te regeeren? Meisjes allen tusschen de vijftien en achttien jaren! - waar bovendien dikwijls nog gevaarlijke elementen onder zijn! Kinderen waar voogd of ouders geen raad mee weten, die niet meer te regeeren zijn, worden als laatste redmiddel naar kostschool gezonden, evenals bedorven kinderen, die onder vreemden dwang moeten! Zoo heeft men kans eigen kind te zien bederven door den dagelijkschen omgang met dergelijke meisjes en dat juist in de jaren dat een kind het hardst groeit naar lichaam en geest en buitengewoon vatbaar is voor indrukken.

Eén ding is mij sterk bijgebleven en wel de uitgesproken wensch der Directrice dat ik, die gewend was 'smorgens een hoofdstuk in mijn Bijbeltje te lezen, ook anderen daartoe zou zien over te halen. Men sprak van den ‘goeden invloed’ die er dan van mìj uit zou gaan.

Ja, min of meer deed men 't voorkomen, alsof dit iets was, dat mij hooger deed staan dan de anderen, die dit nooit gewend geweest waren.

Nu vraag ik U! zoo als zedenmeester te moeten optreden; zou het, indien het gelukt was - geen huichelaarster van mij hebben kunnen maken? Neen, neen! ondanks het vele goede van 't kostschoolleven kom ik toch tot de conclusie, dat het een broeinest zijn kan voor kuurtjes en kunstjes en velen er hun eenvoud en natuurlijkheid zullen verliezen.

Ik denk aan mijn eigen lief meisje. Op haar zeventien jaren, een onstuimig natuurkind, met een hartje van goud, en nog geen enkel verborgen hoekje waar zij Moeder niet toelaat. Een kind, opvliegend van aard, inpulsief, hartstochtelijk voelend, maar met een fijn besnaard zieltje. En plotseling vind ik het eene onzinnige gedachte haar naar kostschool te zenden! Ik kan het denkbeeld niet verdragen dat er iets aan mijn heerlijk natuurkind zou worden bedorven door 't inmetselen van voelen en denken, het in harnas sluiten van haar spontane zeggen en uiten.

Mijne ouders werden door omstandigheden gedwongen mij naar Kostschool te zenden, maar zij vonden niet, toen ik thuis kwam, dat het mij veel goed had gedaan.

O thuiskomst! gezegende thuiskomst! Nog

[pagina 154]
[p. 154]

zie ik 't alles alsof het gisteren ware: Vader, die mij afhaalt, en, hoe wij bras-dessus-bras-dessous door de welbekende straten wandelen. Als ik ons lieve huis in de verte zie druk ik even Vaders arm en voel een prop in mijn keel komen, die ik tracht weg te slikken.

Moeder staat voor het raam, en wuift. Ik wenk,... wenk, laat Vaders arm los, en vlieg vooruit, Zusje opent de deur, een broer roept ‘hoerah!’ en dan even later in onze huiskamer, voel ik Moeders armen om mij heen, hare kussen, heel 't gezegende welkom zonder woorden! Mijn thuis! mijn veilig tehuis....

 

Ik bemerk op eens, dat ik bij mijn haardje zit te droomen, en voel warme tranen op mijn hand vallen en denk aan vader en moeder die lang zijn heengegaan, en 't ouderlijk huis, dat niet meer bestaat... tot een paar onstuimige armen zich sluiten om mijn hals, en frissche lippen mijn betraande wang kussen. 't Is mijn meiske dat ongemerkt is binnengekomen. Ik vertel haar dat het plan-Kostschool niet zal doorgaan, - en als ze al juicht vervolg ik, hoe ze nu naar 't buitenland zal gaan een jaar lang bij menschen, die haar behalve hun taal, misschien ook iets kunnen meegeven in het leven, dat haar staalt en zelfstandiger maakt.

‘Dat kunt U ook wel Moeder! U en Vader!’

‘Neen - dat kunnen vreemden beter, kind! Je bent veel te veel een Moeders-kindje! Je moet weg, wàt het mij ook kosten moge!’

‘Schreit U daarom Moeder?’

‘Neen kindje! Ik dacht terug aan mijn eigen terugkeer in 't lieve Home! dacht, hoe 't nergens, neen, nergens op de heele wereld zoo veilig is en zoo goed.’

Helaas dat wij 't soms zoo laat beseffen, en dan vol weemoed terugdenken aan dien tijd, toen we nog kinderen waren, - een tijd die als een gouden droom achter ons ligt, maar dien we niet tweemaal droomen.

't Is zoo stil in de kamer; wij luisteren naar 't tikken van de klok en zwijgen een tijd lang.

Dan legt mijn meiske mijn hoofd aan haar zacht schoudertje: ‘Is 't zóo veilig, Moeder - zeg -? als vroeger thuis?’

Ik voel een groot geluk over mij komen, met dat lieve, dat innige kind, zoo dicht aan mijn hart.

Als we dan samen op straat gaan staan kijken naar de lichtjes der lantarens, zien we daar den postbode, met zijn eigen steeds naderend lichtje komen.

‘Zoo komen nu later ook jou brieven, kind, en sta ik hier alleen uit te zien, naar de post die mij je beschrijvingen brengt van wat je ziet en beleeft.’

‘Moesje,’ zegt ze, het woordje uit haar allereerste kinderjaren.

En dan haar best doende vroolijk te zijn: ‘Wat zal onze post dan te zwoegen hebben onder mijne brievenstapels! De goede man mag wel een extra fooi hebben met Nieuwjaar!’ Ze lacht, en ik trek het lieve, jonge gezicht naar mij toe en zie de groote, heldere kijkers vol tranen:

‘Dwaas kindje! stil! - daar komt Chrisje al, met 't theewater en met licht!’

 

‘SONIA’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken