Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 373]
[p. 373]

14 December 1904.
18de Jaargang.
No. 24.



illustratie

Hoofdartikel

(Deze wedstrijd-artikelen worden alsnog opgenomen op verzoek van vele abonné's).

Hoe kan een finantieel-onafhankelijk meisje zich nuttig maken?

Een finantieel-onafhankelijk meisje! - een rijk meisje dus.... Als je dat zoo ziet geschreven staan, krijg je een visioen van een mooi, jong wezentje, een schitterende lentebloem, een lachende zonnestraal, die licht en vreugde om zich heen verspreidt in het ouderlijk huis, waar zij op de handen wordt gedragen, verwend, gekoesterd, bedorven, door vader en moeder beiden....

Je zoudt haar willen toeroepen: ‘benijdenswaardig Zondagskind! geniet toch volop dat blijde, onbezorgde lentegeluk, drink het in met volle teugen, dat ge de herinnering eraan als een schat in u meêdraagt, die u door uw geheele volgend leven een bron van warmte en verkwikking zal zijn’....

Je philosofeert verder over het verschil met zoo menig jong ding, dat reeds van de vroegste jeugd af moest worden ingewijd in zorg en ontberingen en je verheugt er je over, dat dit schepseltje het leven zal kunnen intreden, frisch van hoofd en hart, met vollen, ongerepten levensmoed en levenslust, wanneer dat leven haar eenmaal roept........

En dan hoor je op eens, dat zoo'n kind vraagt om bezigheid, dat ze zich nuttig wil maken, plichten verlangt - met eerlijke ronde woorden: dat ze zich verveelt.......

Eerst krijg je een gevoel van medelijden met zulk een onvoldaanheid, je vindt het wel een klein beetje aanstellerig ook, - maar als je het wat aandachtiger beschouwt, bruist er ergernis, diepe, krachtige ergernis in je op over de ouders, of eigenlijk de moeder, die haar taak zóó slecht heeft begrepen dat ze in gebreke is gebleven het leven van haar kind zoo te vullen, dat dit voor verveling behoed bleef.... Want zij, de moeder kende het leven en ook de omstandigheden; zij wist, of ze diende het te weten, dat er, de officieele leertijd eenmaal geëindigd, een oogenblik zou kunnen komen, waarop haar kind kon vragen: ‘Wat nu?’ - En zoo zij al, door onnadenkendheid of zorgeloosheid, of gemakzucht, die vraag niet heeft voorkomen, zooals het haar plicht ware geweest, zeker had zij moeten zorgen er een antwoord, eene oplossing voor gereed te hebben.

[pagina 374]
[p. 374]

‘Ik kan toch niet den geheelen dag pianospelen, zingen, schilderen, lezen!’ klaagt het meisje; en in die klacht ligt zoo duidelijk zichtbaar het onvergeeflijk verzuim der moeder. Neen, zij kan niet den ganschen dag musiceeren, teekenen, handwerken, wanneer dat alles bij wijze van tijdverdrijf wordt gedaan, vooral niet, wanneer zij het eenmaal als zoodanig is gaan voelen. Maar waarom niet van de eerste jeugd af, een dezer ‘talents d'agrément’ als ernst beschouwd en de ontwikkeling daarvan het kind als doel voorgehouden; waarom haar niet geleerd, dat, wie van de natuur eene gave heeft ontvangen, ook daarbij de verplichting heeft naar de volmaking dier gave te streven?

En wanneer er nu geen aanleg is, noch voor het een noch voor het ander, - wanneer het niet gelukt eenigen zin voor studie op te wekken? - O, het is mogelijk, en ik heb van nabij zulk een geval gekend in een ruim met aardsche middelen gezegend gezin, waar de achttienjarige dochter na volbrachten kostschooltijd zoude thuiskomen, ook zonder eenig talent of liefde voor muziek of schilderen of kunstnaaldwerk of wat dan ook. En de ouders, die maar al te goed begrepen, dat, als de eerste opgewondenheid van het ‘uitgaan’ er af was, verveling, door gebrek aan ernstige bezigheid wel eens de bron van veel ellende zou kunnen worden, de ouders zochten hoe zij het kwaad konden voorkomen en - vonden.

Zij woonden op een buiten vlak bij de stad en nu kwamen zij op de praktische gedachte om aan hun dochter de zorg en administratie van den moestuin op te dragen. Het was eene heele verantwoordelijkheid en in het begin kostte het natuurlijk inspanning om er ‘in te komen,’ maar de tuinbaas had schik, dat ‘de juffer’ zich zoo van alles op de hoogte wilde stellen en hielp flink, en ik kan gerust verzekeren, dat dit meisje nimmer heeft gezucht ‘dat ze met haar leêgen tijd geen raad wist.’

Nu maar, iedereen heeft geen buitenplaats en een moestuin ter beschikking!.... ik hoor het zeggen, en 't is volkomen waar; maar er zijn nog vele andere belangen dan die van moestuinen en - finantieel-onafhankelijke ouders kunnen zoo gemakkelijk belangen scheppen, die in overeenstemming zijn met den smaak en aanleg van hun kind....

En wat is er b.v. tegen om het jonge meisje het bestuur over de huishouding te geven en haar zóó vertrouwd te maken met de taak, die haar naar alle waarschijnlijkheid eens zal worden opgelegd? Het afdoende: ‘mama doet zelve de huishouding,’ heeft toch geen recht van bestaan. Dáár, waar het kind om werk vraagt, moet de moeder desnoods terugtreden en afstand doen van hare eigen bezigheden ten behoeve van dat kind. Als zij ten minste zelve nog huishoudelijke bezigheden verricht!....

O, de ouderwetsche inmaaktijd, - de wasch, die thuis werd opgemaakt, de linnenkast, die eigenhandig werd verzorgd! - Het gaf alles zoo'n heilzame drukte en afleiding, het hield van zooveel ziekelijke zelfbeschouwing af....

‘Die tegenwoordige jonge meisjes, ik begrijp ze niet,’ heb ik laatst eens eene oude dame hooren zeggen, ‘ze zien en hooren veel meer, ze leeren veel meer, ze hebben veel meer afwisseling in haar genoegens, ze verplaatsen zich meer, ze genieten veel meer vrijheid, dan wij grootmoeders ooit hadden - en tòch hebben wij nooit die onvoldaanheid en ledigheid gekend, die ik nu telkens bij haar opmerk, en die wel in de lucht schijnt te zitten....’

Ja, zij koos het rechte woord, die grootmoeder: het zit in de lucht! - 't is een microbe, een ziekte, die van de eene naar de andere gaat, en die zoo snel kon voortwoekeren omdat bij de eerste gevallen het gevaar niet werd begrepen; en al de huismiddeltjes, die ik daar straks aan de hand deed, mogen, verstandig toegepast al voorkomen, - de kwaal, als die er eenmaal is, genezen, ik erken het gaarne, doen zij niet. Daarvoor is krachtiger medicijn noodig, de patiënt moet maatschappelijk werk hebben, bezigheid naar buiten....

Welnu, voor haar, die het ernstig meent, niet uit zucht tot meêdoen aan een modetje, dat na een poos geene bekoring meer heeft, maar met de eerlijke bedoeling zich te geven, voor haar is er nog genoeg te doen....

Laat zij zich wijden aan de kinderen van behoeftige ouders, laat zij den armendokter vragen haar een paar gezinnen aan te wijzen, waar de bleeke stumpertjes zoo heel dringend frissche lucht noodig hebben, maar waar èn vader, èn moeder den geheelen dag moeten sloven en tobben en geen tijd hebben om er voor een wandeling uit te breken. Laat zij de kleinen geregeld iederen dag gaan halen en hen in de buitenlucht brengen, hen onderweg hier of daar een flink glas melk geven en op die wijze trachten een heel

[pagina 375]
[p. 375]

klein beetje bij te dragen tot de volksgezondheid.

Of laat ze eens een kijkje gaan nemen in zulk een gezin, wanneer de moeder kraamvrouw is. Dan zal ze een meisje van een jaar of tien vinden, dat aan 't werken is en meteen op de kleintjes - en er zijn er vaak veel - past; dan zal ze hooren dat de vrouw met den derden of vierden dag weêr op de been is, omdat 't zoo toch niet gaan kan. ‘De oudsten gaan naar school, die kunnen zich zelve helpen, maar de anderen....!’ Als nu het finantieel-onafhankelijke meisje eens voorstelde om er twee bij zich thuis te nemen, zoodat moeder daar geen angst en zorg voor behoefde te hebben en nog wat rust kon houden?

Zie, dat is weinig ‘opzienbarend,’ maar ‘waarlijk’ nuttig-zijn, en wie weet of niet het zoo klein begonnen werk zich zal uitbreiden; - of niet eene andere finantieel-onafhankelijke een eenvoudig huisje zal inrichten, waar niet twee, maar laten we zeggen acht of tien van dergelijke logeetjes een onderkomen zouden vinden.

Dan komt misschien nog eens in vervulling het droombeeld van een zeer humaan en edeldenkend arts, die mij nog niet lang geleden zeide:

‘Als ik millionnair was, dan stichtte ik eene inrichting waar vrouwen uit de volksklasse zich kunnen laten opnemen om hare bevalling af te wachten; waar zij behoorlijke ligging, voeding, verpleging en rust zouden vinden en zoolang konden blijven, totdat zij voldoende op krachten waren gekomen om zonder nadeel voor zich zelve of voor het kind, dat zij moeten voeden, weder naar haar dagelijkschen arbeid terug te keeren.

Maar om zoo iets mogelijk te maken, om die vrouwen, al heeft men haar overtuigd van het groote nut zulk eener inrichting, te bewegen zich daar te laten opnemen, moeten zij zonder bekommernis kunnnen wezen over het gezin, dat zij achterlaten. En daarom moet naast het eerste gebouw een tweede verrijzen, waar aan die kinderen huisvesting wordt verleend gedurende al den tijd, dat de moeder afwezig blijft.’ -

Mij dunkt, dat in een land als het onze, waar menschenliefde en zucht-om-nuttig-te-zijn zoo hand aan hand gaan, de verwezenlijking van zulk eene schoone gedachte al heel gemakkelijk moet zijn!

V.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken