Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(Deze wedstrijd-artikelen worden alsnog opgenomen op verzoek van vele abonné's).

Hoe een finantieel-onafhankelijk meisje zich het best wezenlijk-nuttig kan maken.

Peinzend zat zij in haar laag stoeltje bij den haard - 't ernstige, blonde kopje een weinig voorovergebogen!

Hier, in haar eigen, vertrouwde kamer, zat ze zoo vaak, 't liefst in 't schemeruurtje, te denken aan de toekomst, háár toekomst. Zou die haar een doel, bevrediging brengen?

Ze voelde zich in den laatsten tijd onvoldaan en tegelijk ook ondankbaar. Jong - gezond - rijk - de lieveling van allen thuis - wat wilde zij dan toch? Wat was haar leven zonder zorgen! Hoe was zij altijd in de gelegenheid geweest haar gaven te ontwikkelen!

Haar leermeesters en boeken hadden 't edelste en hoogste in haar gewekt - hoeveel geluk had zij daardoor gekregen!

Maar zij hadden haar óók verteld van 't groote leven daarbuiten, van den strijd om 't bestaan, van de ellende, waar zij buiten stond - en daaraan dacht zij zoo vaak in haar stille kamertje.

Ze kòn niet, als zooveel meisjes, onnadenkend haar luxe-leventje voortzetten; 't gàf geen bevrediging - háár tenminste niet!

Wel verveelde zij zich nooit; daarvoor hield ze te veel van muziek en literatuur en interesseerde ze zich steeds voor de onderwerpen, die thuis besproken werden; maar 't meeste, wat ze deed, was toch eigenlijk alleen voor éigen genot, voor éigen ontwikkeling en dat gaf toch geen bevrediging. Zij voelde héél sterk de behoefte zich wezenlijk-nuttig te maken.

Nuttig-zijn beteekende voor haar niet het uit verveling of modezucht werkzoeken van zooveel meisjes tegenwoordig, of uit ijdelheid en eerzucht iets tot stand willen brengen, wat tòch nooit echte kunst wordt. Zij legden haar ziel niet in haar werk; bij háár was 't geen innerlijke drang, iets te doen voor hare medemenschen. Daarvoor moet je héél, héél veel liefde in je voelen, om jezelf geheel te kunnen geven; maar daaraan dachten de meesten niet, omdat zij zóó niet voelden.

Dat aan-den-weg-timmeren bedoelde Hanna niet; zij voelde de Liefde zóó sterk in zich, alsof zij alle menschen met haar liefdearmen zou kunnen omvatten. Daarom kòn ze zoo niet langer voortleven, nu zij zich vrouw voelde in den waren, éénigen zin.

Maar hoe dan verder? Onderwijzeres of verpleegster worden?

Voor meisjes, die de hooge roeping in zich voelen, is 't zeer zeker een heerlijke taak in jonge menschenkinderen alles, wat schoon en groot en goed is, wakker te roepen en te ontwikkelen, of kranken naar lichaam en ziel te genezen.

Maar zij mocht de minder-met-fortuin-bedeelden den strijd om 't bestaan niet zwaarder maken - zij moest een anderen weg zoeken. Maar welken?

Daarover zat zij ook nú te peinzen, toen ze op eens uitriep: ‘Hoe kan ik toch zoo dom zijn, dat ik dáár niet eerder aan gedacht heb! Marie moet mij helpen - zij doet zelf zooveel voor anderen - zij zal voor mij ook wel iets weten!’

 

Weer zat Hanna in haar eigen kamertje, maar nu was ze niet alleen. Zacht klonk de lieve stem van Marie en dringend vroeg ze: ‘Weet je nu héél zeker Hannie, dat je 't niet doet, omdat 't tegenwoordig mode is, je onvoldaan te voelen en naar een werkkring uit te zien? Weet je wel, dat er héél veel zorgen voor je zullen komen? Dat je al je kracht en opgeruimdheid noodig zult hebben, om vòl te houden, in 't begin vooral?

Want gemakkelijk is 't niet, je héélemaal aan iets te geven en eigen wenschen te onderdrukken. Je hebt, tot nu toe, altijd alles gedaan, waar je zin in hadt; je werdt nooit ergens toe gedwongen; je waart geheel vrij; maar dàn zal je leven zoo heel anders zijn; dan zal je zooveel moeten opgeven, in veel zal je je moeten schikken. Maar je krijgt ook zoo'n heerlijke voldoening! Je voelt, dat je niet voor niets leeft, dat je zon brengt in donkere levens! Voor rijke meisjes, als jij, die gezond en sterk zijn, is er zoo

[pagina 396]
[p. 396]

heel veel liefdewerk, maar de meesten zoeken 't niet en weten 't niet, omdat ze niet nadenken.

Ik zeg daar gezond en sterk, want dàt moét je zijn, anders kàn je niets doen, al voel je de innigste liefde in je.

Jij bènt jong en gezond; voor joú is er geen enkel bezwaar, om je te geven, héélemaal, aan een schoone taak, als 't je werkelijk heilige ernst is.

Is 't geen opwelling van een oogenblik, Hannie? Ben je daar héél zeker van?’

Even wachtte Marie, als op een antwoord, maar Hanna's gezichtje getuigde zóó van haar ernstig willen, dat spreken onnoodig was.

Marie liet er dan ook dadelijk op volgen: ‘Nu zal ik je van verscheidene vrouwen, die ik ken, iets vertellen en als ik klaar ben, moet je alles eens kalm overdenken, héél lang en goed en daarna zelf een besluit nemen en vooral niet overijld iets kiezen, waar je later spijt van hebt.

 

Een van mijne vriendinnen ging trouwen met een dorps-dokter. Wat droomde zij mooi van hun toekomst, van hun werken samen tot heil van hunne medemenschen! Want ook voor háár was er zooveel te doen.

De minder-bedeelden hebben geen geld, om verpleegsters te laten komen, of huishoudsters te nemen in geval van ziekten.

Hoe dankbaar was het doktersvrouwtje, dat zij vóór haar huwelijk geleerd had zieken te verplegen, want nu kon zij, waar 't noodig was, helpen, om 't lijden te verzachten!

Wat zagen de patiënten haar graag binnenkomen, altijd met wat bloemen, of een kleine versnapering!

Wat waren ze dankbaar, als zij wat voor kwam lezen, of praten!

En voor ieder wist ze wat te bedenken; allen wist ze op te wekken, want dat was de halve genezing.

En waar een ernstig zielelijden 't lichaam sloopte, dáár zond haar man haar 't liefst heen, zeker, als hij er van was, dat zij 't vertrouwen zou winnen, dat zij met lieve, vriendelijke woorden troost bracht en de moedeloozen opwekte tot een nieuw leven, waarin zij haar hulp en steun beloofde.

Hoeveel onbegrepen lijden wist zij te verzachten - hoeveel kracht ging er van haar uit, klein, teer vrouwtje, als ze was!

Ik kan niet alles opnoemen, wat ze deed en bedacht, om te helpen; waar haar hand iets te doen vond, deed zij het. Is 't wonder, dat zij zon bracht, waar zij kwam?

Maar toen haar huishouden grooter werd; toen er kleintjes kwamen, kòn zij niet meer zoo veel uitgaan, want ze wilde man en kinderen niet verwaarloozen door haar liefdewerk.

't Viel haar zwaar 't op te geven, maar 't moést, want de éigen kring vroeg in de eerste plaats haar zorg. Ze begreep, dat jonge meisjes, financieel-onafhankelijk, veel beter in de gelegenheid waren, dan zij nù; daarom vormde zij een kringetje van gezonde, flinke meisjes om haar werk over te nemen, het verdeelend onder elkaar naar ieders aard en aanleg. Haar man wist, wáár hulp noodig was en iedere week ontving ze haar clubje, raadgevend, opwekkend, allen bezielend! Van haar ging kracht uit en al was het in 't begin wat vreemd voor de meesten, al spoedig leerden zij, hoé haar leven in te richten, hoé zich wezenlijk-nuttig te maken.

Een zegen voor een dorp, waar zóó de jonge, onafhankelijke meisjes samenwerken, om de minder-bedeelden naar lichaam en ziel te helpen!

 

Zie je, Hannie, ik kan je niet alles in bijzonderheden beschrijven, dat zou veel te lang ophouden en 't is ook onnoodig, want in iedere plaats is 't anders, door de verschillende omstandigheden, waaronder de menschen leven.

Maar overal kan je goed doen en alles, wat je geleerd hebt, je heele ontwikkeling, komt je dàn ten goede, als je anderen kunt laten profiteeren van alles, wat jij je eigen gemaakt hebt en waarvan jij genoten hebt.

Niet alleen op een dorp, ook in een stad, waar 't lijden zooveel grooter is, waar de ziekenhuizen vol zijn en de verpleegsters meer dan genoeg te doen hebben, is er voor jonge meisjes, als ze wíllen, wel werk te vinden.

Laat ze haar dokter maar eens vragen naar alle ellende, waar goéde hulp zoo gewenscht zou zijn, maar ontbreekt. Veel wordt er gedaan door liefdezusters, nonnen, maar er blijft zoo ontzaglijk veel over.

Vraag er onze medici naar; zij komen overal; zij zien alle ellende, tot de meest verborgen; zij zullen dankbaar alle aangeboden, geschikte hulp voor hun patiënten aannemen.

En denk dan ook eens aan de kinderen, wier moeder ziek neerligt; aan de huishouding, die verwaarloosd wordt. Wat moet er van terecht komen, als een liefdehand hier wegblijft? Is er grooter voldoening voor

[pagina 397]
[p. 397]

alle moeite, dan dankbaarheid te lezen in 't oog van de zieke, die zich machteloos voelt, om haar werk zelf te doen en haar kinderen bezig te houden?

En dan de stumpertjes, wier moeders hard mee moeten werken voor brood! Dacht je, dat die kinderen geen behoefte hebben aan moederliefde? Dacht je, dat zij óók niet graag een gezellig thuis hebben? Als je die hongerige oogjes ziet, voel je zoo'n innig medelijden en haat je 't in een maatschappij te leven, waar de moeders gedwongen worden haar kleintjes alleen te laten, omdat ze mee moeten werken voor brood en ze 's avonds te moe zijn, òp van 't sjouwen.

Je kunt 't je niet indenken, hóe die kleinen zich eenzaam voelen, hóe ze hunkeren naar wat lieve woordjes. En hoe dankbaar zijn ze, hoe geven ze zich zonder terughouding, als ze voelen, dat je hen liefhebt.

Dikwijls heb ik in mijn vrijen tijd een paar van die kleuters bij mij gevraagd, haalde dan mijn poppen voor den dag en mijn eigen speelgoed van vroeger en speelde met ze, of vertelde een verhaaltje.

Wat een gelukkige gezichtjes dan! Wat een schitterende oogjes!

Geloof me, die uurtjes zijn me bijna de liefste van mijn leven.

Wat konden veel jonge meisjes, als ze van kinderen houden, gelukkig worden door 't kinderleven licht te maken, dáár, waar geen moeder meer is, of de omstandigheden zoo treurig zijn! Laten zij zich in verbinding stellen met onderwijzeressen en onderwijzers. Die zullen haar graag de noodige inlichtingen willen geven.

Neem, als je werkelijk denkt op deze wijze nuttig te zijn, de kleintjes om beurten eens mee in je rijtuig naar buiten, dat vinden ze heerlijk. Maak eens een klein boottochtje, ga met ze naar een speeltuin. Geef ze in den zomer een stukje van je tuin, waar ze naar hartelust kunnen werken; niets doen ze liever dan dat. Maak 't 's winters gezellig in je kamer, speel met ze, lees, vertel, help de meisjes met wat naaiwerk, de jongens met andere dingen. Laat ze met alles bij je komen, wees altijd bereid tot helpen! Je zult hun vertrouwen winnen - je zult hen helpen vechten tegen slechte neigingen, 't overwinnen gemakkelijk maken. En als ze ouder zijn, help je ze bij 't kiezen van een levenstaak, als 't kan zelfs door ze financieel te steunen, hun vertrouwde blijvend - raad gevend, als ze dien noodig hebben. Maar ook dàn alleen, als ze geen moeder hebben, of als die moeder haar kinderen verwaarloost, dàn zou je hun pleegmoedertje zijn en zou je huis steeds open staan voor allen, die behoefte hadden aan liefde en thuis honger leden. En denk dan eens aan de zieke en zwakke kindertjes! Hoeveel zijn er niet, die voor herstel naar buiten moeten, naar de bosschen, of de zee? Neem ze mee naar je zomerverblijf, zooveel, als je meenemen kunt, en laat ze met je genieten in de heerlijke natuur - zorg voor ze en je zult je voldaan voelen, Hannie!

Voor meisjes, die wel finantieel-onafhankelijk zijn, maar toch niet genoeg bezitten, om dat alles op éigen kosten te doen, zijn er immers kinderhuizen, waar de kleinen in hun vrijen tijd aangenaam en nuttig bezig gehouden worden. In Amsterdam weet ik zoo'n tehuis, zoo'n heerlijk kinder-tehuis, waar ze tusschen den middag en 's avonds heen kunnen gaan. Nu behoeven die stumpers niet meer in regen en wind rond te loopen, omdat moeder niet thuis is en 't zoo koud en ongezellig daar binnen is. Wat een heerlijke gedachte voor die moeders, haar lievelingen veilig te weten, goed verzorgd!

Maar één tehuis is niet voldoende voor allen; zulke goede dingen verdienen navolging en juist de vrije, onafhankelijke vrouwen zijn daartoe geroepen.

Dan is er ook nog in Amsterdam een Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Dáár hebben ze flinke vrouwen en mannen noodig, vooral hen, die vrij zijn en over hun tijd kunnen beschikken. Vraag inlichtingen - laten allen samenwerken, dat een Nederlandsche Bond ontstaat, met overal onderafdeelingen.

Er is nog zooveel te doen voor het kind; lichamelijk en geestelijk heeft het zooveel zorg noodig. Laten de vrije vrouwen, zoolang ze zèlf geen kinderen hebben, zich geven, héélemaal aan die van anderen; dat maakt óók gelukkig!

 

En nu wil ik je óók nog vertellen, dat ik soms nog véél verder ga.

Heb je wel eens gelezen dien mooien droom van Olive Schreiner? Geloof je niet, dat 't onze roeping is als vrouw, de zwakken onder ons te steunen, de gevallen zusters op te heffen? Niet met een trotsch gelaat, overtuigd van onze eigene braafheid en meerderheid; niet met harde woorden van zonde en schande en boete praten! Neen; met een gelaat, waarop liefde te lezen is, met zachte,

[pagina 398]
[p. 398]

opwekkende woorden, zóó moeten wij onze zwakke zusters helpen. Daar zijn wel vereenigingen, meest op godsdienstigen grondslag, die steun verleenen aan ‘gevallen meisjes,’ maar ik meen, dat de hulpzoekenden niet vrij genoeg gelaten worden. Daar wordt te veel gepreekt over zonde en schande en straf. Meestal hooren zij met strenge, harde woorden haar vroeger leven veroordeelen, en dat is niet de manier om te verbeteren, want hardheid verbittert ze. Ik geloof niet, dat Jezus 't zóó bedoeld heeft, toen Hij ons leerde, hóe lief te hebben. Ik zou een groot huis willen inrichten, met vele kamers en een gemeenschappelijke eet- en conversatiezaal; een groot, ruim Liefdehuis.

Wie geen raad meer wist in 't leven, wie bang was te gronde te gaan, moest aan onze deur aankloppen, zonder angst heengezonden te worden.

Hoe zouden wij door onze liefde, door zachte woorden van begrijpen haar vertrouwen winnen en haar helpen den juisten weg weer te vinden!

Hoe zouden wij met haar zoeken passend werk, naar ieders aard en aanleg, en haar, als 't noodig was, door lessen in staat stellen in eigen onderhoud, of in dat van haar kind te voorzien, want dàt is de eerste vereischte, om op den goeden weg te blíjven.

De lust om te werken, om voor zichzelf te zorgen, die verdwenen was, moet weer terugkomen, dàn is 't goed.

En als onze zusters, na een poosje bij ons te zijn geweest, weer sterk en moedig 't leven ingaan, met de heerlijke gedachte in moeilijke oogenblikken altijd weer bij ons om steun te kunnen aankloppen; als ze weten, dat ons liefdehuis, waar ze veilig zijn voor alle hardheid, áltijd voor haar openstaat, geloof je dan niet Hanna, dat je je gelukkig zoudt voelen, als je meegewerkt hadt, om haar van 't verderf te redden?

't Is niet zoo heel moeilijk haar te helpen, als ze maar voelt, dat je haar lief hebt en als je tact hebt, om juist dàt te vinden, waarin ze belang stelt en je haar weet op te wekken voor de mooie en goede dingen van het leven.

Dàt zou ik willen en met mij vele andere vrouwen, maar daarvoor is, behalve veel toewijding, ook héél veel geld noodig en dat hebben we niet.

Doch als de rijke, jonge meisjes in plaats van kostbare baljaponnen en sieraden te koopen haar geld daarvoor wilden besteden, zouden wij heel wat dichter bij de verwezenlijking van onze droomen komen.

Misschien, dat jíj Hannie nog eens mee zult werken aan dit schoonste liefdewerk.

Als je er altijd maar voor zorgt, er geen betaalde betrekkingen voor vrouwen van te maken, want dan wordt 't mis. 't Moet altijd liéfdewerk blijven, roeping en geen broodwinning, want dan gáát 't niet.

Dat is, geloof ik, juist de fout van vele instellingen in ons land, dat je geen zekerheid hebt, of de vrouwen zich werkelijk uit liefde geven, of om geld te verdienen. Maar eenigen tijd geleden heb ik gelezen, dat een dame in Parijs een thuis gesticht heeft in den geest, zooals ik 't graag zou willen.

Je ziet Hannie, daar is nog genoeg werk te doen in 't leven, als je er maar naar wilt zoeken en als je maar raad vraagt aan menschen, die weten, wáár hulp verlangd wordt.

Ik ben wàt blij, dat je voelt nuttig te willen zijn voor anderen.

Denk maar eens goed na over alles, wat ik je gezegd heb en vertel me later je besluit. Hartelijk hoop ik, dat je bevrediging en geluk zult vinden in 't weldoen van anderen!’

 

Zacht ging Marie heen, Hanna aan haar gedachte overlatende. Raad had zij gegeven naar haar beste weten; meer kon ze niet doen, en verder moest Hanna zelf haar weg zoeken door 't leven.

Als zij maar bezield wordt door de echte Christusliefde, dàn zal haar werk een zegen zijn voor anderen, dacht Marie onder het naar huis loopen.

JANNA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken