Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.

I.

Geachte freule Lohman,

 

Naar aanleiding van hetgeen U in Uw ‘Boekbeschouwing’ in ‘de Hollandsche Lelie’ van 4 Januari 1905, zegt over ‘Het Jongetje’ van ‘Henri Borel,’ voel ik mij sterk gedrongen een en ander in te brengen tegen uwe zoo boud uitgesproken meeningen omtrent den hoofdpersoon van genoemd boek.

Het is mij niet te doen om hier de verdediging van den schrijver en zijn boek op mij te nemen, want daartoe voel ik mij noch de bevoegde, noch de geschikte persoon, alléén zou ik gaarne eenige nadere verklaring hebben omtrent eene door U gegeven bewering, die ik ook al meer en m.i. zeer ten onrechte, door anderen heb hooren uitspreken.

U spreekt n.l. van ‘het onverkwikkelijk zinnelijke en op “beentjes” en “wangetjes” en “boezempjes” beluste van den quasi-onschuldigen Paul.’

Waarom quasi-onschuldig?

Aangenomen nu eens dat de liefde van Paul voor ‘Het Meisje’ werkelijk niet vrij was of zelfs geheel voortsproot uit een vroegtijdige, zinnelijke neiging in hem, zou daaruit dan moeten volgen, dat het kind op zijn vijftiende jaar al niet volkomen rein en onschuldig meer zou kunnen zijn? Zooals de schrijver ‘Het Jongetje’ geeft was het zich toch in elk geval van eenige zinnelijke neiging geheel onbewust en waren zijn bewuste verlangens en gedachten omtrent ‘Het Meisje’ juist heel rein en onschuldig. En wat is er dan voor kwaads of leelijks in den zinnelijken aanleg, dien een wezen van de natuur gekregen heeft, wanneer hij er zelve onbewust van is en zijn ziele- en geestesleven er volstrekt niet door bezoedeld worden?

Leelijk en onverkwikkelijk zou ik Paul hebben gevonden, wanneer hij op zoo jongen leeftijd zich een zinnelijke neiging al bewust was geweest en zich daaraan had overgegeven.

Nù echter moet men ‘Het Jongetje’ aannemen zóóals de auteur het gegeven heeft, want ù, die van uzelve meermalen hebt verteld, hoe u als meisje van dien leeftijd óók wel over allerlei dingen van het leven hoordet praten, zonder dat u zich er verder over ophieldt en van de ware beteekenis ervan doordrongen werdt, ù zult toch zeker niet willen zeggen, dat Paul zóó onbestaanbaar was, al was hij ook heel bijzonder?

En juist die reine onschuld en het nog geheel staan buiten de lage en leelijke dingen van het leven, ondanks al wat hij zoo hoorde, is m.i. het héél bijzonder mooie in Paul en dàt maakt ook ‘Het Jongetje’ voor hèn, die het begrijpen en meêvoelen tot zoo'n buitengewoon, heilig-mooi boek. -

Met het oog dus op de velen, die waarde aan Uw oordeel hechten, zou ik het erg gewenscht vinden, als U omtrent Uw bovengenoemd beweren, eenige nadere toelichting wildet geven.

Hoogachtend,

BETSY SIERIG.

Den Haag, 9 Februari 1905.

 

Antwoord redactrice.

 

Als gij niet voelt het gróóte verschil tusschen wezenlijke onschuld, en het zinnenkittelig gespeel met ‘boezempjes’ en ‘beentjes’ en ‘borstjes’ en ‘halsjes,’ genre Het Jongetje, dan bekláág ik U, dat Uw gevoel zoo onontwikkeld en zoo onzuiver is; maar ik zie geen kans U een dergelijke gevoelsquestie met woorden toe te lichten. Zooals gijzelf zegt, ik ben niet de eenige, die op dit punt zoo denkt en oordeelt, en ik verwijs U daarom met nadruk naar de nieening van die anderen. (Zoo herinner ik mij b.v. een artikeltje van van Nouhuys, naar aanleiding van de liefde in Borel's werk, dat ik U zeer ter lezing aanbeveel. Het verscheen indertijd, meen ik, in den Spectator.) - Wat ten slotte Uw opmerking aan mijn persoonlijk adres betreft, mijn waarde mejuffrouw, juist omdat ik een dóór en dóór onschuldig en rein kind was, zou ik een Jongetje van het genre Paul, dat zijn vingers niet kon thuishouden, eerder een flinken slag in zijn gezicht hebben gegeven, dan zijn ingegaan op zijn dubbelzinnige handtastelijkheden van beentjes-bevoelen, kousen-uittrekken, enz., enz. Zóó voel ik het.

(Over Borel heb ik elders, in het Soer: Handelsblad, en in den onlangs verschenen bundel Letterkundig Leven méér uitvoerig geschreven, dan in het enkele door U aangehaalde Lelie-zinnetje.)

II. Arnhem, 27 Jan. 1905.

Hooggeachte Freule,

 

Met belangstelling las ik de artikelen: Over theosophie, Wat verschillende denkers daaromtrent zeggen. Maar naar aanleiding van hetgeen H. Rider Haggard zegt, meen ik voor mij te moeten protesteeren.

‘Eerst komt de Christelijke godsdienst.... volgens haar leerstukken kwam de man in volmaakten staat op aarde....’ enz.

Nu kom ik tot U met de vraag: ‘Maar dat zijn toch dingen, die ieder weet, dat ze behooren tot één richting van opvatting van leerstukken.

En die leerstukken heeft Christus ons die geleerd?

Op pag. 473 staat: ‘Verder komt voorbeschikking op den voorgrond. (Rom. VIII v. 29-30.)

[pagina 554]
[p. 554]

Ja, geachte Freule, in den Paulusbrief aan de Romeinen komt voor dat gedeelte van vers 29-30. Maar naar aanleiding daarvan durf ik U wel te vragen: ‘Zou Paulus zelf Christus' geest wel begrepen hebben?’

Een paar regels verder staat:

‘In deze of die richting, zoo gelooven de meeste Christenen, is de bestemming van een eeuwige ziel dan in alle eeuwigheden bepaald.’

Ik heb die plaatsen nog eens weer opgeslagen en ik las verder: (Rom. 8 vers 34) en in de Staten-Vertaling van 1618 en 19 lees ik daar: ‘Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is; ja, wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods is, die ook voor ons bidt. Wat een tegenstrijdigheid!

Christus verdoemt en Chr. bidt voor ons? Maar als ik bedenk, dat de Staten-Vertaling gemaakt is, op last van de Hoog-mogende Heeren der Staten-Generaal van de Vereenigde Nederlanden en volgens het besluit van de Synode nationaal gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 19, getrouwelijk? overgezet, dan komt een weerzinwekkend gevoel bij mij op.

Die dagen van onderlingen strijd werkten niet zeer hartverheffend in werkelijk-Christelijken geest en voor mij staat vast, dat die heeren vertalers geen onbevooroordeelden waren. De strenge orthodoxie heeft er steeds een zeker welbehagen in gehad om allerlei punten, zooals de praedestinatie er één is, uit te pluizen volgens de doode letter. En wat al ellende heeft dat niet gebracht onder het volk. Ik ken er van die geestdrijvers, die tegen ongelukkige moeders durfden te zeggen, dat haar kinderen reeds verdoemd waren in haar schoot. Dat is Christus' geest op aarde?

Maar ik lees eene vertaling: ‘Het Nieuwe Testament van onzen Heer Jezus Christus in de Universiteit van Leuven bewerkt door bekwame doctoren, uitgegeven bij Jan Moerentorf in 1599,’ dus vóór de dagen van 1618 en daar vind ik: Rom: 8 vers 34 en 35:

‘Wie is hij, die verdoemen zoude?

Christus Jezus, degene, die gestorven is, ja ook, die verrezen is, die ter rechterhand Gods is, die ook bidt voor ons. Wie zal ons scheiden van de liefde Christus?’

Het staat voor mij vast, dat in deze vertaling Christus' geest beter begrepen is, dan in die der Staten, want hier kan men: het in twijfel-trekken van verdoeming door Christus lezen.

Zoo is er geen tegenstrijdigheid. En hoe kan het anders?

Christus, die voor ons bidt, die tegen de overspelige vrouw zeide: ‘Ga heen en zondig niet meer!’ Christus, de man van vergeving, waar hij zegt tot Petrus (Math. 18 vers 21-22) ‘Ik zeg U vergeef niet zeven maal, maar zeventig maal zeven maal! Christus zou kunnen verdoemen?

Neen! Christus zegt: ‘Komt allen tot mij, gij die vermoeid en beladen zijt, en ik zal u rust geven!’

Neen, voor mij staat het vast, dat we in dezen tekst, als in zoovele andere te doen hebben, met een kerkelijke opvatting: met de opvatting van menschen, die zich Christenen noemen, maar die het niet zijn, menschen, die de groote, alles omvattende, ontfermende liefde van den grooten Christus niet begrijpen.

Arianus was een waar Christen, die Christus begreep, maar het concilie van Nicaea, dat hem veroordeelde, was anti-christelijk, onder invloed van den heidenschen keizer Constantijn en reeds daar heeft men een katholieke kerkleer in de plaats gesteld van het ware Christendom.

Ziet ge, waarde Freule, dit moest me van het hart bij het lezen van de onderschatting van het Christendom; want ik noem het een onderschatting als men, zooals ook Rider-Haggard en andere theosofen doen, het Christendom verwijten gaat maken, die niet rechtvaardig zijn.

Het naam-Christendom, ja, dat is verschrikkelijk! maar het reine, hoogopgevatte ideaal van den grooten Meester zal steeds onaantastbaar zijn!

Hopende, dat U zult goedvinden, dit een plaatsje af te staan in Uw blad, blijf ik met de meeste achting

 

Uw dienstw: dr.

 

A. JONGERIUS Jr.

 

Noot-redactrice.

Heel gaarne plaats ik dit artikel van den geachten inzender. Ik kan er niet genoeg op wijzen, dat het naam-Christendom, en alleen het naam-Christendom, zoozeer mijn verontwaardiging wekt. Voor een eerlijk geloof, een geloof van daden, een geloof dat zichzelf gelijk blijft in handel en wandel kan ik slechts onverdeeld sympathie voelen. M.i. heeft de menschheid, om niet onder te gaan, noodig: Geloof, éérlijk Geloof.

Z. s.v.p. Ter bespreking toegezonden, in ditzelfde nommer

III.

Geachte Redactrice,

 

Is 't mij geoorloofd eene opmerking te maken naar aanl. van eene uitlating van den heer Chr. van Abcoude, waar hij, een arm gezin bezoekende, zich verbaast over het geloof van den man, die ondanks zijn armoe zóó kan bidden? Hij stelt o.m. de vraag: ‘wordt het er in geranseld, of hoe is 't?’ Nu verbaast mij eenigszins deze vraag.

Wie een weinig op dit terein van het kerkelijk leven thuis is, weet hoe moeilijk het bidden is in 't publiek of ten aanhoore van enkelen.

Natuurlijk zal het wel waar zijn, dat veel predikanten ook hun gebed van buiten leeren, en met terzijdestelling van huichelaars, is het algemeen bekend, dat bidden, waarachtig bidden iets is, dat een mensch niet zoo maar kan.

Zelfs vast-geloovige menschen kunnen het wel in hun binnenkamer, maar om nu te bidden zooals ons die man wordt geschilderd en gelijk er velen zijn: zie dit is iets, dat er nooit door de bekwaamste predikers ingeranseld worden kan.

Juist om de verwondering van den heer van Abcoude, wilde ik zijne twijfelachtige uitdrukking eenigszins ontleden.

 

Dit is toch immers het verbazende in het oprecht geloof, dat het ondanks tegenspoed en armoede vertrouwt op den onzienlijken God,

[pagina 555]
[p. 555]

die het wèl zal maken, die onze afdwalingen straft en vergeeft.

En dan vermindert voor ons het ongelooflijke van deze verbazing.

Paulus zegt ergens in de Brieven, waar hij het heeft over 't groot aantal getuigen, hoe er velen zijn in stukken gezaagd en op allerlei andere wijzen gedood, verbrand, voor de wilde dieren geworpen enz., hun geloof behielden dies ondanks. Juist hierin blijkt het bovenmenschelijke van oprecht geloof.Ga naar voetnoot*)

 

Met ranselen verkrijgt men niet dergelijke resultaten.

 

Hoogachtend

Uw. dw. dr.

J.B. NAAKTGEBOREN.

voetnoot*)
Nood red:
Ik ben dit geheel eens met den inzender.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anna de Savornin Lohman

  • J.B. Naaktgeboren


datums

  • 9 februari 1905

  • 27 januari 1905