Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van een goed werk.

Hoe gezellig is 't in huis, als 't haardvuur knettert, als de gordijnen dichtgeschoven zijn en ge U zoo heerlijk veilig voelt, onbereikbaar voor de stormen van buiten!

Hoe luisteren Uwe kinderen naar de sprookjes, die dán 't liefst gehoord worden, in 't zoo intieme schemeruurtje!

Moedertje, laat nú toch vooral de gelegenheid niet voorbijgaan om Uwe kinderen nader te komen, hen beter te leeren begrijpen, het goede in hen te wekken en het kwade te helpen bestrijden, nu 't nog tijd is!

Gij beeft, als ge denkt aan die slechte wezens, die óók kinderen zijn, soms nog zoo héél jong, waarvan ge de vreeselijkste dingen hoort vertellen. Gij beeft, als ge aan de mogelijkheid denkt, dat eens Uw kind dáártoe zou kúnnen komen.

't Lijkt U bijna eene onmogelijkheid, dat kinderen zóó slecht zijn. Maar die vagebonden, die boefjes, door allen gehaat en verstooten, zij zouden zeker anders geweest zijn, als zij in eene omgeving opgegroeid waren, zooals Uwe kinderen hebben.

Ge hebt gelezen wat Brusse en andere schrijvers zoo treffend vertellen van het leven van die ongelukkige schepseltjes, van de ellende, waarin zij opgroeien en ge moest U eigenlijk verwonderen, dat ze niet nóg slechter zijn, dan ze zijn.

Gij voelt een innig medelijden met die stumpers, niet waar, en ge zoudt graag mee willen helpen, om ze op den rechten weg terug te brengen, want die kinderen zijn uit den aard niet verdorven, de meesten tenminste niet, maar de omstandigheden waren voor hen zoo droevig en de honger bracht hen zoo vaak tot stelen.

't Is geen verdienste eerlijk te zijn, als men alles heeft, wat men noodig heeft.

Gij vraagt U af, wat kan ik doen, om te helpen? Wij staan juist allen zoo machteloos tegenover die groote ellende.

Velen hebben zich dat al zoo vaak afgevraagd, hebben getracht eene goede oplossing van dit moeilijk vraagstuk te vinden. En onder die vele zoekenden was eene jonge vrouw met oneindige Liefde, met een niet-te-schokken Vertrouwen en een reusachtig Geloof in 't Goede, dat er is, in allen, al is 't ook nóg zoo diep verborgen.

Met haar helder verstand begreep zij, dat

[pagina 616]
[p. 616]

ze de oorzaak weg moest nemen, als ze 't kwaad wilde bestrijden, en dat zij eene betere omgeving moest zoeken voor die stumpers, die den meesten tijd op straat rondzwierven, omdat 't thuis zoo naar was.

Eene eenvoudige, huiselijke omgeving, voldoende voeding, en vooral individueele behandeling van 't kind, daarvan verwachtte Jonkvrouwe Boddaert alle heil.

Haar Liefdehuis, haar kindertehuis stelde zij na den schooltijd open voor de armsten onder de armen, voor de jeugdige dieven, voor de zwervers in ons groot Amsterdam.

Met een onuitputtelijk geduld begon zij haar moeilijke taak, om 't vertrouwen te winnen van die stumpers, om hen te doen gelooven aan hare Liefde, aan haar Geloof in hen.

Zij slaagde buiten verwachting spoedig daarin en dat gaf haar moed om voort te gaan.

Het groote geheim van haar invloed was zeker in de eerste plaats haar vertrouwen, maar niet minder sterk werkte haar strenge rechtvaardigheid.

En in bijna hopelooze gevallen wist zij, door de schatten van Liefde, Vertrouwen en Geloof gesterkt, de verdwaalden op den goeden weg terug te brengen. En al week er zoo nu en dan wel weer eens een af van dien goeden weg, zij wanhoopte niet.

Zij wíst, dat de Liefde op het laatst overwinnen móét en zelfs daar, waar ieder twijfelde, gaf dat weten haar kracht om vol te houden.

En nu, na ruim anderhalf jaar, kan zij zeggen, dat ze geslaagd is, al is alles ook nog niet volmaakt.

 

Bij een bezoek aan haar Tehuis vraagt men zich werkelijk met verwondering af: Zijn dat nu die armsten onder de armen, jonge, verwaarloosde vagebonden?

We kùnnen 't ons niet voorstellen, dat daar onder die prettig in den tuin spelende kinderen gewezen jonge dieven zijn.

Hoe open is hun blik, hoe beleefd en vriendelijk begroeten zij ons en wat is er eene goede verhouding onderling bij 't spelen! Geen vuistslag in drift, geen ruw woord, geen woest weggrijpen van elkaars speelgoed.

En de blijdschap als ze ons hun schatten laten zien, die ze bij 't Fröbel- en Slöjdonderwijs gemaakt hebben, want ze worden 's avonds nuttig beziggehouden, krijgen lessen in verschillende vakken en leeren vooral te werken met lust.

Hoe lieten ze ons opgetogen hun plantjes zien, alle op eene rij geplaatst, van hunne namen voorzien!

En in den zomer gaan ze naar eenen tuin, waar ze zelf mogen werken en waar de liefde voor de natuur vanzelf ontwaakt. De omgeving is héél eenvoudig, zonder weeldedingen, maar wel hier en daar platen en kleine versieringen, door de kinderen zelf vervaardigd. Zij zelf dragen groote, bonte boezelaars met mouwen, om hun eigen kleeding te sparen en ook Jonkvrouwe Boddaert draagt zoo'n schort.

Zij wil in niets eene uitzondering maken, doet met alles mee en eet ook gelijk met de kinderen, die zelf zorgen, dat alles ordelijk gaat en die met opgewektheid om beurten die lichte huiselijke bezigheden verrichten, die niet te veel van hunne krachten vergen.

Aan tafel gedragen zij zich bedaard en net en smullen van 't voedzaam maal, dat zich na 't spelen goed laat smaken.

Wij zijn getroffen door de Liefde van eene vrouw, die dat alles tot stand heeft gebracht.

Maar 't meest treffend was de verhouding tusschen de freule en de kinderen.

Die hartelijkheid, dat naar-haar-toe-komen met die kleinigheden, die voor kinderen bergen lijken en 't groote vertrouwen, dat er bij háár hulp te vinden is! De innigheid, waarmede ze haar iets toeriepen, haar handen grepen! 't Was alles echt! Maar zij staat ook niet ongenaakbaar, zelfvoldaan en koud voor hen, als eene, die zich ver verheven voelt boven deze verwaarloosde kleinen.

Zij toont steeds belangstelling in 't kleinste en met toewijding en tact weet zij de moeilijkheden, die een werk als dit onvermijdelijk met zich brengt, te overwinnen.

 

Waar zóó'n vrouw, door haar geest allen en alles doordringt en bezielt, daar is 't niet te verwonderen, dat in zoo'n korten tijd zóóveel bereikt werd.

Maar één Tehuis is niet voldoende in een stad als Amsterdam en ook in andere steden moesten Tehuizen opgericht worden in denzelfden geest.

Het is daarom de innige wensch van Jonkvrouwe Boddaert dat vrije, onafhankelijke vrouwen zich willen wijden aan dit liefdewerk.

Bij haar kunnen zij zich practisch bekwamen voor die taak, door haar ondervinding geleid, worden gewezen op de bezwaren en moeilijkheden door haar ondervonden en... overwonnen.

[pagina 617]
[p. 617]

En als zij, ook wat toewijding betreft, gaan gelijken op hare voorgangster, dan zal zeker in de volgende Tehuizen dezelfde liefdegeest heerschen als in de Nicolaas-Beetsstraat en zullen dezelfde goede resultaten verkregen worden. Maar Liefde móet er zijn, anders gáát 't niet.

 

De Vereeniging ‘Tehuizen voor schoolgaande kinderen’ vroeg in 't Kerstnummer van de Hollandsche Lelie geldelijken steun.

Voor hen, die alles nog uitvoeriger wenschen te weten, volgt het reglement van die Vereeniging.

Zoolang de Regeering er niet aan denkt, dat: Voorkomen is beter dan genezen, en liever geld uitgeeft voor verbetergestichten of gevangenissen, is 't zeker ieders plicht eene bijdrage, hoe klein ook, te geven voor dit goede doel.

Moge dit schrijven U tot voorstander gemaakt hebben van dit edele werk en in U een gevoel van groote dankbaarheid gewekt hebben voor Jonkvrouwe Boddaert, die het eerste Tehuis opende voor de armsten onder de armen!

JANNA.

 

Doel der Vereeniging ‘Tehuizen voor schoolgaande kinderen’ is: ‘Zorg - in den uitgebreidsten zin - buiten de schooluren, voor schoolgaande kinderen, wier Ouders tot die zorg niet, of niet voldoende in staat zijn.’

‘Deze zorg omvat de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind en zijne opleiding tot al wat goed en edel is.’

‘De Vereeniging werkt onder het motto: Overwin het kwade door het goede.’

‘De Tehuizen zullen een vriendelijk, huiselijk karakter dragen en geheel aan de eischen der hygiène beantwoorden. Alle weelde moet vermeden worden, doch het schoonheidsgevoel moet worden aangekweekt.’

‘De vertrekken zullen voor hoogstens 12 kinderen worden ingericht met uitzondering van speel- of leslokalen. De behandeling van het kind moet streng individueel zijn.’

‘Jongens en meisjes zullen geheel op dezelfde wijze, en met elkaar worden opgevoed, welke opvoeding geschiedt met eerbiediging van elke geloofsovertuiging. De verschillende confessies zullen niet gescheiden worden.’

‘Getracht zal worden het gezinsleven zoo dicht mogelijk nabij te komen, zoodat bijv. de ouderen voor de jongeren zullen zorgdragen; kleine handreikingen in kamer en keuken zullen door de kinderen worden verricht.’

‘De voeding zal zeer eenvoudig zijn, maar smakelijk, en zal zich aanpassen aan de behoeften van het kinderlichaam.’

‘Ten einde geen inbreuk te maken op het familieleven, zullen alleen die kinderen opgenomen worden en blijven:

a. Wier moeder uit werken moet gaan, omdat de vader overleden is, haar verlaten heeft, of aan eene langdurende ziekte lijdt.

b. Wier moeder gestorven is en wier vader geen wakend oog op hen kan houden.’

‘Bij uitzondering worden ook opgenomen kinderen, wier ouderlijke woning zoo klein is, dat de kinderen toch den meesten tijd op straat moeten doorbrengen of waar verwaarloozing dreigt.’

‘De zorg voor het kind zal niet ophouden bij het verlaten der Tehuizen. Het Bestuur zal zooveel mogelijk zorg dragen voor de plaatsing van het kind in een vak of betrekking, die met den eigen aard en aanleg van het kind overeenkomt, en zorg dragen, dat het kind onder toezicht blijft.’

‘Het kind, dat het Tehuis heeft verlaten na de school te hebben doorloopen, moet steeds raad en steun kunnen vinden in het door hem bezochte Tehuis.’

‘Waar 't noodig blijkt, zal ook gedurende de vacanties voor het kind worden zorg gedragen, o.a. door het organiseeren van spelen in de open lucht, het onderbrengen in vacantiekolonies enz.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken