Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ontgoocheling.

Mita's ouders, die op een groot buiten wonen hebben daar een tennisbaan laten maken en de jonge menschen uit den omtrek komen daar dikwijls. Ze zijn meestal met hun tienen. 't Is langzamerhand een vast clubje geworden, dat daar tennist. Zoo nu en dan ontbreekt er eens een, maar die haalt dan een volgenden keer zijne schade weer in, want het is er altijd zoo gezellig, ieder komt er graag. 't Gastvrouwtje is bij allen zeer bemind. Ze weet zoo'n aardigen geest in het clubje te brengen, vrij en ongedwongen gaan ze met elkaar om en gelukkig is het tot nu toe nog niet: ‘chacun avec sa chacune’. Want, als god Amor er zich in mengt, dan is zoo'n clubje spoedig uiteengespat. - Alleen is 't opmerkelijk, zoo dikwijls Mita en Hans samen spelen. Hans is een lange, slanke, jonge man; thans nog student in Leiden, maar met groote plannen voor de toekomst, waarin ook Mita eene rol speelt! 't Lot heeft hem goed bedeeld: knap van hoofd zoowel als van uiterlijk, zeer bemiddeld en van goede familie. Hij vindt zichzelf dan ook eene lang niet verwerpelijke partij en twijfelt er niet aan of hij zal bij Mita goed ontvangen worden, wanneer hij eenmaal de groote vraag tot haar zal richten. Maar - dat heeft geen haast, zooals zijn leventje nu is, mag het, wat hem betreft, nog eenige jaren blijven. Hij zal er goed op letten, dat Mita hem niet wordt weggekaapt, maar hij heeft toch werkelijk géén lust - zich nu reeds te binden. Er zijn zoo van die genoegentjes, die wel moeten ophouden, als men geëngageerd is. 't Meisje komt er niet licht achter - meisjes weten immers zulke dingen niet - maar de a.s. schoonpapa!

Hij ziet zichzelf reeds zitten in de studeerkamer van Mita's vader - twee heldere, verstandige oogen kijken hem aan en eene welbekende stem zegt: ‘m'n waarde heer, ik heb daar eenige staaltjes gehoord van je levenswijze in Leiden, maar dat kan zoo niet blijven. Wat men zich nog veroorloven kan als vrij man, dat mag niet meer, als men geëngageerd is....’

Brrr - zoo zou het gaan. Neen hoor, zijne vrijheid is hem nog te dierbaar, hij zal nog maar wat wachten.

En welgemoed stapt hij weer naar ‘Boekenrode’ en geeft Mita eene groote doos met heerlijke chocolade en fondants, die hij den vorigen dag voor haar in Amsterdam had gekocht.

Hoe vindt Mita den stand van zaken? Ook zij hoopt, dat de beslissende vraag nog lang zal uitblijven, maar bij haar gelden minder zelfzuchtige redenen. Ze mag Hans heel graag en heeft dikwijls aardige karaktertrekjes bij hem opgemerkt. Hij is altijd opgeruimd en vroolijk - heeft dus gelukkig geen last van een slecht humeur - is altijd even hulpvaardig - niet alleen voor haar, maar ook voor de andere meisjes en - wat ze

[pagina 813]
[p. 813]

zeer in hem bewondert: hij is tegen iedereen bijzonder beleefd, zelfs tegen vervelende, oude dames, die hem lange verhalen doen over hunne zieke hondjes en dergelijke onbelangrijke dingen meer. Dat is werkelijk eene uitzondering bij de jongelui van dezen tijd.

Hij behoort dus wel tot de besten onder hare heeren-kennissen; misschien is hij wel de beste.

Maar - voelt ze voor hem die allesoverheerschende liefde, die haar geheele bestaan moet bestralen als met een helder, schitterend licht! Die liefde, die alles vergeeft, die niets voor zichzelve eischt, die slechts hoopt op zijn geluk! Die liefde, die haar zal louteren, die haar zal maken tot vrouw. Heeft ze voor hem het gevoel, dat ze zou willen jubelen, schreeuwen: ‘O menschen - ik heb het geluk gevonden, ik heb de liefde gevonden, die mijn leven heeft veranderd als van nacht in dag’. -

Want, met dit gevoel in haar hart moet ze tegenover hem staan, wanneer ze voor God en de Wet belooft, een gehoorzame, liefhebbende vrouw voor hem te zullen zijn. En slechts met deze liefde zal ze hem gelukkig kunnen maken, zal geen opoffering haar te zwaar vallen.... En ze voelt het met knagende duidelijkheid.... dat hooge, reine gevoel heeft ze nog niet voor hem.... nog niet - en - zou het wel ooit komen? Soms wanhoopt ze eraan. En ach - ze zou het toch zoo heerlijk vinden, iemand met geheel haar hart te kunnen liefhebben, want - hoe gezellig haar jongemeisjesleven ook moge zijn.... ze mist iets, er ontbreekt iets aan en dat is de Liefde.

Maar, op dezen mooien Augustus-middag, nu het vroolijke troepje weer bij elkaar is, nu zet ze alle muizenissen en tobberijen maar van zich af en ze is weer als van ouds, het vriendelijke vroolijke gastvrouwtje. Op dit oogenblik zitten ze onder een' grooten, lommerrijken beuk en verfrisschen zich met limonade of thee - al naar verkiezing.

‘Gisteren’, zegt André en zijn anders zoo vroolijk, gezicht staat ernstig.

‘Gisteren hebben Hans en ik toch zóó iets naars gezien: Wij liepen door de Kalverstraat, waar 't bijzonder druk was; eene juffrouw wil bij 't oversteken van de straat uitwijken voor eene kar en komt op 't zelfde oogenblik onder een rijtuig. - Ze werd natuurlijk zoo gauw mogelijk opgetild, maar ik geloof toch dat ze al stervende was.’

‘Nu ja’, fluistert Hans tegen zijn' buurman, ‘eene juffrouw? - 't Was een juffie, een straatmadeliefje, weet je.’ En een veelbeteekenend, minachtend glimlachje vult zijne woorden aan.

De bedoeling is natuurlijk, dat de meisjes er niets van gehoord hebben - zoo'n heeren apartje is zoo aardig - maar Mita, die naast hem zit, heeft alles gehoord en meer nog dan zijne woorden, ergert haar zijn minachtend lachje. ‘O Hans,’ zegt ze, met trillende lippen - ‘zeg toch zulke dingen niet - wie dragen er de schuld van, dat zóó'n mensch zóó geworden is?’

Hans kijkt verbaasd op. Is dat Mita die hem zoo iets zegt? Die moet hij spoedig het zwijgen opleggen, want een dispuut over dat onderwerp met een meisje, en dat waar andere jongelui bij zijn, dat zal nooit gebeuren. ‘Och Mita’, zegt hij, een beetje uit de hoogte, ‘dat zijn geen dingen, waarover meisjes kunnen en mogen spreken.’ ‘O’, antwoordt ze droogjes - ‘mogen we daar alleen over denken?’.... ‘Neen Mita, herneemt Hans korzelig, ‘ook niet over denken - laat dat maar aan ons over - heb je nog wat thee voor me?’

't Is duidelijk, dat hij het gesprek op een ander onderwerp wil brengen. Maar Mita geeft het zoo gauw niet op. ‘Ik heb veel te veel meelij met zulke menschen’, zegt ze langzaam, ‘om haar niet eens een gedachte waard te oordeelen. Hun leven is verwoest - vernietigd, geen terugkeer is voor haar mogelijk. Zoo ze het probeeren - wie zal haar dan het eerst terugstooten.... de man, die haar tot de zonde bracht. ‘Ik weet wel,’ gaat ze heftiger voort, ‘dat vele jongelui gelukkig niet allen - vinden dat wij meisjes daar niet over mogen denken - laat staan praten, en zoo we het wagen dan sussen jullie ons met de mededeeling, dat het geen zonde is, ten minste, van jullie kant. - Maar waarom minachten jullie dan zoo iemand en waarom zouden jullie 't toch eene niet-te-overleven schande vinden, als b.v. je zuster zoo werd?’

't Antwoord blijft uit. Hans staart voor zich met een onheilspellend - donker ge zicht. Hij vindt het aller-onaangenaamst, dat Mita zoo heftig is uitgevallen. Wat zullen de andere jongelui hem plagen - en 't vervelendste is, dat hij in zijn hart moet toegeven, dat ze gelijk heeft. André zit Mita vol bewondering aan te staren. Hij vindt haar een héél flink meisje, dat voor hare meening

[pagina 814]
[p. 814]

durft uit te komen, zelfs wanneer menig ander er voor zou terugdeinzen.

Mita ziet heel bleek en beeft over alle leden. Nu ze heeft gezegd, wat haar op 't hart lag, heeft ze er alweer spijt van. Hoe zouden hare meisjes-kennissen het opnemen en - wat zou Hans er van denken? Om zich eene houding te geven, schenkt ze eenige kopjes thee vol, waar niemand om gevraagd heeft. Allen zijn stil en bedrukt en denken na over het voorgevallene, de een met instemming, de andere afkeurend.

't Troepje gaat na eenige oogenblikken uit elkaar. De meesten nemen afscheid met een kort ‘tot ziens Mita’. Alleen Ernestine, een heel stil, weinig-op-den-voorgrond-tredend meisje, zegt zachtjes, doch haar flink in de oogen ziende:

‘Ik ben 't volkomen met je eens, Mita, je hebt het goed gezegd.’

En André drukt haar de hand, dat het haar pijn doet en zegt heel duidelijk: ‘als alle meisjes zoo waren als jij, Mita, dan zou dat een zegen voor ons, mannen zijn.’

Maar Mita glimlacht treurig. Ze heeft iets voor goed verloren. Haar gevoel voor Hans, dat eenmaal misschien tot liefde zou geworden zijn, is dood. Zijn minachtend glimlachje en de manier, waarop hij haar het zwijgen wilde opleggen, hebben dat gevoel vermoord.

W.M.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken