Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 18 (1904-1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.19 MB)

Scans (107.78 MB)

ebook (7.10 MB)

XML (4.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 18

(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een Sprookje. II.

Geloof. Hoop. Liefde.

Geloof gij vroolijk kind, in zingen, stralen, rozen,
In vriendenoogen, maagden-blikken, dichter-lied.
Geloof in lachen, schreien, blozen......
Geloof, geloof en twijfel niet!

P.A. de Génestet.

 

Ideale was een vroolijk kind!

Geloof, geloof en twijfel niet.

En Ideale twijfelde niet; maar geloofde, geloofde in 't mooie en 't goede en mocht 't eens niet mooi zijn om haar heen, dan idealiseerde zij de dingen, die ze hoorde en zag rondom.

Dat lag zoo in hare natuur!

Ideale was toen vroolijk en gelukkig!

Haar lachstemmetje klonk nu eens als een torenklokje, helder en sereen en dan weer zoo hartelijk, sonoor en ernstig!

Gelooven? - Ja, ze geloofde in God, hoewel niemand haar van God verteld had.

En twijfel kende ze niet, nog niet!

Ze geloofde aan de zon, die zoo schittert en warm is - aan de maan met haar bleeken schijn - aan de sterren, de altijd bewegelijke sterren - aan de wolken, die ook nooit rusten en altijd van gedaante wisselen. O,

[pagina 845]
[p. 845]

die wolken met haar grillige-vormen en kleuren, wat had ze die lief! Daar achter woont God, dacht ze en moet 't altijd warm zijn, al waait 't er ook - want de wind toch verdrijft de wolken en doet ze weerkomen.

De wind is ook mooi, die maakt muziek, altijd, soms zacht, lieflijk vertellend; soms woest, schril, huilend!

En 't licht, 't weerlicht, dat komt, schiet en verdwijnt tusschen 't zwart der wolken door, zig-zag gaat, hel verlichtend een donker landschap, dat alles rondom zichtbaar maakt voor één enkel oogenblik slechts en 't rommelen van 't onweer daarop, nu geweldig een korte, zware slag, dan weer lang aanhoudend en wègstervend in de verte. Dat alles had ze lief!

Ze nam zoo'n schouwspel in zich op en genoot er van. -

En ze geloofde, geloofde in God; want wie anders dan God kon dat allemaal zóó gemaakt hebben. Geen mensch kon 't immers!

Zóó dacht Ideale!

De oplossing van alle raadsels vond ze in zich zelve.

Voor haar waren 't geen raadsels, voor haar was 't de natuur, door God gemaakt voor de menschen om van te genieten.

Alleen, begreep ze niet, dat niet alle menschen er van konden genieten, zooals zij.

Alles is immers zoo mooi.

De boomen, de bloemen, 't gras en 't mos, en de varens in 't bosch.

En de dauw, de parelende, glinsterende dauw, die over alles ligt, heel in de vroegte, wanneer de menschen nog sliepen; als had de natuur 's nachts tranen geweend van vreugde om ze 's morgens te laten wegkussen door de eerste zonnestralen.

Haar voetjes waren dikwijls nat geworden, wanneer ze over 't gras geloopen had, maar wat hinderde haar dat? Ze genoot, genoot immers van al die pracht, dat geglinster, die ineensmelting van licht en kleuren.

Als zeldzame edelsteenen vonkelen de millioenen dauwdruppels op 't gras, op de bladeren en bloemen en op de rozen. De rozen, die hun geurende, veelkleurige kopjes stijf omhoog houden, hier en daar glurend van tusschen hun breed, gaaf gebladerte.

Alles was mooi om haar heen!

Ook de reine lucht bezwangerd van zachte, welriekende geuren en 't lieflijk gekweel van 't vogelenheir in de hooge boomen en dichte struiken.

Diep ademde ze 't geluk in, 't geluk voor iedereen! Maar toch voelde ze zich dikwijls alleen. O, zoo alleen. Soms ontmoette ze den tuinman, met wien ze een praatje hield; maar hij vond niet dat, voelde niet dat, 't geen zij vond in en voelde voor de natuur.

Toen kwam er een tijd, dat ze zich heel eenzaam ging voelen. Van alles, wat ze mooi vond, van alles, wat haar dagelijks opviel, van dat alles genoot ze alleen!

Er was niemand, die met haar genoot; niemand, die met haar gelukkig was; niemand, met wien ze spreken en van gedachte wisselen kon.

En om haar heen was de natuur, de grootsche, stille, eenzame natuur, - - - eenzaam voor haar, omdat ze er in rond ging, alleen. Alleen, zonder nevenziel, zonder zielsverwante; maar niet eenzaam op zich zelf; want alles toch wat er groeit, bloeit en leeft vindt er zijn verwanten.

Toen was Ideale gaan zoeken onder de menschen!

Geloof, gij vroolijk kind, in zingen, stralen, rozen,
In vriendenoogen, maagden-blikken, dichter-lied.
Geloof, geloof en twijfel niet.

Neen, twijfelen, dat deed ze niet! Nog niet!

En geloofd had ze in Vriendenoogen. Gemeend had ze daarin en daarmede 't geluk te zien. Haar geluk, haar mooie, brooze, teere geluk.

Ideale - - - - - - - - - - -

Ook toen bleef ze idealiseeren. Ze kon niet anders.

Ze geloofde in Vriendenoogen, ze zag om zich heen de menschen zooals zij, met mooie, goede, edele gedachten. Poëzie had haar 't leven toegeschenen.

De natuur en de menschen één poëzie, één machtig dichter-lied.

Geloof in lachen, schreien, blozen - - -

Geloof, geloof en twijfel niet!

Gelachen had ze met de menschen in hun vreugde, geschreid in hun leed!

Geloof in Vriendenoogen - - - - -

In schreien, lachen, blozen - - - -

Geloof, geloof en twijfel niet! - - - -

 

Maar twijfel kwam.

En àf viel de gouden schijn, die haar Vriendenoogen had doen zien in menschenoogen.

Ideale's lach verstomde en haar tranen droogden uit.

En groot starend keken haar oogen voor zich heen!

[pagina 846]
[p. 846]

Zoekend?

Uit haar oogen was de geloovige kinderblik verdwenen en had plaats gemaakt voor den hoopvollen glans in de oogen der volwassenen, die niet kunnen breken met hun kinderidealen. De volwassenen, wien 't leven reeds geleerd had om te twijfelen.

Hoop!

Groen, donkergroen, onpeilbaar diep groen, als een vonkelende smaragd glinstert 't daar aan den omfloersden avond-hemel.

Een ster der Hope.

Dreigend donkere wolken omfloersen reeds 't saffieren gewelf, nog slechts hier en daar een azuurblauwe streep door latende schijnen.

Hoop droomt van Vriendschap, die zij niet vinden mocht in Vriendenoogen - - - maar zoeken gaat in 't azuur, dat nog dieper lijkt, tusschen de zwarte nachtwolken, heel hoog aan 't uitspansel.

Ideale droomt haar droomen, die werkelijker zijn dan de waarheid.

Maar Ideale en Hoop gaan hand aan hand; Ideale idealiseert, ze kan niet anders en Hoop wenscht haar de dingen bewaarheid, belichaamd.

Geen van beiden beseffen zij, dat 't droomenrijk dichtbij en de waarheid vèr af is en de waarheid zoeken zij en blijft hen steeds vooruit gaan - - - - vèr vooruit. De afstand tusschen hen en de waarheid vergroot - - - - de jaren gaan voorbij en daarmede de droomen.

En als ook de Hoop is weggegaan blijft Ideale alleen - - -

Toch niet geheel alleen - - - In haar kleine, witte handen houdt ze een edelsteen - - - een helrooden robijn.

't Is de Liefde. Gloeiend rood en vurig.

Ze kust haar, rood vonkend in haar witte handen.

Ze kust haar en kust haar nog eens en ze is gelukkig; maar bang en angstig tegelijk.

Haar hart bonst binnen in haar, haar polsen slaan sneller en haar oogen glanzen van een ongekenden gloed.

Ze voelt Liefde's wel en wee.

Ze is niet blind - - - ze is helderziend

Ze is niet doof - - ze luistert scherp toe.

Scherper nog voelt ze de verterende, brandende liefde in haar borst.

Maar 't scherpst 't verschil tusschen de schrijnende pijn van binnen en 't verwelken, 't tanen van den bloedrooden gloed des robijns.

Ook Liefde verlaat haar, een diepe, ongeneeslijke wond achterlatend!

Nu doelloos gaat zij rond, haar wond koesterend, die niet meer heelen kan - -

 

Verloren - verwoest is Ideale's leven.

Arme Ideale, die niet meer idealiseeren kan.

Ideale is alleen!

 

P.A.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken