Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.

I. Verpleegster worden!

Bij het genezen van zieken heeft naast de toediening der geneesmiddelen het geloof of wil men, de suggestie een groote rol gespeeld; hoe geheimzinniger en onbekender het middel, hoe grooter het vertrouwen dat er in werd gesteld. Eerst zocht men die genezing bij den hermiet, den toovenaar, den kluizenaar die met den tooverstaf de kwade geesten wist te bezweren of wel de geheime krachten kende van de verschillende kruiden; thans is het de geneesheer - en soms de kwakzalver - van wien alle heil wordt verwacht.

Er is als vak van studie zeker geen interessanter dan de geneeskunde, als vak van praktijk voor den fijn besnaarde zeker geen dat meer teleurstelling brengt. Men kan als dokter veel geld verdienen misschien, maar men weet dat men zoo weinig hulp in ruil kan geven. De groote les is: pas op dat ge den patient geen nadeel doet; waarlijk wel een sterk negatief programma! Het genot van de praktijk bestaat dan ook voor een groot deel in het onderzoek en de voorspelling omtrent het verloop der ziekte, niet in de behandeling. O, ik weet het, een oogoperatie kan behoeden voor blindheid en enkele chirurgische ingrijpingen kunnen levensreddend werken, maar deze zijn dan gezaaid in vergelijking van de honderde gevallen waarin de geneesheer niets anders kan doen dan den lijder suggereeren dat een voorgeschreven middel hem genezing zal brengen.

Toch is er voor den geneeskundige nog een belangrijker arbeid te verrichten. Hij moet ziekten voorkomen en daartoe den oorsprong der ziekten nagaan - de Hygiene is zijn gebied - en daarenboven bij ziekte de natuur leiden en het lijden zooveel mogelijk verzachten. Hier ontmoet hij de verpleegster, die voor een groot deel die taak overneemt en daarin zeer zeker den geneesheer overtreft - al zou het alleen maar zijn dáárom, dat de verpleegster voortdurend bij den zieke is, de geneesheer maar enkele minuten per dag.

Waardoor komt het dan dat de ontwikkelde beschaafde verpleegster die aan het ziekbed minstens evenveel goed doet als de arts, nog zoo weinig wordt aangetroffen.

Ja zeldzamer dan vroeger, terwijl juist de vrouwen op ieder ander gebied meer arbeid vragen? Want niemand van hen die tot oordeelen bevoegd zijn, zal het tegenspreken dat in de laatste jaren het gehalte der verpleegsters vermindert, dat de verpleegstersstand hoe langer zoo meer achteruitgaat en dat men onder de verpleegsters zeer velen aantreft die niet voldoen aan de eischen welke men aan een verpleegster mag stellen. Wanneer men dan ook het meerendeel der tegenwoordige verpleegsters vergelijkt met het beeld dat men zich ruim 20 jaren geleden van de beschaafde, goed geschoolde verpleegster maakte - een ideaal waaraan door enkele voortreffelijke zusters volkomen wordt beantwoord - is het zeker dat de werkelijkheid ver, zeer ver, beneden het ideaal is gebleven. Zoo spreekt Dr. Aletrino.

De omstandigheden in de ziekenhuizen, de opleidingsscholen waren van dien aard, dat beschaafde vrouwen er niet konden wonen en werken; de huisvesting, de voeding, de arbeid waren ingericht voor personen uit onbeschaafden stand; de waardeering van het verpleegend personeel was aan die inrichting evenredig; het salaris daarmee in overeenstemming; het onderwijs liet veel te wenschen over.

't Was dus geen wonder dat de beschaafde ontwikkelde vrouw zich weldra terugtrok zoodat er minder beschaafde en zelfs onbeschaafde domme ijdele persoontjes als verpleegsters werden aangenomen, met wie de beschaafden in het geheel niet konden omgaan, en dat de enkele uitmuntende krachten die bleven nieteens voldoende waren om 't benoodigde getal directrices te leveren - zoodat men zelfs onder de laatsten personen aantrof die geene behoorlijke opvoeding hadden genoten. - Onder de sollicitanten naar de betrekking van directrice van ziekeninrichtingen vindt men heden nog meerderen, die geen behoorlijken brief kunnen schrijven.

In die omstandigheden is nu langzamerhand en, door den nood gedrongen, verbetering gekomen. De huisvesting, de voeding is nu in vele gasthuizen uitstekend; het ruwste werk wordt aan anderen overgelaten; de behandeling die de verpleegster ondervindt, getuigt van meer achting; van het onderwijs wordt veel meer werk gemaakt. - Door de bemoeiingen van Nosokómos in de eerste plaats, door die van het Maandblad van Ziekenverpleging in de tweede is er heel wat vooruitgang gekomen... al zijn wij helaas in de verste verte wat opleiding en examen betreft nog niet waar we moeten zijn.

Zoo is dan nu de verpleegsters-stand verloopen en, spreekt men tegenwoordig over verpleegsters met minder achting, terwijl toch hare werkkring in waarheid zoo hoog en edel is.

Verbeeldt U, de arbeid voor vrouwen zoo uitermate geschikt in miskrediet! Lezeressen, dat mag zoo niet blijven; dat moet weer anders worden, en dat kan in een korte sponde tijds, wanneer gij daartoe wilt medewerken!

In het tijdschrift van Geneeskunde uit Professor van Walsern een wanhoopsroep om betere verpleegsters: de gasthuis-directeuren zullen ze met open armen ontvangen. Maar er moet niet een éénling, niet één enkele opstaan; wil een geheel corps van beschaafde vrouwen om in de eerste jaren elkaar te steunen en op te beuren in eene omgeving waar thans nog zoovele elementen zijn, en wier omgang men dagelijks alle reden tot ergernis en verdriet zal vinden en waarmee men het voorloopig nog moet doen.

[pagina 425]
[p. 425]

Goed verpleegster zijn kan alleen de zeer beschaafde, de ontwikkelde vrouw. Goed verpleegster zijn is een gewichtige betrekking, een eervolle onderscheiding.

Men bedenke maar eens wat noodig is om dat te worden en men zal de hooge roeping gevoelen.

1o.Moet men hebben genoten meer uitgebreid lager onderwijs - nog veel liever hebben afgeloopen een Hoogere Burgerschool met 5 jarige cursus.
2o.moet men kennis hebben van koken, voedingsmiddelen, de inmaak enz.
3o.op de hoogte zijn van linnen, katoen, naaien verstelwerk (nuttige handwerken dus) de wasch en dergelijke; en
4o.eerst als men dit onder den duím heeft, moet men nog theoretisch en praktisch worden opgeleid in de ziekenverpleging, waartoe een cursus en een werkzaamheid van drie jaren ter nauwernood voldoende is.

Het is ook om andere redenen jammer dat zoo weinig beschaafde vrouwen zich aan de verpleging geven: al wat men leert, komt ieder immers te pas en niet het minst de echtgenoot en moeder. O men hoort zoo dikwijls ‘die verpleegsters, 't alleen jacht maken op mannen, vooral op ongehuwde patienten en aanstaande doctoren:’ maar men vergeet dat de man in een beschaafde, bekwame verpleegster die haar taak hoog opvat en zich daaraan geeft, ziet - en terecht ziet - een engel uit den hemel, te midden van al het lage gedoe over mooie kleeren, partijtjes, comédies enz. waarmee andere ongehuwde meisjes zoo vaak hun tijd zoek brengen. Een goede verpleegster is niet bang iets aan te pakken; ziet niet op tegen wat werk; valt niet flauw bij de minste verwarring en is daarom voor de meeste mannen een hoogst begeerlijker steun in den strijd des levens. De ware verpleegster dwingt eerbied af, en de man trouwt haar dus uit genegenheid en achting.

Wat men over die huwelijken bazelt is zeer onjuist: het is integendeel de natuurlijkste zaak ter wereld. 't Ware te wenschen dat iedere vrouw, die eenmaal echtgenoot en moeder wil zijn, zich eenigen tijd aan de ziekenverpleging gaf; 't huwelijk zou er niet slechter door worden.

Voor hen die als verpleegster een toekomst willen zoeken, zijn de vooruitzichten bepaald gunstig. De drie leerjaren zijn moeilijk door de groote gebondenheid en de vele zorgen; maar hoe langs zoo meer wordt de arbeid interessanter en de werkkring prettiger. De salarissen stijgen belangrijk en zullen nog hooger worden, wanneer er ook te platten lande meer ziekenhuizen worden opgericht.

Verstandig is het voor de minder sterken te beginnen als betalend-leerling, waartoe in enkele ziekenhuizen gelegenheid bestaat. Men wordt dan aangesteld boven het normale getal, heeft beperkten dienst om te beproeven of men er lichamelijk voor geschikt is en verlicht tevens den arbeid van de andere leerlingen; voelt men zich langzamerhand in staat tot het volle werk, dan kan men invallen voor een vacature; zoo worden de opleidingskosten nihil - wat slechts voor weinig betrekkingen het geval is. -

Maar zij die pleegzuster willen worden, moeten vergeten eigen lust en last en zich geheel geven aan anderen. En dat kan alleen de hoogstaande vrouw. Zij moeten begrijpen wat ze doen, en dat kon alleen de daarvoor geschoolde vrouw; zij moeten takt hebben met ieder om te gaan en dat kan alleen de beschaafde vrouw.

Haar suggestieve invloed is voor den zieke van onberekenbaar nut; zij brengt het meeste bij tot de genezing, dat is haar loon.

 

Dr.....

II. Amateur fotografie.

B.D. Blecher te Sneek heeft de meeste woorden 535 ingezonden; en dus den prijs gewonnen, die toegezonden wordt. Verder mijn dank aan allen die medehielpen, om het meisje voort te helpen.

G. VAN OMMEREN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken