Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 468]
[p. 468]

Helen Keller.
Mijne Levensgeschiedenis.

In de Kerstvacantie las ik dit boek, dat ik graag aan al mijne collega's ter lezing zou willen aanraden. Het is in alle opzichten een merkwaardig boek. J. van den Oude geeft een inleiding, waarin hij Helena Keller, in Juni 1880 in America geboren, en op den leeftijd van negentien maanden door een ziekte van gehoor en van gezicht beroofd, aan de lezers van het boek introduceert. Het boek bestaat uit 3 gedeelten. 1. Helen vertelt haar eigen levensgeschiedenis. 2. Brieven van Helen naar tijdsorde gerangschikt. Enkele, van Bisschop Brooks, Dr. Holmes en Whittier, zijn onmiddelijk achter de brieven gevoegd, waarop zij het antwoord waren.

Als zij het eerste briefje schrijft, is zij nog niet recht 7 jaar. De brieven loopen tot 1901, en is het merkwaardig in die allereerste briefjes den vooruitgang te bespeuren in de wijze, waarop ze hare gedachten aan het papier toevertrouwt.

3. Verschillende bijzonderheden, naar mededeelingen van anderen. Hierin wordt ons geschetst:

a.De persoonlijkheid van Helen Keller.
b.Hare opvoeding.
c.Haar spraak.
d.Fragmenten uit haar geschriften.

Ofschoon het heele boek interessant te lezen is, zou ik toch, nu ik het uit heb, anderen durven aanraden. Begin met het derde gedeelte. Ge krijgt dan een klaar inzicht in de persoonlijkheid van H.K. Wie toch kan beter oordeelen over Helen, dan haar uiterst bekwame en geduldige onderwijzeres Miss Sullivan! Men gevoelt behoefte Miss S. en Helen in gedachten om strijd de hand te drukken uit bewondering voor zooveel wilskracht en onuitputtelijk geduld.

Zelf werd Miss Anne Mansfield Sullivan, te Springfield, Mussachusets, geboren, al zeer vroeg bijna geheel blind. Op haar veertiende jaar, 7 Oct. 1880, kwam zij op het Perkins Instituut. In later tijd kreeg zij het gezicht gedeeltelijk terug.

Toen Kapitein Keller aan den heer Anagnos schreef om een onderwijzeres, beval hij onmiddelijk Miss Sullivan aan. Zij had slechts van Augustus 1886 tot Februari 1887 tijd, om zich op dit werk voor te bereiden, en las in die maanden de verslagen van Dr. Howe. Dr. Samuel Gridley Howe heeft 56 jaar geleden een ander doof en blind meisje, Laura Bridgman, alles geleerd, volgens een door hem uitgedacht stelsel. Het hielp Miss Sullivan, dat zij zes jaren in hetzelfde huis met L. Br. had gewoond, doch voor zich zelve had zij nog weinig ervaring. Op den weg, door Dr. Howe gebaand, is Miss Sullivan voortgegaan, doch haar onderwijs aan Helen Keller draagt toch een geheel oorspronkelijk karakter. De heer Anagnos, directeur van het Perkins Blinden-Instituut, gewaagt van Miss S. met den grootsten lof, en inderdaad komt haar de eer toe, Helen te hebben ingeleid in de wereld der wetenschap, der schoonheid, en der poëzie, waarin zij zich zoo innig gelukkig gevoelt.

Mij interesseerde het daarom het meest hare brieven aan Mevrouw Hopkins te lezen. Mevrouw H. was in het Perkins-Instituut als een moeder voor haar geweest.

Vooral merkwaardig is de brief van 6 Maart 1887, 3 dagen na hare aankomst te Tuscumbia. Zij beschrijft Helen daarin als opvliegend en eigenzinnig, alleen te bedwingen door haar halfbroeder James. Het moeilijkste vraagstuk voor mij zal zijn, schrijft Miss S., haar aan tucht te gewennen, zonder haar wil te breken. Ik zal in het begin langzaam-aan gaan en trachten haar liefde te winnen.

Miss S. bracht haar een pop mee en greep direct de gelegenheid aan om haar haar eerste woord te leeren, door het haar langzaam in haar hand te spellen: p-o-p. Zij deed het heel goed na en wees op de pop.

Het is merkwaardig na te gaan, hoe miss S. geleidelijk van trap tot trap gaat, hoe Helen in den beginne telkens gelukkig is, als de les voorbij is; maar later hoe langer hoe meer lust in de studie krijgt.

Wat hare eigenzinnigheid betreft, reeds na 2 weken schrijft Miss S.: ‘Mijn hart jubelt van blijdschap. Er is een wonder gebeurd! Het licht van het begrip is opgegaan in de ziel van mijn kleine leerling, en zie, alle dingen zijn veranderd! Het wilde schepseltje van twee weken geleden is herschapen in een zachtzinnig kind. Op het oogenblik.....’

Maar neen, ik zal mijn aanhalingen staken. De lezer, die mij tot dusver gevolgd heeft, zal trachten dit merkwaardige boek in handen te krijgen. Ik zou wel tot in het oneindige door willen gaan met aanhalingen uit boeiende

[pagina 469]
[p. 469]

passages van dit werk. Mij trekt bijzonder de wijze, waarop Miss S. haar leerlinge onderwees. In denzelfden brief van 20 Maart vertelt ze, hoe ze een negerjongen het binnenkomen en de letters mee liet leeren, om Helen's eerzucht te prikkelen. Den 31sten Juli schrijft Miss S.: ‘Helen's potloodschrift is keurig. Ik leer haar het Braille-alphabet, en zij vindt heerlijk, dat zij nu zelf woorden kan maken, die zij kan voelen. Zij is nu in den tijd van vragen gekomen. Den geheelen dag is het: wat? wanneer? waarom? het laatste het meest. Vroeger vond ik dat eeuwige vragen van kinderen ondragelijk, maar nu weet ik, dat het een teeken is van hun toenemende belangstelling in de dingen. Hun “waarom?” is de deur, waardoor zij de wereld van verstand en nadenken binnentreden. Over het geheel vraagt zij hetzelfde als een goed ontwikkeld kind van drie jaar.

Ziehier een les over woorden, die plaatsbetrekkingen aangeven. Haar jurk werd in een kist gelegd en toen er op en deze voorzetsels spelde ik haar voor.’

Miss S. handelt m.i. op dezelfde wijze, als waarop men volgens de Berlitz-methode vreemde talen onderwijst. Juist aan deze wijze van les geven schrijf ik het succes toe, dat Miss Sullivan heeft verkregen. Als het even mogelijk was, moest zij in de les de dingen zelf doen, en zij vond het heerlijk om op den stoel te staan en in de kast te worden gezet. In verband met deze les leerde zij de namen van de familieleden en het woordje is. Helen is in kast. Mildred is in wieg. Doos is op tafel. Papa is op bed. Dit zijn zinnen, die zij in het laatste gedeelte van April zelve heeft gemaakt.

Daarop volgde een les over woorden, die een bepaalde eigenschap uitdrukken. Voor de eerste les had ik twee ballen; de eene van sajet was groot en zacht, de andere hard en klein. Zij bemerkte dadelijk het verschil in grootte. Zij nam den harden en maakte haar gewone teeken voor klein - dat is: zij haalde het vel van haar handen een weinig op. Toen nam zij den anderen bal, en maakte haar teeken voor groot, door beide handen er over uit te spreiden. Ik gaf haar nu de bijvoeglijke naamwoorden groot en klein voor deze teekens. Vervolgens werd hare aandacht gevestigd op de hardheid van den eenen bal en de zachtheid van den anderen, en zij leerde zacht en hard. Een paar minuten later voelde zij het hoofdje van haar zusje, en zeide tot haar moeder: ‘Mildred's hoofd is klein en hard.’ Daarop beproefde ik haar de beteekenis van gauw en langzaam te leeren, terwijl zij mij wol hielp winden.

Nu vond ik, dat het tijd werd, haar gedrukte woorden te leeren lezen. Ik zette haar vinger op de letter A en maakte die tegelijk met mijn vingers. Zij bewoog hare vingers van de eene gedrukte letter naar de andere. Zij leerde ze alle, hoofdletters en andere, in één dag.

Vervolgens sloeg ik de eerste bladzijde van het a-b-boek op, en liet haar het woord k-a-t voelen, meteen het op de vingers spellende.

Maar wederom moet ik hier Miss S. het woord ontnemen. Mijn overzicht zou waarlijk al te uitgebreid worden. Laat me liever nogmaals tot lezing van het boek aansporen.

Het eerste gedeelte is wel tamelijk taaie lectuur. Ook worden dezelfde dingen onder anderen vorm nog al eens herhaald. Dan stelt men zich ook herhaalde malen de vraag, hoe is 't mogelijk, kan dat alles waar zijn?

Maar nog eens, het geheel is zoo'n merkwaardig stuk lectuur, dat niemand zich de lezing er van zal betreuren.

Mark Twain (Clemens), de beroemde Amerikaansche schrijver, heeft gezegd: ‘De twee meest belangwekkende figuren van de 19de eeuw zijn: Napoleon en Helen Keller.’

Op een der 12 photo's uit het boek ziet ge Helen Keller en Mark Twain. Zij zit daar met een' glimlach om den mond en schijnt in de verte te staren. Ze lijkt daar in 't geheel niet op een blinde. Evenmin lijkt ze dit op de mooie photo op het titelblad. Een zeer aantrekkelijke photo is die, waarop Helen met haar hoofd tegen den schouder van Miss S. rust.

Eveneens die, waarop ge Helen Keller als studente ziet. Na een zeer moeilijk examen op den 29sten en 30sten Juni 1899, waarbij zij natuurlijk alles in Braille-schrift moest hebben, en na nog een jaar afzonderlijk les te hebben genomen bij den heer Keith, werd aan het einde van 1900 haar droombeeld, van te gaan studeeren aan de akademie te Radcliffe, verwezenlijkt.

Een sterke macht had haar gedreven, haar kracht te meten naar den maatstaf van hen die hooren en zien. In het wonderland van den geest zou zij even vrij zijn als ieder ander.

Wat Helen het meest gevoelde aan de akademie was gebrek aan tijd. Het schijnt, zegt ze, dat we naar het college gaan, om te

[pagina 470]
[p. 470]

leeren, niet om te denken. Als wij de voorhoven der geleerdheid binnengaan, dan laten wij onze liefste genoegens - eenzaamheid, boeken en verbeeldingskracht - daarbuiten bij de fluisterende dennen.

Mijn studiën bestonden het eerste jaar uit Fransch, Duitsch, Geschiedenis, Engelschen stijl en Engelsche literatuur. In den Franschen cursus las ik eenige werken van Corneille, Molière, Racine, Alfred de Musset; in den Duitschen Schiller en Göthe. -

In de college-zaal moet Miss Sullivan de voordrachten zoo snel mogelijk in hare hand schrijven en door de inspanning om den professor bij te houden, gaat er voor haar veel van de eigenaardigheid van den redenaar verloren. De woorden vliegen door mijn handen, zegt ze, als jachthonden, die een haas naloopen en dikwijls niet pakken. Maar in dat opzicht geloof ik niet, dat ik er slechter aan toe ben dan de meisjes, die aanteekeningen maken. Als de geest bezig is met machinaal te hooren en de woorden in vliegende haast op papier te zetten, dan zou ik niet denken, dat men veel aandacht kan wijden aan het onderwerp, dat behandeld wordt, of aan de wijze, waarop het ons wordt voorgedragen. - Van al de boeken, die in de verschillende cursussen vereischt worden, bestaan er maar enkele in blindenschrift en dus is het noodig, dat zij in mijn hand geschreven worden. Bij gevolg gebruik ik meer tijd voor mijn lessen dan de andere meisjes. Er zijn dagen, dat de gespannen aandacht, die ik aan kleinigheden geven moet, mij irriteert en de gedachte, dat ik uren besteden moet aan het lezen van een paar hoofdstukken, terwijl in de wereld daarbuiten andere meisjes lachen en zingen en dansen, brengt mij wel eens in opstand; maar spoedig krijg ik mijn veerkracht terug en verdrijf ik met een' lach de ontevredenheid uit mijn hart.

In het vorige jaar, mijn tweede te Radcliffe, oefende ik mij in den Engelschen stijl, bestudeerde den Bijbel als een stuk litteratuur, de regeeringsvormen in Amerika en Europa, de Oden van Horatius en het Latijnsche blijspel.

Dit jaar is het aangenaamste, omdat ik studeer in de dingen, die mij bijzonder interesseeren; Staathuishoudkunde, Letterkunde van de eeuw van Elizabeth, Shakespeare...

Toch zijn er tijden, dat ik er naar smacht, de helft van de dingen, die ik moet leeren, van mij af te schudden; want een overladen geest kan de schatten, die hij ten koste van zoovéél heeft veroverd, niet genieten. Als wij met zenuwachtige gejaagdheid lezen en daarbij aan geschreven proefwerk en examens denken, dan wordt ons brein bezwaard met een menigte beuzelarijen, die werkelijk overtollig zijn. Dan vervolgen mij de themakaboutertjes en de college-dwergen van allerlei soort. Maar de examens zijn nog de ergste boemannen van mijn akademieleven.

Wat zij daarover schrijft, moet gij beslist zelf lezen.

Wat dunkt U, is Helen Keller niet een merkwaardig meisje?

Helen heeft veel gevoel voor het landleven. Zij wordt warm van verontwaardiging als ze bedenkt, dat goede menschen kunnen wonen in mooie huizen, waar zij zelven sterk en schoon zijn, terwijl anderen veroordeeld zijn te leven in afschuwlijke, zonlooze vertrekken, en daar leelijk worden, verwelken en verschrompelen. Wat dunkt U, is het waar, dat zon en lucht vrije gaven van God voor allen zijn? In gindsche sloppen schijnt geen zon en is de lucht bedorven.

O, ik wenschte, dat de menschen de stad met haar pracht en haar drukte en haar goud wilden verlaten, en terugkeeren naar bosch en veld. Het is onmogelijk, dat alles niet te bedenken, als ik, na een jaar werken in de stad, weer buiten terugkom. Op het genot van een wandeling volgt dat van een fietstochtje op mijn tandem.

Mijn honden-vrienden schijnen werkelijk te begrijpen wat ik mis, en blijven altijd dicht bij mij, als ik alleen ben.

Aandoenlijk is de photo, waar Helen zit, met Phiz, haar hond.

Museums en kunstverzamelingen zijn ook bronnen van genoegen en inspiratie voor haar. Zij voelt de schoonheid in het koude marmer.

Ook naar de komedie gaan is voor haar een bron van genot.

Als de regen haar binnen houdt, vermaakt zij zich net als andere meisjes met breien, haken, dammen of schaken met een vriendin. Zij heeft een bijzonder bord om deze spelen op te doen. De hokken zijn uitgesneden, zoodat de schijven er vast in staan. Als ze alleen is en in een luie bui, speelt ze graag een partijtje ‘patience,’ waar ze dol op is. De kaarten zijn in den hoek bovenaan voorzien van Braille-teekens, die de waarde van de kaart aangeven.

Zijn er kinderen in de buurt, dan doet ze niets liever, dan met hen stoeien.

[pagina 471]
[p. 471]

In de lente van 1890 leerde Helen spreken. Ze had altijd een sterken aandrang gevoeld, hoorbare klanken te uiten. Ééne der onderwijzeressen van Laura Bridgman, Mevrouw Samson, pas uit Noorwegen en Zweden teruggekomen, vertelde Helen van Ragnhild Kaata, een doof en blind meisje in Noorwegen, dat wezenlijk had leeren spreken.

Nauwelijks was haar verhaal uit, of Helen was een en al vurig verlangen, om het zoo ver te brengen.

Ik had geen rust, zegt ze, eer mijn onderwijzeres mij naar Miss Sarah Fuller, de directrice van de Horace Mann-school bracht. Deze lieve dame bood aan, mijzelve te onderwijzen, en wij begonnen 26 Maart 1890. De methode van Miss Fuller was deze: Zij liet mijn hand zachtjes op haar gezicht gaan en de ligging van tong en lippen voelen, terwijl zij een geluid maakte. Ik deed iedere beweging ijverig na en binnen een uur had ik zes elementen van de spraak geleerd: M.P.A.S.T.J.

Ik zal nooit vergeten, welk een verbazing en welk een gevoel van vreugde mij beving, toen ik mijn eersten samenhangenden zin uitte: Het is warm. Wel is waar, afgebroken, gestamelde lettergrepen; maar toch menschelijke taal. Miss Fuller gaf mij in het geheel elf lessen. -

Ook dit moet men zelf lezen, om met Helen te genieten van de verrukking, die ze gevoelde, toen haar zusje Mildred op haar roepen kwam aanloopen.

Helen heeft een vurige hoop, eens Ragnhild Kaata te ontmoeten. Ze had met een dooven heer, die Ragnhild kent, een interessant gesprek over haar. Hij zeide, dat zij zeer vlijtig en gelukkig was. Zij spint en maakt handwerken en leidt een genoeglijk en nuttig leven.

Ragnhild is mij dus in sommige dingen de baas, zegt Helen. Denk eens: zij kent niet eens de vingerspraak.

Helen vertelt in een brief van 9 Dec. 1900 aan den Heer William Wade een paar gevallen van doof- en blinden. Zoo o.a. van Rubi Rice, een buitengewoon bevattelijk, klein dertienjarig meisje, in Texas, dat nooit onderwijs heeft gehad. Zij kan goed naaien en heeft een verbazend reuk-orgaan. Als zij een' winkel binnenkomt, gaat zij rechtstreeks naar de uitstalkast. Ook kan zij al haar eigen goed onderscheiden.

Dan van een zesjarig meisje aan het Instituut voor Dooven in Mississippi. Maud Scott is doof geboren en heeft haar gezicht verloren, toen zij drie maanden oud was.

't Wordt tijd, dat ik een einde maak aan dit verslag. Toch moet ik nog even vertellen, dat zij ter gelegenheid van de vijfde bijeenkomst van de Amerikaansche Vereeniging tot bevordering van het spraak-onderwijs aan dooven, te Philadelphia, op 8 Juli 1896, eene toespraak hield.

Voor eenigen tijd had zij een onderhoud met President Roosevelt, die geen moeite had om zich door haar te doen verstaan. Hij verzocht Miss S bepaald, haar zijn woorden niet over te brengen. Zij begreep alles, maar de uitspraak van den president is ook bijzonder duidelijk.

Nog een opmerking over het leeren spreken op de vingers. Ieder kan dat in een paar minuten leeren, wordt er in het 1ste hoofdstuk van het derde gedeelte gezegd. Indien meer menschen dat wisten, en de vrienden en bloedverwanten van doove kinderen het dadelijk leerden, dan zouden de dooven over de geheele wereld gelukkiger en beter onderwezen zijn.

Wie meer van Mej. Helen Keller wil weten, kan bij het Volta Bureau te Washington het verslag aanvragen van de leeraren, die haar tot de hoogeschool voorbereidden, n.l. de heeren: Arthur Gilman te Cambridge en Merton S. Keith.

Helen is den 27n Juni 1880 geboren te Tuscumbia, een klein stadje in het Noorden van Alabama.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken