Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 502]
[p. 502]

Moeder de Gans. (Up-to-date).

Nota. De meeste hedendaagsche sprookjes gewagen van prinsen en prinsessen, goud en juweelen, en meer van dien aard, waarmee de kinderen van aristocratie en plutocratie vertrouwd zijn. Voor zulke bevoorrechte kleinen echter moeten vele ouderwetsche sprookjes eenvoudig onverstaanbaar zijn en sinds het mode is geworden om de oude klassieken te herzien, zullen de kleine patriciërs-telgen niet langer 't kind van de rekening zijn. Wij vinden dat vooral de sprookjes van Moeder de Gans in bovenbedoelden zin behooren te worden herzien en als specimen moge hier volgen:

Roodkapje.

Eens leefde er in zeker dorp aan de Rivièra een klein meisje, 't liefste schepseltje dat ooit was aanschouwd. Haar Moeder was letterlijk verzot op haar, en zag haar zoo veelvuldig als maar eenigzins mogelijk was, soms méér dan eens in de maand. Haar Grootmama, die eveneens veel van haar hield, liet uit de Printemps te Parijs voor haar komen, een eigenaardig hoedje van rood fluweel, met rijk passementwerk en paarlen versierd, en dat stond het meisje zoo allerliefst, dat ieder haar ‘Roodkapje’ noemde.

Zekeren dag nu zei de Moeder, bij wie ze weder eens toegelaten was: ‘Ga eens naar Grootma, kindlief en vraag hoe zij vaart, want ik heb gehoord dat zij veel last heeft van gastrische koortsen en jicht. En neem deze bloemen en dit potje pâté de foie gras voor Grootma mee.’

De Grootmoeder woonde in een afzonderlijk deel van het dorp ‘verboden toegang,’ in een marmeren hut, gelegen in het midden van een boschrijk park.

Roodkapje stapte uit de équipage toen zij het park bereikt had, en zei tot den palfrenier, dat zij den weg verder te voet wilde afleggen.

Ternauwernood was zij de doornenheg voorbij, toen zij een wolf ontmoette.

‘Waar ga je heen kind?’ vroeg hij, een begeerigen blik op haar werpende.

‘Ik ga naar mijn Grootmoeder, om haar wat bloemen en een potje pâté de foie gras te brengen van mama.’ ‘Wel,’ zei de Wolf, ‘dat treft toevallig. Ik was juist ook van plan, eens naar haar toe te gaan en te zien hoe de oude vrouw het maakt. Nu zal ik dezen weg volgen, en jij dien, dan zullen we eens zien wie er het eerst is.’

De wolf liep zoo hard als hij kon en was dus het eerst aan de deur van de marmeren hut. De huisknecht deelde hem mede dat Madame niet thuis was; maar hij sprong door een kier van de deur, liep den livreibediende omver en naar boven, naar Madame's boudoir.

‘Wie is daar?’ vroeg de Grootmoeder, toen hij naar behooren aanklopte.

‘Uw kleinkind Roodkapje,’ antwoordde de wolf, haar stemmetje nabootsende, ‘ik kom u bloemen brengen en een potje pâté de foie gras.’

De goede Grootmoeder, die in de laatste dagen niets gebruikt had dan een kippeboutje en 'n glas champagne, riep begeerig: ‘Kom binnen kind!’

De wolf sprong nu de kamer in, was met een tweeden sprong bij de lieve oude dame en verslond haar haastig, want hij had de heele week geen nat of droog over zijn lippen gehad.

Toen kroop de wolf in Grootmama's bed; juist toen Roodkapje op de deur tikte. De wolf riep met een pieperige stem: ‘kom binnen kind.’

En toen de kleine binnenkwam, kroop hij goed onder de dekens en zei: ‘Zet die bloemen en het potje pâté maar op het gouden penanttafeltje en kom bij me in bed.’

Roodkapje vond 't eigenlijk niet high-life, om zoo laat in den morgen naar bed te gaan; maar ze was een gehoorzaam kind en trok haar goudgebloemd jurkje uit en haar snoezig zijden onderrokje en haar fluweelen keurslijfje en deed wat haar gezegd was. Maar verbaasd over Grootmama's geheel veranderd uiterlijk voorkomen, vroeg de kleine meid naïef:

‘Grootma, wat heeft u magere armen.’

‘Dat komt van mijn dieët kind.’

‘En wat zijn uw beenen dun geworden.’

‘Ook al een gevolg van mijn levensregel kind.’

‘Grootmama, wat spreekt u weinig.’

‘We zijn niet in de concertzaal mijn kind.’

‘Grootma, waar heeft U je valsch gebit?’

‘Dit is nog voldoende, mijn kind.’

Meteen wierp de leelijke wolf zich op Roodkapje en verslond haar met huid en haar. En daarna de pâté de foie gras bestemd voor wijlen Grootmama.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken