Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 23 (1909-1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.37 MB)

Scans (108.74 MB)

ebook (8.49 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Varia.

Door een toeval ontdekt.

Met toestemming overgenomen uit De Hollandsche Revue van 25 December 1909.


illustratie

Dicht bij het spoorweg station te Koog-Zaandijk, in het hartje van de Zaanstreek ligt bij de aankomst der treinen, die de reizigers uit de richting Amsterdam aanvoeren, in een der vele kanalen in dit waterland een komiek bootje op de vangst van passagiers te loeren.

Het is een klein ding, niet grooter dan een schuit, met voor en achter een kajuitje er op geprutst, zoo eng dat een vijftal reizigers er slechts met zeer bescheiden eischen een plaatsje, kunnen vinden. En tusschen die twee kajuitjes is een petroleum-motor ingezet, die de schuit een pedant air van ‘willen meedoen’ geeft. 's Zomers wordt er achter de 1ste klasse-kajuit nog een groote parasol overeind gezet, die daar wat schaduw leveren moet.

Dit lollige ding met zijn tweebultigen rug is het eenige kommuniekatiemiddel tusschen de eigenlijke Zaanstreek en het door zijn karakter, geschiedenis en levensomstandigheden nog tot die streek behoorend dorp Westzaan.

Want als men onder het tjoekend gestoot van het petroleum-motortje het warnet van plassen, tochten en kanalen, dat ten Westen van de Zaan ligt, is overgevaren en na een twintig minuten in Westzaan den voet aan wal zet, dan ziet men dadelijk, dat men daar nog in een ‘pur-sang’ Zaansch dorp is.

In het midden is een loop- en rijweg met klinkertjes bestraat, en aan weerskanten van dit smalle pad staan de huizen; meer is er van een dorp niet te zien. Dit is alles. Maar tusschen die huizen, waaronder al veel gepeuter is van zich voor architekt durvende uitgeven timmermansbazen, met horribele geveltjes en met cement gladbestreken muren staan nog knusjes vele oud-Zaansche houten huizen, groen geverfd, met als bloemvaasoploopende houten toppen, gescheiden van het dorpspad door een sloot, waar de leuke kwakelbruggetjes hun kameelruggen over spannen. Typisch is 't daar.

Maar dit Zaansche dorp is niet in dit waterbeekje op de rust der eeuwen ingedom-

[pagina 634]
[p. 634]

meld. O hemel, nee! Integendeel. Evenals langs de oevers van de Zaan heeft zich ook hier de moderne industrie ontwikkeld. Er heerscht bedrijvigheid en zakenverkeer. Windmolens staan er nog wel te wentelwieken, maar ook fabrieksgebouwen zijn op den drassigen grond overeind gerezen. Men heeft er een groote, moderne, stoompapierfabriek; aan het smalle Zaansche dorpspaadje blokt de groote fabriek der bekende Grootes' Cacao omhoog, vreemdreusachtig in deze omgeving van pygmee-woningen; en verder op ziet men de fabriek der veel geadverteerde Avis' zakje-blauw - een echt Zaansch product.

Deze groot-bedrijven liggen hier, ofschoon men ze in dit afgelegen hoekje, niet gezocht zou hebben.

Maar tusschen de laatstgenoemde twee in bevindt zich nog een ander bedrijf, dat deze twee al aardig achterna gaat en ze den volgenden zomer ingehaald zal hebben.

En daarvan willen we hier iets vertellen.

Het is de zaak van Piet Molenaar & Co.

Zóó moeten we het noemen, want iedereen in Westzaan en aan de Zaan, die hem kent, spreekt hem, met de gemeenzaamheid tegenover een populair man, als Piet ‘tout court’ aan. Ze hebben 't daar altijd over ‘Piet’, en dan weten ze wel wie er mee bedoeld is: - de groote, leuke, durvende Molenaar, met zijn grijzend baardje, zijn heldere oogen die zoo open lachen kunnen, en den slappen hoed op.

En toch was Piet Molenaar nog zoo lang geleden niet...

Maar we willen op ons verhaal niet vooruit loopen. We moeten eerst eenige jaren teruggaan. Toen stond - en ze staat er nòg - op eenigen afstand van het Zaansche klinkerpad, ter zij in het groene weiland, een windmolen, waar gerstpellerij in werd uitgeoefend. Maar de Lanen waren aan de Zaan met hun reusachtige stoompellerij gekomen. En daar konden die windmolens niet meer tegenop, aan de Zaan niet en te Westzaan niet. De wind kon 't niet tegen den stoom houden, het groot-bedrijf kneep de klein-industrie dood. Niet voor niets werden de Lanen dan ook ‘de koningen van de Zaan’ genoemd. En de eigenaar van onzen windmolen ondervond dat ook; hij kwam ook in de knel. Die gerstpellerij ging zoo goed niet meer en hij zocht al naar iets anders. Zoo was hij al een beetje aan 't rijst pellen begonnen.

Doch vooreer de firma Molenaar haar bedrijf begon, was er een groot ongeluk gebeurd.

Ruim 25 jaar geleden was de eigenaar van den molen met zijn zoon in den molen, toen door het loopen over een luik de zoon in een oliebak viel. Zijn vader wilde hem helpen, doch door de vergiftige dampen in dezen bak vonden beiden den dood.

Deze moleneigenaar was de schoonvader van Piet Molenaar en Gerbr. Swart, andere deelgenoot der firma P. Molenaar & Co.

Wat nu te doen? Een zoon om in de zaak op te volgen, was er niet; de familie was niet gefortuneerd; 't waren eenvoudige oppassende menschen. En wat zou er nu met dien molen moeten gebeuren? Zou de schoonzoon niet kunnen opvolgen? Ja... maar Piet was timmerman; hij was bij een baas aan de Zaan, die meer dan vijftig knechts hield, en die daar, aan de Zaansche molens, veel werk had: bouwen van windmolens, reparaties, veranderingen. En in zijn dienst had Molenaar, juist omdat hij dit werk moest doen, kennis van molens gekregen en ook gezien hoe ze de steenen hakten, waarmee gemalen werd; 't steenhouwen had hij zelfs ook geleerd.

Maar Molenaar had ook durf; er zat energie, ondernemingsgeest in hem; hij was een aanpakker. En ook was hij iemand, die 't leven niet te zwart inziet. Hij meende zeker, dat er nog wel goede menschen in de wereld zijn, die een fatsoenlijk, eerlijk man, die vooruit wil, niet in den steek zullen laten als 't er op aankomt. Hij meende er eenigen zoo te kennen. Hij zocht ze op, vertelde zijn toestand en hij bleek zich niet vergist te hebben. Zij waren bereid den ondernemenden man te helpen, die bovendien, met 't voortzetten van den molen, het gezin van zijn schoonmoeder op den been zou houden.

En nu nog herdenkt hij met dankbaarheid hetgeen eenige menschen voor hem gedaan hebben, wat hem gesterkt heeft in zijn opgeruimden, levenslustigen kijk op de wereld, die dus niet alleen met egoïstische, harde menschen bevolkt is!

Zoo kwam hij in den molen van zijn schoonvader, werd hij gerst- en rijstpeller, en ging hij zelf zijn molensteenen ophakken als deze onderhanden genomen moesten worden.

Maar het grootbedrijf en de stoom maakten ook hem den strijd om het bestaan moeielijk.

Totdat er iets onverwachts gebeurde, een kleinigheid maar, een toeval, dat over zijn

[pagina 635]
[p. 635]

leven besliste, en dat hem tot bekendheid en welvaart bracht.

Dr. J. van den Broecke, geneesheer te Westzaan, had een patiëntje onderhanden, een klein zwak kindje, dat maar niet groeien wou en alleen door krachtig voedsel mogelijk in 't leven gehouden zou kunnen worden; dat voedsel kon de moeder het niet geven. En toen zei Dr. van den Broecke, die altijd zijn rijst van den heer Molenaar betrok - een speciaal soort rijst, waarvan we echter het merk niet kunnen noemen - tot de moeder, dat zij bij Molenaar eens wat van die rijst moest halen, daaraan toevoegende: ‘Vraag dan ook maar, of ie 't even voor je malen wil. Hij

illustratie
De Hoofdweg van Westzaan, die het typisch Zaansch karakter van dit dorp duidelijk doet zien.


is niet van de kwaadste... dat zal ie wel doen’.

Zoo geschiedde: bij Molenaar werd de rijst gemalen; de moeder nam ze mee, gaf ze 't kind op de manier, die de dokter haar had voorschreven - en... een wonder gebeurde. Het kind nam 't graag, het groeide als ‘kool’ werd dik en vet, en niet alleen, dat 't in het leven bleef, maar 't werd een toonbeeld van gezondheid.

Natuurlijk deed dit nieuwtje te Westzaan, waar de menschen elkaar allemaal kennen, als een loopend vuurtje de ronde. Men kwam het kindje bij de gelukkige moeder zien. En andere moeders, die ook zwakke kindertjes hadden, zonden eveneens bij Molenaar om die gemalen, speciale rijst, en zagen dezelfde prachtige resultaten.

Er werd meer en meer over gesproken; van het eene Zaansche dorp ging het nieuws naar het andere; 't werd de ‘topic of the day’ in de gezinnen met kinderen, en wel met dit gevolg, dat de heer Molenaar van alle kanten verzoeken kreeg om ook wat van dat meel te mogen hebben.

Eerst had hij dit als een aardigheid opgevat, en met zijn gewone vriendelijkheid had hij geen dezer verzoeken geweigerd.

Maar toen hij zag, dat 't ernst werd, dat de bestellingen bleven toevloeien, en dat ook andere doktoren, die zich van de resultaten op de hoogte hadden gesteld, dit kindervoedsel medisch begonnen voor te schrijven - toen ging hem een licht op. In zijn rijstpellerij zag hij niet veel heil, maar als dit kindermeel eens ging... 't Was te probeeren. Welwaren er, die hem er om uitlachten, maar - we zeiden 't al - hij was een ‘durver’. Zoo gezegd, zoo gedaan dus. En hij begon zich op de fabricage van dit artikel toe te leggen. De wijze van fabriceering, van malen, die in 't eerst nog uiterst primitief was geweest - laten we 't maar fluisterend verklappen - en met een gewonen koffiemolen had plaats gehad, werd verbeterd; werktuigen werden aangeschaft, machines kwamen; technisch

[pagina 636]
[p. 636]

werd het fabrikaat verbeterd, en eindelijk vond hij een manier van verwerking, een proces, dat het meel had te ondergaan, waardoor 't in kwaliteit en voedingswaarde verbeterde en vermeerderde, hetwelk hij echter, evenals de soort van rijst die hij gebruikt, als zijn fabrieksgeheim bewaart en dat aan zijn fabrikaat juist die eigenschappen geeft, welke andere merken niet kunnen krijgen.

En 't sloeg in.

Het artikel werd meer en meer gevraagd; 't werd gewild; van allerlei kanten kwamen getuigenissen van behaalde resultaten bij

illustratie
De windmolen te Westzaan, waarin de firma P. Molenaar & Co. de fabricatie van haar Kindermeel is begonnen en die nu door een groote fabriek, drie verdiepingen hoog, vervangen zal worden.


zwakke kinderen; hij adverteerde 't nu; en het succes kwam

Want terwijl hij in 1896, het jaar waarin hij met de fabriekmatige produktie begon, 700 pakjes verkocht, was zijn omzet twee jaar later, in 1898, al tot 10.400 gestegen! En ieder jaar bleef 't klimmen.

Maar eenige jaren later, terwijl de fabriek die altijd nog gevestigd bleef in den ouden windmolen, zich voortdurend uitbreidde, liet een zijner kennissen den heer Molenaar een berichtje lezen, dat hij uit een nummer van het dagblad. ‘De Telegraaf’, als afkomstig uit IJmuiden, had uitgeknipt. Het luidde als volgt:

‘Onheilspellende voorspellingen van geheel, half en absoluut niet deskundigen ten spijt, die Geertje van der Veen 'n plaatsje in den kinderhemel hadden toegebracht, heeft Geertje dit aardsche tranendal nog niet willen verlaten. Integendeel, ze is tot vreugde der ouders niet alleen in leven gebleven maar zelfs voorspoedig opgegroeid.

Geertje van der Veen is het vijf-en-een-half maandsch kindje, dat in het barre jaargetijde den 20sten December van het vorige jaar veel te vroeg in het leven verscheen. En eerlijk erkend nu, ofschoon nimmer uitgesproken, kenden we het stumpertje geen levensvatbaarheid toe. Hoe verwonderd waren we, toen we Geertje bij haar ouderdom van ruim 8 maanden terugzagen.

Ze is opgegroeid tot 'n allerliefst, heel gewoon kindje, met ja doorschijnende witte kleur - volgens de zorgzame moeder een gevolg van het broeien - maar met een paar heldere donkere kijkers, die even levenslustig in de omgeving rond waren als van het meest voldragen kindje. Geertje weegt thans elf pond en twee ons.

Ze is volgens de moeder door en door gezond, slaapt als een roos - zeg theeroos - en wordt slechts één keer per nacht wakker voor haar fleschje lauwe melk. Ze gebruikt daarvan thans onverdund een en een halve liter daags, verdund met Molenaar's Kindermeel.

Nog iederen dag gaat ze in een lauw bad en wordt iederen dag verschoond. Dagelijks gaat ze in haar wagentje naar buiten met onder het jurkje alleen 'n flanelletje, bloothoofds en blootvoets. De ouders zijn er rechtmatig trots op en Geertje, die o, zoo zoet is, is natuurlijk aller lieveling.

Welk een voldoening voor de moeder.

 

De heer Molenaar wist van het geval niets af: hij kende het gezin Van der Veen te IJmuiden ook niet; 't eerst hoorde hij er van door dit berichtje in ‘De Telegraaf’, dat terecht tot opschrift droeg: ‘Een merkwaardig geval’.

[pagina 637]
[p. 637]


illustratie
GEERTJE VAN DER VEEN.


Maar, om zich van de waarheid ervan te overtuigen, begaf hij zich naar IJmuiden, waar hij dit wonderkindje te zien kreeg en waar hij tevens vernam, dat er reeds doktoren waren geweest om zich eveneens door een persoonlijk onderzoek op de hoogte te stellen. En later kwamen er nog meer, van allerlei plaatsen.

Toen was bij wijze van spreken, het fortuin van den heer Molenaar gemaakt.

Andere bladen namen 't nieuwtje over, en 't werd het geheele land door bekend.

De orders op zijn kindermeel werden hem toen in huis gegooid.

Eenige cijfers betreffende zijn omzet, die we hier zullen doen volgen, kunnen dit duidelijk maken, en wanneer men weet, dat tusschen 1901 en 1907 het bovenbedoeld berichtje is verschenen dan kan men den invloed in de cijfers gemakkelijk naspeuren:

1896 700 pakjes.
1897 1.200 pakjes.
1898 10.400 pakjes.
1899 44.474 pakjes.
1900 82.400 pakjes.
1901 106.093 pakjes.
1907 801.570 pakjes.
1908 981.746 pakjes.

terwijl de omzet dit jaar ver over de millioen pakjes zal beloopen.

En dit zijn nu nog maar alleen de cijfers voor Nederland.

Het afzetgebied van het artikel van den heer Molenaar breidt zich ook reeds naar het buitenland uit. Volgens de boeking, waarvan hij ons inzage verleende, werden er het vorige jaar reeds 12.298 pakken van zijn Kindermeel naar België verzonden, terwijl hij ook al afzonderlijke hoofden heeft moeten aanleggen voor Duitschland, Spanje en.... ja, zelfs voor Rusland!

Niet alleen in de groote voedingswaarde van dit fabrikaat schuilt het geheim van het succes van den heer Molenaar. Neen, dit wordt ook nog door een anderen faktor verklaard.

En dien moet men in den steun van de doktoren zoeken. Meer en meer zijn de heeren-medici de waarde van dit voedingsmiddel voor jonge kinderen gaan inzien en apprecieeren. We hebben een uitgebreide korrespondentie doorgezien, waar zich vele brieven van medici in bevonden, die de meest loffelijke getuigenissen aflegden over de resultaten, die zij met 't voorschrijven van het gebruik bij zwakke babies bereikt hebben. Typisch waren daarbij eenige recepten van doktoren, waarop aan bezorgde moeders het gebruik er van voor hun kinderen was voorgeschreven en die niets anders bevatten dan de woorden: ‘Molenaar's kindermeel’. Ook in het Kinderziekenhuis te Amsterdam wordt 't gebruikt.

Maar ook aardig waren de briefjes, die er onder voorkwamen van moeders, den heer Molenaar persoonlijk totaal onbekend, en die hem, na het gebruik voor hunne kinderen, hun dankbaarheid in allerlei eenvoudige maar soms bizonder hartelijke woorden kwamen betuigen. En daar dit Kindermeel bizonder goedkoop is, zoodat 't onder het bereik van iedere moeder valt, waren vele dezer epistels van vrouwen der volksklasse afkomstig. En aangezien de heer Molenaar, behalve een goed zakenman, ook een man van gevoel is, worden door hem deze brieven van die dankbare eenvoudige volksvrouwen in zijn archief niet het minst op prijs gesteld.

Zoo kan men zien, hoe uit een kleine oorzaak, ja, uit wat men een toeval zou kunnen noemen, een groote bloeiende industrieele onderneming kan ontstaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken