Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
De Bloeddorst in onzen Tijd
door Dr. Ernst Schultze.

Ondanks allen vooruitgang in beschaving en cultuur, waarop wij ons zoo graag beroemen, schijnt de ‘bloeddorst’, dit erfdeel van ons meer dierlijk verleden, ook nu nog volstrekt niet in den mensch gedood; ja, er is slechts een geringe prikkel noodig om dien weer te doen losbreken. Al wat met bloed, speciaal met menschenbloed in verband staat, oefent op velen een onweerstaanbare bekoring uit. Gelukkig echter niet op alle: het beste deel van 't vrouwelijk geslacht voelt er een innige

[pagina 34]
[p. 34]

afkeer van. De grovere categorie is er al evenzeer op belust als de meeste mannen, en als het in Europa gebruikelijk werd - zooals onlangs in Noord-Amerika gebeurde - dat een dokter zijn operaties voor een raam aan straat, ten aanschouwe van het publiek uitvoerde, dan zouden zich stellig ook bij ons de menschen bij hoopen verdringen, en zou ook hier, evenals in Amerika, de bevoegde macht met krachtige hand moeten ingrijpen.

Bij gebrek aan terechtstellingen en publieke operaties zoekt de bloeddorst der menigte bevrediging in andere dingen, en men kan nauwkeurig nagaan, hoe hij steeds meer gaat eischen, zoodra zijn begeerte slechts eenigszins gevoed wordt. De ontwikkeling van het circuswezen spreekt in dit opzicht, boekdeelen. Honderd jaar geleden vergenoegde de kijklustige massa zich met het aangapen van een zeehond, een olifant, een rhinoceros, een neger of een Indiaan, of voelde men zich volkomen bevredigd wanneer een man met gedresseerde kanarievogels op de kermis verscheen, of men zich verbazen kon over een buikspreker, een vuureter of andere reizende kunstenaars, die het publiek sedert eeuwen steeds weer in extase brachten. Aanvankelijk werden al die heerlijkheden slechts elk afzonderlijk vertoond; een olifant en een Indiaan tegelijkertijd tekijk gesteld, of een rhinoceros en een buikspreker in één tent te bewonderen, gold als het toppunt van genot.

Tegenwoordig is men niet meer zoo bescheiden in zijn eischen. In circus en variëteiten-theater wisselt het eene programnommer het andere af; aan elk is slechts een zeer beperkte tijd toegemeten; de directeur staat achter de schermen met het horloge in de hand om op de minuut, ja op de seconde vast te stellen, hoelang een vertooning duren mag en de zenuwen der toeschouwers onmiddellijk daarop met de volgende te prikkelen.

De onschuldige voorstellingen der beide laatste eeuwen voldoen het publiek niet meer. Iets opwindenders moest er voor in de plaats treden. Wat vijf-en-twintig jaar geleden de harten der toeschouwers nog sneller deed kloppen, zou heden ten dage de bezoekers volkomen koud laten. Wanneer toen een trapeze-kunstenaar zijn gymnastische toeren verrichte en hij aan zijn moeilijkste kunststuk genaderd was, zweeg de muziek plotseling, op alle banken heerschte ademlooze spanning en er ging een zucht van verlichting uit de dichte rijen op, als het hachelijke moment voorbij was. Tegenwoordig zijn voor die ouderwetsche vertooningen, die zeker ook gevaarlijk, maar zelden levensgevaarlijk waren, roekeloosheden in de plaats getreden, welke - men kan het met zekerheid voorspellen - op de paar honderd maal, tenminste éénmaal met den dood bekocht moeten worden.

Het is vrij nauwkeurig vast te stellen wanneer die waaghalzerijen aanvingen; 't was in 1902 met het optreden van Diavolo, den bekenden Looping the Loop-rijder. In 't circus Schumann in Berlijn volgde hij op zijn rijwiel in razende vaart den omtrek van de lisvormige cirkel-baan, zoodat het één oogenblik scheen, alsof hij met het hoofd naar beneden hing, terwijl de voeten, die de pedalen trapten, boven zijn hoofd stonden.

- Dit is waarschijnlijk het keerpunt geweest voor het ontwaken van den bloeddorst bij het publiek. Hoe gevaarlijk die Looping the Loop-rit ook was, al heel gauw bevredigde deze de op emotie verzotte menigte niet meer. De kans dat de geoefende wielrijder zou verongelukken, scheen toch al te gering.

Zeker kwam 't ook reeds vroeger voor dat zich een artist bij een gevaarlijke proefneming, bij koorddansen of bij 't in een parachute uit een luchtballon dalen, een paar ribben brak, maar 't gevaar aan die experimenten verbonden was niet zoo groot, als bij de tour de force die, de een na de ander, op Diavolo's kunststuk (?) volgden. In 1904 waagde het een ander artist Ancilotti, den cirkel te openen, dus een luchtsprong te maken, die weliswaar, wiskunstig berekend was, maar toch op het publiek den zenuwschokkenden indruk maakte, alsof de wielrijder in een ontzaglijk gevaar zweefde. Inderdaad was dit ook het geval, want, liet zijn koelbloedigheid hem één seconde in den steek, gaf hij zijn stuur onwillekeurig even een verkeerde richting, dan moest hij onvermijdelijk zijn nek breken.

De meeste van dergelijke toeren werden het eerst in de Vereenigde Staten of in Frankrijk uitgevoerd. Daar was een tijdlang vooral le cercle de la mort bizonder in trek, die het publiek het bloed in de aderen deed stollen. Doldriest toonde zich op dit gebied de française Mlle Thiers, die bij de voorstelling van den zoogenaamden auto-meteoor, van een hoogte van twaalf meter loodrecht naar beneden stortte. Voor dit waanzinnige

[pagina 35]
[p. 35]

kunststuk werd ze met riemen in haar automobiel, die ongeveer 400 K.G. woog, vastgegespt. Gebeurde er dus een ongeluk, dan was ze totaal hulpeloos overgeleverd. Ze vond er dan ook den dood bij.

Overal begon in het circus de auto een rol te vervullen. Een Amerikaansche ging nog een stapje verder op den weg van Diavolo en Ancilotti, door in een automobiel de open baan rond te vliegen. Dit Hooping-the-Loop, zooals het genoemd werd, ‘trok’ ongelooflijk.

Maar zelfs ook deze vertooning bleek den bloeddorst der massa nog niet te voldoen. Van jaar tot jaar, ja van maand tot maand bijna, verschenen er gevaarlijker nummers op de affiches. Al heel gauw waagde een circusartist het, de Hooping-the-Loop-kunst in een groot rad uit te voeren, waarin hij zelf met uitgestrekte armen en beenen de spaken vormde. Natuurlijk ontkwam hij slechts ter nauwernood aan den dood. Na allerlei ernstige kwetsuren te hebben opgeloopen, moest hij zijn vermetelheid ten slotte opgeven.

Toen verscheen de Doodensprong op 't tooneel; een sprong, 15 M. door de lucht, op een fiets. In 't circus Busch werd hij door Paul Mündener, bij Schumann door Mlle Hélène Dutrieu uitgevoerd. Toen deze op een avond het groote volle-maansgezicht dat in de manège aangebracht was, om haar schijnbaar te verslinden - weer in den mond wilde springen, kreeg ze een ongeluk. Ze bezeerde haar ruggemerg en zag zich gedwongen haar beroep te laten varen en een ellendig bestaan voort te sleepen.

Betrekkelijk veel onschuldiger zijn de prestaties van de zoogenaamde ‘weerstandsmenschen’ - die merkwaardig georganiseerde menschenkinderen, die zoo'n sterk beenderengestel en zulke ijzeren spieren bezitten, dat ze zich krachtproeven, welke een ander 't lichaam verpletteren zouden, gemoedelijk kunnen laten welgevallen. Kerels bijv. die zich door een zwaren automobiel laten overrijden, zonder dat hen een rib gekraakt wordt, of een olifant over zich heen laten wandelen en toch niet door het reuzendier verbrijzeld worden. Of - weer een ander genre - de wondermenschen, die zich ongevoelig toonen voor zeer sterke electrische stroomen en daardoor de bewondering der menigte wekken. Hier schijnt het gevaar grooter dan het is, daar alles natuurlijk vooraf met de noodige voorzichtigheid gebrobeerd is, maar natuurlijk loopen ook zij groote kans den boog te sterk te spannen en ten slotte toch jammerlijk aan hun kunststukken te gronde gaan.

De groote massa zal zich echter meer door den ‘Doodensprong’ en dergelijke waaghalzerijen aangetrokken voelen, omdat het doodsgevaar zich meer onmiddelijk aan haar opdringt: het bliksemsnelle der handeling de zenuwspanning ten top voert. Maar Looping-, noch Hooping the Loop bleken het publiek kras genoeg, en de circusdirecties trachtten het opnieuw te boeien door een vertooning, waarbij een automobiel in de lucht omduikelt.

De wagen stuift (liefst natuurlijk door een vrouw bestuurd) een steile helling af, in een hoek van 30o of nog minder, die onderaan in een naar boven buigenden halfcirkel eindigt. Hierdoor wordt de auto in de hoogte geslingerd, geraakt in een draaiende beweging, slaat onderste boven, vliegt onderwijl nog een eind door de lucht en komt eindelijk met geweld op een matras neer. Mislukt de toer, dan vliegt de motor in duizend stukken en blijft van de rampzalige chauffeuse niets dan een ellendig verminkte bloederige massa over.

Juist dit staaltje echter, dat in Amerika met voorliefde vertoond werd, bewijst duidelijk, dat de menigte niet maar een merkwaardig kunststuk van mechaniek wil bewonderen, neen, dat het de kans begeert, er een mensch bij te zien omkomen. Anders kon men immers den auto rustig zonder chauffeur laten rijden! En dat het bovendien een vrouw is, die het levensgevaar verachtelijk het hoofd biedt, draagt niet weinig tot de zinnenprikkeling bij.

Nadat in 1908 in 't circus Busch te Berlijn de franschman Gadbin ellendig verongelukte, zijn dergelijke overspannen kunsten in Duitschland wat beperkt. Gadbin gaf een voorstelling van een zelfmoordenaar, die zich uit de zesde étage van een huis in de diepte stort. Na zijn hoogen val landde hij met zijn borst op een gladde, gebogen baan, waarlangs hij dan verder zonder gevaar naar beneden gleed. Het publiek was en extase en schonk hem steeds donderenden bijval. Nadat Gadbin zijn tour de force dozijnen malen had vertoond, sprong hij op zekeren avond iets te ver naar voren. Zoo kwam hij niet met de borst, maar met het onderlijf op zijn baan, kreeg zwaar inwendig letsel en was na twee uur een lijk.

Tegenover zulke feiten moet de vraag wel rijzen: Is het een cultuurvolk waardig, zich door dergelijke sensaties op te winden? Mag

[pagina 36]
[p. 36]

het zijn amusement zoeken in het kijken naar vermetelheden, die groote kans laten dat een mensch aan de op te loopen kwetsuren sterft, òf nog erger er voor zijn leven ongelukkig door wordt? Mag men zonder protest aanzien, dat de bloeddorst der massa zich op die afschuwelijke wijze uit? Met het woord massa heb ik hier niet het plebs, de onderste lagen der maatschappij op 't oog. Integendeel, die ‘bloeddorst’ is in de hoogere standen even sterk verbreid.

Het is een trek die bij de meeste menschen op den bodem der ziel sluimert, door de cultuur slechts met een dun laagje bedekt. Wordt de neiging gewekt en haar de mogelijkheid tot verdere ontwikkeling geboden, dan is er geen houden meer aan. Ook in 't oude Rome begon men niet dadelijk met voorstellingen, waarbij menschen elkaar het vleesch van het lijf scheurden; oorspronkelijk had men slechts aan dierengevechten zijn hart opgehaald. Wij breken den staf over de ruwheid dier tijden, wij veroordeelen de Spanjaarden om hun stierengevechten, en dulden zelf dat bij circusen variëteiten-vertooningen de waaghalzerijen alle perken te buiten gaan. Natuurlijk behoeft men niet zoo sentimenteel te zijn te eischen, dat er slechts dingen uitgevoerd worden, waarbij alle gevaar is uitgesloten; maar het staat niet gelijk, of een handig, sterk gymnast, die door zijn gracieuse toeren onze bewondering wekt, door een ongelukkig toeval een arm breekt - of dat (en nog wel een vastgebonden mensch) een levensgevaarlijken sprong doet, die er enkel en alleen op berekend is, den sensatielust der menigte te bevredigen.

Met de menschelijke hartstochten is het wonderlijk gesteld! We kunnen de prikkels en emoties op den duur niet ontberen, zonder dat het leven ons saai en eentonig toeschijnt. Maar er bestaan ook andere middelen aan die zucht tot opwinding te voldoen: lectuur, theatervoorstellingen, circusuitvoeringen zonder bloederige nommers, en verschillende andere amusementen. Ik wil hier evenwel slechts op het gevaar wijzen dat onze maatschappij en onze geestelijke gezondheid bedreigt, als wij gedogen dat ons circuswezen steeds meer in een richting afdwaalt, die geen ander streven kent, dan de bevrediging van den bloeddorst, welke diep in de menschelijke natuur verborgen ligt, maar daar dan ook begraven moet blijven, in plaats van door dergelijke menschonwaardige vertooningen kunstmatig te worden gewekt. In een oogenblik tijds kunnen instincten en driften worden ontketend, die de beschaving honderden, ja duizenden jaren lang met groote inspanning aan banden heeft trachten te leggen.

G.W.E.

(Blätter fur Volksgesundheitspflege.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken