Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Heimwee.

Zou er onder ons, menschenkinderen, wel één enkele zijn, die niet, al is het ook slechts éénmaal in zìjn leven, de volle beteekenis van dat woordje heeft begrepen en gevoeld? De een in geringe, een ander echter weer in hevige mate? Bij den een misschien slechts als een verlangen, een weemoedig terugzien op gelukkiger dagen, waar het bij den ander geworden is een schrijnend wee, een smachten naar tijden, naar personen, die als met vlammende letters in zijn geheugen staan gegrifd?

Wij leven in een tijd van gejaagdheid, van ons haasten naar een doel, dat voor oogen staat, en voor stilstaan op dien weg, om een blik achter zich te werpen, gunnen weinigen zich tijd. Doch voor die enkelen kan somtijds een oogenblik van rust aanbreken, van nadenken en inkeeren tot zichzelf, dat hen met de handen voor het gelaat doet nederzitten! Hun oog kan even gerust hebben op een beeltenis - hun oor kan een naam opgevangen hebben - en een zee van herinne-

[pagina 79]
[p. 79]

ringen stijgt voor hen op! - En in dat ééne oogenblik kunnen zij een lijdensbeker ledigen waar anderen jaren tijds voor gegeven wordt!.

 

Heimwee -, dàt is niet de smartelijkste, waarop eenmaal een tijd van zaligheid volgt; waarop diegene, die het aangrijpt, wéét, na verloop van tijden zijn wachten beloond, en zijn smachten bevredigd te zien. Het meisje op kostschool, dat hartbrekend snikt en schreit om het verloren ouderlijk huis, zal zich in haar toestand schikken, en als haar verlangen naar de ouders, die ver van haar zijn, telkens weer opvlamt, schrijft zij brieven, waarin zij haar geheele hart uitstort, en ontvangt talrijke bewijzen van liefde en teederheid terug! Totdat het oogenblik van wederzien aangebroken is, en zij in dát uur alle gedachten aan vroeger leed en scheiding, ziet vervliegen!

De jonge man, die, dikwijls onvoorbereid, temidden van het werkelijk leven wordt geplaatst, klemt de handen opeen, en pakt aan, omdat hij aanpakken moèt! En dan ziet hij vele illusies, waarmede hij de wereld inging, een voor één vervliegen! Hij lijdt schìpbreuk, waar hij op een zeker slagen had gehoopt en gerekend; teleurstellingen vallen hem ten deel! En dan - dan zal er een heimwee bij hem opkomen naar de dagen, toen hij nog geloofde, dat de wereld vol zonneschijn voor hem lag! En in die oogenblikken zal hij zich als een verlatene gevoelen, een wanhopige, voor wien het geluk slechts bij naam bestaat. En in de stilte van den nacht zal zijn leed en zijn strijd zich uiten! - Doch dat zijn buien van zwakheid, die voorbij gaan! Zijn ziel wordt gelouterd, zijne zenuwen gestaald in de worsteling en - als overwinnaar zal hij te voorschijn treden! Zijne idealen van vroeger hebben wel eene gedaanteverwisseling ondergaan, doch hetgeen de werkelijkheid hem schenkt, hetgeen hij met de handen kan grijpen en behouden, is daarom niet minder schoon dan zijne vroegere droombeelden!

 

Doch het verlangen, dat iemand bezielt, die wéét, het nimmer te zullen zien verwezenlijkt, die verbannen is uit het Eden, dat hij zich op aarde had gevormd, - dàt is een heimwee, dat de wilskracht verlamt, den glans der oogen verdoft, en de handen doet wringen in nameloos wee. De vroolijke lach van eertijds wordt een weemoedige glimlach - de schalksche tinteling der oogen een peinzende blik!

De man, die zijn dorpje, het huisje, waarin hij geboren werd, heeft moeten verlaten, omdat hij in de groote stad slechts brood kan verdienen voor zich en de zijnen, slooft daar van den ochtend tot den avond, om in den zwaren slaap weer kracht op te doen voor een nieuwen werkdag. Hij ziet niets anders dan de straten waardoor hij naar zijn werk gaat, de fabriek, zijne kameraden! - Doch als de scherpe, opwekkende voorjaarslucht ook door de poriën der fabrieksstad dringt, en tot zelfs zijn weg in de smalle sloppen en stegen weet te voeren, bevangt hem een vreemd, onrustig verlangen. In gedachten ziet hij daar ginds, ver buiten den rook der schoorsteenen, en het geraas en gedruisch der werkplaatsen, de groene weiden, frisch en sappig, de slooten en vaarten zoo helder, dat - de blauwe hemel er zich in spiegelt - de kleine dorpshuisjes met hun vriendelijke tuintjes ervoor, vol zonnebloemen, muurbloemen en stokrozen. Die vele landwegen en paadjes, zoo tallooze malen door hem betreden, als kind eerst, later als man! Scheen de zon er niet veel helderder, en straalde de hemel er niet veel blauwer, diezelfde hemel, die hij hier slechts bij stukjes en brokjes tusschen hooge muren, of door een mist van schoorsteenroet en walm, te zien krijgt! Zoo hij daar ginds slechts een schamel stuk brood kan verdienen - geen dag hield hem langer hier! En stuwt het leven hem ook voort, en òm, en òver hem heen, een stukje van zijn ziel is daarginds gebleven, dat hem belet, ooit geheel te wennen, of volkomen vrede te vinden, met zijn tegenwoordigen werkkring!

 

En de zieke, die ver van huis genezing moet zoeken voor de kwaal, die hem sloopt en ondermijnt, denkt met smachtend verlangen terug aan zijn familie, zijne vrienden, die hij achterliet! Ondanks alle voorschriften, die stipt gevolgd worden, en die, naar menschelijke berekening, beterschap moèsten aanbrengen, gaat de patiënt niet vooruit, en toont slechts zijn treurig verlangende blik, dat het geneesmiddel zoo ver van de zijnen, voor hem geen geneesmiddel kàn zijn! En tegen dat heimwee valt niet te strijden, dat sloopt de zwakke krachten, en het sterven te huis lijkt hem nog verkieslijk, bij de kans op levenrekking in het vreemde land!

 

Doch het diepst voelen wij een' leegte,

[pagina 80]
[p. 80]

een' eenzaamheid om ons heen, waar de Dood het is, die tusschenbeiden is getreden, en we hebben moeten afstaan, ondanks tranen en gebeden, wat ons het liefst was op aarde! En we gelooven in het eerst niet, nog verder te kùnnen leven zonder die liefhebbende Moeder, trouwe echtgenoot, of dat aanvallige kind! Hoe wij ze missen, dien zachten blik der oogen, dien bemoedigenden handdruk, heel dat intiem samenzijn, aan welks verbreking we nooit gedacht hadden ach, niemand kan beseffen, hoe eenzaam wij achterblijven! Die zelf nog bezit, weet niet, wat het zeggen wil, te moeten missen!

En dan staan we bij het graf, en drukken ons beschreid gelaat tegen den kouden steen: rondom bloeit en geniet alles in volle zomerweelde, doch niets dwingt tot ons door, dan die ééne, altijd terugkeerende gedachte: Voor goed afscheid te hebben genomen van een leven, dat inhoud en rijkdom gaf aan ons bestaan, en dat daar nu onder de aarde rust! -

Maar toch neemt het, thans in onze oogen zoo meedoogenlooze leven, weer bezit van ons, en drijft ons voort, onwillens! Doch eene schrijnende wonde blijft er achter in het hart, dat arme hart, dat, ondanks alles wat het nog op zijn verderen levensweg ondervindt, zelfs in vreugde en bij hoopvolle droomen, een verlangen en heimwee blijft behouden, dat, moge het al eens tijdelijk onderdrukt worden, tòch nooit geheel zal wijken!

En als dan later de Doodsengel het eenmaal beroert, dan zal het, in een glanzend vergezicht van hereeniging fluisteren:

‘Ik ben bereid!’

MARTINIA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken