Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Koppigheid.

Allegra is soms wat de menschen noemen een koppig kind. Ze houdt er van haar eigen gang te gaan, zeggen ze, daarmee eigenlijk meenende, dat ze niet wenscht den hunne te gaan. Als zij aan 't graven is in haar zandhoop en er een volwassene bij haar komt die haar verzoekt hem een hand te geven, dan zal ze die misschien geheel en al negeeren, en als hij haar vragen doet die geen onmiddellijke betrekking op haar bezigheid hebben, schijnbaar onbewust van zijn bestaan, stokstijf met haar eigen aangelegenheden doorgaan.

Ernstiger dingen dan dit gebeuren er somtijds. Haar gouvernante zegt dat ze een bad moet nemen, maar Allegra verklaart onomwonden en beslist dat men haar met rust moet laten; zij heeft het te druk met belangrijker zaken; ze zal straks of vanavond een bad nemen of misschien zelfs zal ze zeggen

[pagina 98]
[p. 98]

vandaag in 't geheel geen bad te willen nemen.

Haar moeder wil een wandeling maken en vraagt haar met haar mee te gaan, maar Allegra wil liever in haar zandhoop of bij haar poppen blijven, en als de eerste, uit principe wenschende gehoorzaamd te worden, zegt, dat Allegra mee moet gaan, zal de laatste even nadrukkelijk het tegendeel betuigen. En zoo zullen er in den loop van een enkelen dag een aantal harrewarrerijtjes van deze soort zich voordoen. Goedbeschouwd, vormen zij een heel klein onderdeel van het leven van het kind, maar toch, een enkele daad van zich zelf krachtig doen gelden zal in ons idee opwegen tegen een honderdtal gevallen van stilzwijgende onderwerping aan den wil van anderen.

Allegra is een allerinteressantst kind, wat haar intellectueel en emotioneel leven betreft. Iemand die originaliteit van gedachte en zelfstandigheid in anderen bewondert, en er van houdt dat men zijn eigen gang gaat, zou in haar iemand vinden waarop hij veilig zijn genegenheid zou kunnen plaatsen. Den geheelen dag is zij door haar verschillende bezigheden in beslag genomen. Het doet er niet toe, in welke omgeving zij geplaatst wordt, haar verbeelding doet haar voorwerpen aan de hand met eigenschappen die noodig zijn om de meest boeiende en origineele spelletjes uit te voeren. Zij heeft niet de hulp van ouderen noodig om die te verzinnen; haar scheppend brein overtreft dat van den doorsnee-volwassene in vruchtbaarheid en vindingrijkheid. Waar de rijpere geest slechts alledaagschheid, de dingen ziet zooals ze zijn, om zoo te zeggen, ziet Allegra's geest ze met de mogelijkheden die zij in zich sluiten en de gelegenheid die zij verschaffen om de gebeurtenissen en handelingen uit het dagelijksche leven, zooals zij het om zich heen ziet gebeuren en uit de vertellingen, die men haar verteld heeft, na te bootsen. Men kan niet anders dan verbaasd zijn over de gemakkelijkheid waarmee die jonge hersentjes weten samen te voegen; ze zijn onophoudelijk in werking, schitteren als 't ware, bewegen zich op nieuwe banen en scheppen geheel nieuwe en frissche dingen.

Het is juist tengevolge van zijn frischheid, zijn jeugdigheid, vermoed ik, dat deze jonge geest zooveel tot stand weet te brengen. Op lateren leeftijd, wanneer we meer een sleurleven leiden, en ons langs de oude begane paden bewegen, schijnen we die vrije, origineele wijze van de wereld te zien, die handigheid om de meest ver-àffe dingen tot elkaar te brengen, te verliezen.

Penserosa, Allegra's zuster, is een heel ander type. Diegenen, welke Allegra als een koppig kind beschouwen, vinden Penserosa volgzaam en gehoorzaam en zijn vol lof over haar. Tot nu toe heeft ze heel zelden neiging om haar eigen zin te volgen aan den dag gelegd. Men had eenvoudig maar den wensch uit te drukken of een bevel te geven om Penserosa het werkje, waarmee ze juist bezig was, te doen neerleggen en zich te wijden aan datgene waarvoor ze geroepen werd. Ze was bereid een hand aan vreemden te geven, wanneer haar dit gevraagd werd of op hun onbescheiden vragen vlug en ‘beleefd’ te antwoorden wanneer ze daarmee werd lastig gevallen; ze onderging haar reiniging zonder protest en zwichtte bereidwillig op allerlei wijze voor de wenschen van de haren. Intellectueel is ze de antipode van haar zuster; Allegra is zelfstandig, Penserosa onzelfstandig. Zij had hulp noodig om bezigheid voor den geest en voor haar handen te vinden. Zij was niet gelukkig, wanneer ze lang alleen werd gelaten, omdat ze geen tijdverdrijf kon vinden, niets kon verzinnen, dat haar aandacht kon boeien. De alledaagsche dingen waren eenvoudig alledaagsche dingen voor haar; voor Allegra waren ze allesbehalve alledaagsch. Penserosa 's geest scheen niet te schitteren en zich baan te breken in nieuwe wegen. Zij is bezadigder, ernstiger, conventioneeler; zij is niet zoo moedig als haar zuster, niet zoo zeker van zich zelf, mist zelfstandigheid en vrijmoedigheid. Maar toch, haar liefheid, haar eenvoudige zachtheid, haar meegaandheid, dwingen de bewondering, af van allen die haar kennen.

De meeste menschen die met deze kinderen in aanraking komen, schijnen allen geneigd Penserosa 's lof te zingen. Zij vinden het zoo lastig hun eigen wenschen en plannen op te moeten offeren aan de zelfstandigheid van Allegra. Wij allen hebben aangeboren in ons binnenste den wensch om zooveel mogelijk gezag uit te oefenen waar we maar kunnen; en onze sympathieën strekken zich gewoonlijk uit tot diegenen, welke bereid willig zich aan onze wenschen onderwerpen, terwijl onze antipathieën uitgaan naar die, welke zich tegen onzen wil verzetten. Vooral schijnt dit waar te zijn wat betreft de verhouding van volwassenen en kinderen; wij redeneeren, of liever we voelen bij intuitie,

[pagina 99]
[p. 99]

dat, omdat een kind kleiner is, het geen eigen wil mag hebben. Grootte en leeftijd bepalen naar onze meening, de mate van zelfstandigheid die iemand in deze wereld moet hebben. Daarom vinden we koppigheid, den wensch om zijn eigen wil te volgen, een ernstige fout in kinderen.

Eenigen tijd geleden vroeg ik een tiental personen met meer dan gewoon verstand, nauwkeurig te bepalen hun opvatting van koppigheid en de manier hoe die te behandelen. Elk antwoord was gegrond op van gezond verstand getuigende philosofie, die bepaalde, dat ze een eigenschap is, welke de kiemen van allerlei soort van kwaad in zich draagt, waarvan wel het meest te veroordeelen is de geneigdheid om zich zelf te verheffen, zich op den voorgrond te dringen in plaats van gedwee anderen te volgen. De termen die gebruikt worden om die eigenschap van een kinderziel aan te duiden, bewijzen hoe ze beschouwd wordt in 't dagelijksch leven: - onbuigzaam - onhandelbaar - halsstarrig - balsturig - een sterken wil hebbend - enz. Het verdient opmerking, hoe het hebben van een sterken wil bij kinderen voor een uitdrukking van verwijt doorgaat, terwijl het gebrek aan wil op lateren leeftijd als een onherstelbare tekortkoming beschouwd wordt.

De menschen die ik ondervraagd heb, beweerden, dat koppigheid met gepaste kracht en gestrengheid behandeld moet worden. Madame Sévérité vooral was zeer positief in haar opinie; zij hield heftig vol, dat koppigheid bij kinderen een zonde was en dat die in 't ergste geval, uit het kind geranseld moet worden. Zij zou geen harer kinderen toestaan een weigerend antwoord te geven op vragen of verzoeken door haar of een ander volwassene gedaan. Toen ik haar vroeg welk succes zij had met haar eigen kinderen, merkte ik een ongelukkige uitdrukking op haar gezicht op, die voor mij het bewijs was, dat op het oogenblik tenminste, de dingen in haar huis niet van een leien dakje gaan. Maar ze heeft hoop op de toekomst; zelfs als nu de helft van haar tijd gewijd is aan de uitroeiïng van die schadelijke zaden in de ziel, wordt ze gesterkt in haar overtuiging, dat ze allen uitgeroeid zullen zijn tegen den tijd dat haar kinderen een rijperen leeftijd bereikt zullen hebben.

Nu schijnt mij echter niets duidelijker wanneer ik een kind zie en met verwondering gadesla, dan dat de Schepper het een eigen ziele-leven gaf, met de bedoeling het oorspronkelijk te houden en het te behoeden voor verminking of oplossing in dat van een ander. Daarom laat het kind zich gelden en strijdt het tegen de overheersching van anderen. Ik geloof dat geen normaal kind ooit ter wereld kwam, dat geheel en al deze kenmerken miste. Een zieke ziel moge er genoegen mee nemen haar persoonlijkheid te zien uitgewischt, dit is niet het geval met een gezond kind. Hoe geprononceerder de individualiteit, hoe grooter de strijd met de overheerschen-willende elementen.

Allegra's koppigheid is slechts het opene en heftige verzet van haar geestelijke persoonlijkheid tegen het geweld en de tyrannie van anderen. Deze soort koppigheid is de handhaving van haar recht op individualiteit. Het schijnt ons onbehoorlijk in een jong leven die zoo vroeg reeds te openbaren, maar is dit ons oordeel niet toe te schrijven aan het feit dat wij van kinderen onderwerping verwachten en zijn wij daardoor niet ongeschikt tot juist oordeelen geworden, omdat onze meening door teleurstelling beinvloed wordt? Zoo ver ik kan nagaan is Allegra niet hardnekkiger om haar eigen wil door te zetten dan haar vader en moeder. Maar de menschen verwachten nu eenmaal van ouders zelfstandigheid en macht, zij zouden ze veroordeelen als ze anders waren, terwijl zij geen motief kunnen ontdekken waarom dit kleine menschelijke wezentje individualiteit zou moeten bezitten, die zich in hun tegenwoordigheid op lastige wijze uit. Het hangt van het standpunt, waarop men zich plaatst, af, of men kinderen koppig vindt of niet; het essentieele verschil tusschen kinderen en volwassenen bestaat niet. Wij moeten daarenboven niet vergeten dat wij, ouderen, meer of min gebonden zijn aan door de menschen aangenomen vormen en uiterlijkheden, conventionaliteiten, die voor het kind geen waarde hebben, zelfs niet voor hem bestaan, en daarom, als wij trachten onze volwassen maatstaf en onze gemaaktheden te vroeg op het kind toe te passen, moeten wij de gevolgen ook voor onze rekening nemen.

Als Allegra minder overvloed van gedachten en gevoelens had, zou ze gemakkelijker door de wenschen van anderen van haar eigen weg zijn gerukt. De tallooze bemoeiingen van wel-meenende menschen zouden, als ze niet genegeerd waren, den samenhang, de eenheid van haar innerlijk leven verbroken hebben.

[pagina 100]
[p. 100]

Wanneer zij een huis bouwt in haar zandhoop en meeleeft in de dingen, die zij fantaseert, is het een indringerigheid van volwassenen om haar lastig te vallen met vragen, die slechts dienen om haar gedachtengang te storen. De aangeboren kracht van Allegra's geest houdt dien steeds gaande binnen zijn eigen oevers, dikwijls tot ongenoegen van den indringer, soms tot verdriet van haar ouders, maar gewoonlijk tot het voordeel van de individualiteit van het kind.

Penserosa is altijd meer hier en daar door de omstandigheden geslingerd geworden; haar gedachten zijn niet met zulk een kracht in haar eigen sfeer gebleven; de komst van een volwassene was voldoende om ze in hun loop te storen.

Nu ligt de hoop van het komende geslacht in het type van Allegra. Wij moeten niet alleen originaliteit, koppigheid, aanmoedigen, maar de natuur trachten te helpen activiteit in het kind te kweeken en te voeden. Als Allegra vrijheid van beweging wordt toegestaan, voor de uitoefening van haar macht, zal ze, als tegenwoordige aanwijzingen voor iets tellen, wellicht de wereld van een nieuw gezichtspunt zien en zich langs banen bewegen, die nog niet voor de menschheid geopend zijn.

Hoewel gedweeheid dikwijls aangenaam is voor diegenen, welke kinderen hebben op te voeden, omdat het hun vleit hun gezag ten toon te kunnen spreiden en discipline gemakkelijker maakt, is ze een eigenschap die versterking noodig heeft door het aankweeken van onafhankelijkheid en flinkheid.

In plaats van te bevelen, dat een daad gedaan moet worden, waarbij het kind geimponeerd wordt door een tentoonspreiding van gezag, en gehoorzaamheid van hem gekregen wordt, met bedreiging van de roede, kan men den gewenschten loop van zaken evengoed verkrijgen door hem te laten voelen dat hij uit eigen vrijen aandrang het gevraagde verricht, waardoor het doel bereikt en terzelfdertijd zijn wil in de goede richting versterkt wordt.

Als de statistieken verzameld en nagegaan kon worden hoe vele koppige kinderen, die op verstandige, liefdevolle wijze zijn opgevoed, zich op volwassen leeftijd weten te beheerschen en leiders, zoowel op geestelijk als stoffelijk gebied zijn, dan geloof ik dat Madame Sévérité en haar vriendinnen verrast zouden zijn.

Onlangs heb ik de geschiedenis van een jongen nagegaan. Ieder dacht hem koppig en onhandelbaar in zijn kinderjaren; hij was zoo iets als Allegra, alleen erger - veel erger, een jongen zijnde. Ik hoorde vertellen, dat de ‘verstandige’ menschen, die hem in zijn kinderjaren kenden, dachten dat hij zou opgroeien tot schande zijner familie en een vijand der maatschappij. Maar nu, ofschoon een zeer jong man, bekleedt hij een uiterst eervolle betrekking - eene die volmaakte zelfbeheersching vereischt en die voornamelijk het welzijn der maatschappij beoogt. Gedurende zijn ontwikkelingsjaren deed hij zeer veel aan sport en is nu in elk opzicht een prachtig type zooals men zich maar wenschen zou. Gelukkig was hij in zijn jeugd omgeven door in evenwicht zijnde, verstandige menschen, die geloof hechtten aan de wijsheid van den Schepper, die de jongen niet met een hoop slechte instincten zou vergiftigen welke nadeelig voor zijn heil zouden zijn. Het meest prijzenswaard van alles was, dat de ouders er genoegen mee namen dat het kind zijn wil uitoefende en zich niet kleiner of beleedigd gevoelden als de hunne niet altijd vooraan kwam, ofschoon natuurlijk de buren van een tegenovergestelde meening waren. Zij hadden hem goed onder stuur en keken nauwkeurig toe dat zooveel mogelijk kwade daden zeker en vlug hun gerechte straf kregen.

De moeilijke kwestie is voor de ouders het verschil te vinden tusschen het toestaan aan het kind bandeloos en ongehoorzaam te zijn en aan de andere zijde het onnoodig den wil den kop indrukken of het dooden der verbeeldingskracht die van zooveel belang is in het latere leven van het kind. De vraag is gemakkelijk te stellen, moeilijk te beantwoorden. De beste oplossing is te vinden in het toepassen van een zachte flinkheid in gevallen waar het kind mistast en het toestaan van volste vrijheid waar de uitoefening der verstandelijke vermogens geen kwaad kan aanrichten.

Natuurlijk schiet de vader of moeder, die het kind toestaat koppig en ongehoorzaam te zijn in zaken die nadeelig voor zijn eigen gezondheid, zoowel lichamelijk als geestelijk, zijn, in de ernstigste van haar of zijn plichten te kort. Een dokter vertelde me eens dat hij wel honderd sterfgevallen bij kinderen had gehad, als gevolg van gebrek aan wilskracht bij de ouders, die een onverstandigen en weerspannigen gemoedstoestand bij de kinderen ten gevolge had gehad, zoodat toen

[pagina 101]
[p. 101]

een er van diphteritis kreeg, het niet mogelijk was een juist onderzoek der keel in te stellen of die geneesmiddelen toe te passen, welke voor 't herstel van het kind noodig waren. De arme zwakke ouders waren gedwongen getuige van den dood van hun lieveling te zijn omdat er geen discipline was uitgeoefend.

De discipline, die den wil geheel en al breekt, is een ander uiterste. Het beste is te zeggen, dat elk kind een volmaakt flinke leiding noodig heeft, toegepast evenwel met de grootste liefde en zachtheid. Kinderen voelen fijn en begrijpen heel snel waar de discipline rechtvaardig of waar zij als gevolg van een ouderlijke gril wordt toegepast.

ALMA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken