Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Twee getuigenissen. (Zie Lelie van 16 Aug. artikel: Bah, door Anna de Savornin Lohman).

I. De zedelijkheid in gevaar.

Meneer Immink te den Haag is een hoogst zedelijk man. Hij heeft met 53 eveneens hoogst zedelijke menschen een adres gericht aan den raad, verzoekende de politieverordening zoodanig te wijzigen dat het den honden verboden zal wezen op de voetwegen of trottoirs - waarom alleen op deze? - de allerwalgelijkste bewijzen van hun aanwezigheid achter te laten en de voorgevels der huizen op afschuwelijke wijze te verontreinigen en... dat tevens een einde worde gemaakt aan de zedekwetsende en weerzinwekkende tooneelen, waarop de honden in sommige tijden van het jaar het publiek onthalen.

Natuurlijk geschiedt dit met het oog op de zedelijkheidswet.

Een zedelijkheidswet voor de menschen is lang niet genoeg, er moet een zedelijkheidswet komen voor de dieren, want deze zijn onbeschaamd genoeg zich om niets of niemand te bekommeren en ze gebruiken zoo maar den publieken weg om hun sexueele behoeften te bevredigen.

Dat gaat toch niet op. Zoo'n hond geneert zich niets, al staan er ook menschen omheen. Dat is toch wat erg.

We zijn benieuwd wat minister Regout daarop uitdenkt, want zoo iets moet niet bij politieverordening worden geregeld maar bij

[pagina 121]
[p. 121]

rijkswet, immers alle deelen des lands zullen voor onzedelijkheid bewaard moeten blijven.

Zal er een prijsvraag worden uitgeschreven voor het meest praktische kleedingstuk, dat dienst kan doen om de schaamdeelen (?) te bedekken? Primo voor viervoetige dieren, secundo voor vogels, tertio voor vliegen, want het is godgeklaagd hoe de vliegen op tafel vlak voor u zonder eenige komplimenten hun geslachtsbehoeften bevredigen.

Het is een moeilijk vraagstuk, maar meneer Immink en zijn 53 brave medestanders zullen wel eens aan middelen gedacht hebben ter voorkoming van zulke schandalen. De Rotterdamsche raad is nu christelijk en men kan dus verwachten dat hij niet terugdeinst voor maatregelen ter bevordering van de zedelijkheid. Als men dus voortaan honden ziet loopen met een behoorlijk toegeknoopt zwembroekje, dan weet men waar het voor is. Als men een haan of een doffer ziet met een bedekking, dan evenzoo.

De moeilijkheid is maar de grensbepaling, maar waar een wil is, daar vindt men wel een weg. Wij gaan vooruit in zedelijkheid! Zoo'n man als meneer Immink is een zedeheidsapostel bij uitnemendheid, wees er maar zeker van dat op 's mans zedelijken wandel geen smetje kleeft.

‘Vrije Socialist.’

II. Nieuwe zedelijkheidswet voor... Honden?

In het ochtendblad van de ‘Telegraaf’, dato 6 Augustus j.l., las ik het volgende, dat niet weinig mijn aandacht trok, en mijn lachlust opwekte:

Door den heer A.J. Immink en 53 anderen is aan den Raad een adres gezonden, waarin o.a. het volgende wordt gezegd:

‘Dat de honden op de voetwegen of trottoirs vaak de allerwalgelijkste bewijzen van hunne aanwezigheid achterlaten, zoodat men op die voor voetgangers bestemde wegen - vooral des avonds in donker - steeds gevaar loopt zich deerlijk te bevuilen, terwijl alsmede van menige woning door die dieren op afschuwelijke wijze wordt verontreinigd, evenals schier elk weggeworpen stuk papier, dat dan, bij eenigszins harden wind, vaak hoog door de lucht rondfladdert;

Dat het geen betoog behoeft, dat een dergelijke verontreiniging - waarvoor de eigenaars der honden natuurlijk aansprakelijk zijn en waartegen geen reinigingsdienst is opgewassen - niet moesten kunnen voorkomen in een stad als Rotterdam, waar op verschillende plaatsen, onder verwijzing naar art. 17 der Algemeene Politieverordening duidelijk is bekend gesteld, dat verontreiniging is verboden;

Dat de vele losloopende honden bovendien, behalve voor kinderen en ouden van dagen, een nieuw gevaar opleveren voor ruiters, wier paarden zij niet zelden door hun aanhoudend gekef zenuwachtig maken en doen schrikken, zoomede voor wielrijders, die door hunne allerhardnekkigste vervolging menigmaal worden verhinderd de vereischte aandacht te schenken aan al datgene, waarop ter voorkoming van ongelukken moet worden gelet;

Dat in een en ander op eenvoudige wijze ware te voorzien, n.l.: door alle losloopende honden te doen opvatten, - een maatregel, welke in tijden van hondsdolheid met het beste gevolg wordt toegepast op niet van een muilkorf voorziene honden, - en door voorts elk en een iegelijk te doen bekeuren, die een hond begeleidt en toelaat, dat deze een trottoir of een daar liggend stuk papier, dan wel de voorzijde van een huis bevuilt;

Dat de toepassing van deze of dergelijke maatregelen - waardoor tevens een eind zal worden gemaakt aan de zedenkwetsende en weerzinwekkende tooneelen, waarop de honden in sommige tijden van het jaar het publiek onthalen, - ongetwijfeld, na enkele dagen zou blijken een afdoend geneesmiddel te zijn tegen de hier besproken kwaal, met dit gevolg dat ook art. 17 der Algemeene Politieverordening zou ophouden een doode letter te zijn.

Redenen waarom adressanten uwen Raad beleefdelijk verzoeken op bovenvermelde of op andere wijze te willen voorzien in den last, het ongerief, en het gevaar, door de honden te Rotterdam veroorzaakt.’

Zeer zeker is de heer Immink geen dierenvriend, want anders had hij zich eerst tot dezen gewend alvorens een adres aan den gemeenteraad te zenden, daarbij een slecht ruiter of fietsrijder, ook geen oude man, want die zal zich niet druk meer maken om het zedelijkheidsgedrag van een... hond.

Bij mij rust de overtuiging, dat wetten en politieverordeningen gemaakt zijn om menschen tot hun plicht te brengen, beesten kastijdt men (indien dit noodig is) met de zweep. (Ik voor mij heb dit steeds met mijn oogen en woorden gedaan, en daarom vaak

[pagina 122]
[p. 122]

veel meer dankbaarheid van mijn beesten dan van menschen ondervonden).

De eigenaars zijn aansprakelijk voor de verontreiniging, door hunne beesten gemaakt; hier verwijst de heer I. deze naar art, 17 der Politieverordening. Wel toont een hond dikwijls meer verstand te bezitten dan menig mensch, doch iedere eigenaar van een hond is wel in staat deze kamerzindelijk te maken, doch de heer I. geeft in overweging onze honden zóó op te voeden, dat zij ook in 't vervolg trottoirzindelijk zijn. 't Zou misschien een goede afleiding zijn voor hen die zich vervelen en niet weten hoe den dag om te komen, om deze algemeene en dagelijksche dressuur gade te slaan, zoo gedachtig aan den hond, zou 't ook niet meer mogelijk zijn juist te trappen in zijn walgelijkheden, daar de plaats daar bezijden ruimer is, dan die door zooiets in beslag genomen wordt.

Dat de honden voor kinderen en ouden van dagen gevaar opleveren is niet waar. Iedere bezitter van een hond is zoo verstandig, wanneer deze gevaar voor menschen oplevert dit door de daarvoor aangewezen middelen te voorkomen. Een goed ruiter heeft zijn paard in zijn macht, en wanneer hij dit niet heeft, dan moet hij niet rijden, want dáárdoor komen de ongelukken; evenzoo ook de fietsrijder, die veel gemakkelijker zijn wiel kan beheeren dan de ruiter zijn paard, doch de algemeene voorzichtigheid mocht ook door wielrijders wel eens een beetje meer in acht genomen worden, alsmede door heeren automobilisten; wat de automobielen nalaten zal op de algemeene hygiéne ook niet schitterend werken en dáár is geen reiniging tegen opgewassen, deze nalatenschap - al is de weg nog zoo breed - is niet mis te stappen en het reeds meer genoemde wel.

Om in een en ander op eenvoudige(?) wijze te voorzien, zou de heer I. willen, dat alle losloopende honden werden opgevat en voorts een ieder te bekeuren die een hond begeleidt en toelaat, dat deze trottoirs of stukken dáar lìggend papier, dan wel de voorzijde van een huis bevuilt. Dit is toch wel het toppunt om als gemeenteverordening te worden opgenomen. Dit behoort natuurlijk tot de onmogelijkheden, doch ik zou den heer I. in overweging willen geven, de hondenjongens, wanneer zij uit gaan, te voorzien van een soort... broekje; de huiseigenaren zullen dan evenwel voor het feit komen te staan, dat er hondenapartementen gevraagd zullen worden, voorzien van waterleiding bij wijze van closets. Natuurlijk zullen deze heeren, ter bevordering der hygiène en der hondenzedelijkheid, gaarne(?) aan deze eischen voldoen.

Zoo worden wij in het maatschappelijk leven menigmaal geërgerd, doch als ieder voor zijn persoonlijke ergernis wetten of verordeningen zou willen gesteld zien, dan hadden de heeren wettenmakers het nòg drukker en bleven er nog meer noodzakelijke dingen onbehandeld. De zedelijkheidswetten zijn nu uitgebreid genoeg, zoodat wij zullen hopen dat deze niet zullen doorgevoerd worden tot in de dierenwereld. Iets wat mijn zedelijkheidsgevoel krenkt, passeer ik zonder er mijn aandacht aan te verleenen of verder over na te piekeren, nog nimmer is dit door een beest gekrenkt geworden, omdat ik als mensch mij ver daarboven verheven acht, en ook nooit zal dit beleedigd worden door ‘de Kunst’, die, naar ik hoop, buiten de zedelijkheidswetten zal blijven.

‘Voorwaarts’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken