Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Edelgesteenten.
(Overgenomen uit ‘Op de Hoogte’.)

Diep in de oudste lagen der aardkorst bewaart natuur haar schatten, welke zij zich niet, dan na moeite-vollen, vaak levensgevaarlijken arbeid door den mensch laat ontrukken.

In het tijdperk, dat de gloeiende chaos der aarde langzaam afkoelde, kristalliseerden de edelgesteenten tusschen de massa der andere elementen.

De meeste edelsteenen worden gevonden in Z.-Afrika, Brazilië en Z.-Azië; ook in 't Oeralgebergte en Siberië. In dezelfde aardlaag worden vaak te zamen met verschillende soorten edelsteenen de duurste metalen aangetroffen, zoodat het bijna eene natuurlijke bestemming schijnt, dat het edel metaal het edel gesteente zal dienen.

Bekend is de onderscheiding tusschen edele en half edele steenen. Gewoonlijk beschouwt men als half edelgesteenten die, welke de bekende eigenschappen als hardheid, glans en fraaie kleur in mindere mate bezitten. Zoo rekent men tot de edelgesteenten (juweelen) den diamant, robijn, saffier, turkoois; tot de half edelgesteenten den agaat, jaspis, amethist en vele andere steenen uit de groep der kwartsen.

Reeds voor duizenden jaren waren de edelsteenen om hun lichtbrekend vermogen, glans en helderheid als sieraden gezocht en tooiden ze 't gewaad van Indische en Egyptische hoogwaardigheids-bekleeders, van koningen en vorsten, priesters en danseressen. Volgens het voorschrift van Mozes moest het gewaad der Israëlietische hooge-priesters met edelsteenen versierd zijn. Romeinsche keizerinnen droegen de kostbaarste juweelen, keizer Augustus als pontifex maximus een gewaad fonkelend van edelgesteenten; later waren er keizers, die niet alleen helm, schild en lans kwistig hadden versierd met kostbare steenen, maar ook hunne schoenen er mede tooiden, als wilden ze door matelooze spilzucht hunne verachting voor allen rijkdom toonen.

De Egyptenaren maakten van zeldzame

[pagina 204]
[p. 204]
steenen z.g. skarabeeën, amuletten, voorbehoedmiddelen tegen velerlei ziekten. De Romeinen beweerden, dat er steenen waren, die hun glans verloren, zoodra de drager een gesprek voerde met iemand, die hem vijandig gezind was. Nog veel meer geheime krachten kende men den diamant toe. In poedervorm kon hij als tegengift dienen en genas hij krankzinnigheid. Dit bijgeloof, dat z'n oorsprong

illustratie
Afbeelding van een briljant van ongeveer dezelfde grootte als de zwarte briljant van 62 karaat, die het vorig jaar in de etalage der Joaillerie Française geëxposeerd werd.


in Indië vond verspreidde zich in de middeleeuwen ook door noordelijk Europa. Zelfs schreef een geleerde in de 11e eeuw een werk, dat in hoofdzaak handelt over de geneeskracht der edelgesteenten. De meening, dat sommige steenen geluk of ongeluk aan den drager brengen, die tot in onzen tijd stand hield, vond zijn oorsprong in het werk van den Griek Onomateritos. Dit geschrift dateert uit het jaar 500 voor Christus. Als voorbeeld willen we het volgende aanhalen. Opaal brengt den bezitter geluk aan, smaragd wijst door schokkende beweging de plaats, waar verborgen schatten begraven zijn, de saffier wordt donkerrood op de plaats, waar een moord is gepleegd. Een diamant in de hand van een onschuldig kind doet elken geheimen ingang van schatkamers plotseling ontsluiten. De robijn is 'n geluksteen daar deze aan moederliefde z'n ontstaan dankt; het sprookje n.l. zegt dat robijnen niets anders zijn, dan tranen door 'n bedroefde moeder over het verlies van haar zoon geschreid. ‘Bloedige tranen’, is een bekende uitdrukking die aan dit sprookje is ontleend.

Door verschillende bewerkingen, waarvan het slijpen en polijsten zeker wel de voornaamste zijn wordt den edelsteenen de sierlijke vorm gegeven en hun glans verhoogd. Voor het zetten van diamant en andere waterheldere steenen werd vroeger steeds goud en zilver gebruikt. Briljanten worden altijd geheel ‘à jour’ gezet, terwijl z.g. rozen meestal van een onderlaag, opgevuld met foelie, worden voorzien, waardoor de glans der rozen, die lang zoo schitterend niet is als die der briljanten moet worden verhoogd.

Vooral moet bij 't koopen van steenen de aandacht gevestigd worden op echtheid en gebreken. De echtheid kan door vaklieden alleen met zekerheid worden beoordeeld, het vertrouwen, dat de verkooper heeft moet voor den leek de grootste waarborg zijn. De gebreken. z.g. ‘veeren’ kleine strepen, die den glans verminderen, ‘wolken’, of donkere strepen binnen den steen, zand, witte, bruine of roode korrels, die men in onderscheidene gesteenten aantreft, zijn met eenige oplettendheid gemakkelijk op te merken.



illustratie
Broche-pendantif of z.g. Collier-disque, bestaande uit 1 grooten en circa 175 kleine briljanten, gezet en uitgevoerd in platina.


De diamant is de kostbaarste van alle edelgesteenten, de kostbaarste van alle mensche lijke goederen, zooals reeds de Romeinsche natuurvorscher Plinius zeide. De diamant ontleent z'n naam aan z'n voornaamste eigenschap: de hardheid (diamant, Grieksch: adamas = ontembaar). Van deze eigenschap wordt dan ook gebruik gemaakt bij het onderzoek naar de echtheid der steenen. Elke koolstof-formatie, die door robijn of saffier niet gekrast wordt, is diamant. Toch komt het voor, dat waterheldere topazen wel voor diamant verkocht worden, daar het soortelijk gewicht van beide steenen ongeveer hetzelfde is.

Diamant heeft het sterkst lichtbrekend vermogen, waardoor de verschillende gekleurde lichtstralen, waaruit ons zonlicht bestaat zeer wijd uiteen worden gespreid, hetgeen het schitterend kleurenspel van geslepen diamant ten gevolge heeft. Gewoon-

[pagina 205]
[p. 205]

lijk is de diamant in zuiveren toestand kleurloos en doorzichtig, doch ook vindt men wijn- en oker-gele, lichtblauw-achtige, groene, blauwe, roodachtig bruine en zwarte diamanten. In de Joaillerie Française, Kalver straat 123, hoek Taksteeg, Amsterdam, waar we ter illustratie van ons artikel een bezoek brachten, toonde ons de directie verschillende fraai gekleurde exemplaren. Vooral bewonderden we 'n stel citroen-kleurige diamanten, als oorsieraad. Het zeldzaam eigenaardige was, dat beide steenen tot in elke bijzonderheid, kleur, grootte en gewicht overeenstemden. De eene steen was het juiste spiegelbeeld van den anderen. Deze gelijkenis verhoogt de waarde van het garnituur aanmerkelijk, daar ze eene zeldzaamheid is, die bijna eenig is te noemen.



illustratie
Broche met briljanten, uitgevoerd in platina. In het midden een loshangende briljant, onder aan een loshangende, peervormige parel.


De kunst om diamant te bewerken dateert uit lateren tijd. Om in vollen luister te schitteren moet diamant gekloofd, gesneden en geslepen worden, waarbij echter een groot gedeelte van het oorspronkelijke gewicht verloren gaat. Vroeger werd dan ook de diamant alleen een weinig gepolijst en kwam het schoone kleurschiftend vermogen slechts gedeeltelijk tot z'n recht, tot 1456 Lodewijk van Berghuis te Brugge in Vlaanderen de kunst uitvond om diamant door middel van diamantpoeder een regelmatigen vorm te geven. Van dien tijd dateert de groote vlucht der diamantindustrie en de kunst van het zetten der steenen in goud, zilver en, zooals in den allerlaatsten tijd gebruikelijk, in platina.

De firma, die we boven reeds noemden, de Joaillerie Française, welke de schoonste producten van Franschen smaak en mode steeds tentoonstelt, toonde ons veel fraai en artistiek uitgevoerd zetwerk. De groote juweel-plaketten worden nog steeds veel gedragen, de nieuwste teekeningen echter zijn minder streng geometrisch, daarentegen meer in kleinigheden afgewerkt; het streng rechtlijnig motief, een uitvloeisel van het algemeen streven in de kunst naar meer eenvoud, is vervangen door fijne bloem- en tak-dessins, die aan den strengen vorm, die gebleven is, nu meerdere gratie en sierlijkheid geven. Van beide soorten juweelplaketten mochten we in de Joaillerie Française verschillende bewonderen, ook het genre dentelle, waar het geheel den indruk geeft van Brusselsche kant door de ragfijne teekening, waarin de diamant is gezet. Dat zulke in platina uitgevoerde sieraden, waarvoor door sierkunstenaars de teekening voor de firma wordt uitgedacht, kostbaar moeten zijn is begrijpelijk als men bedenkt dat het metaal reeds een waarde heeft van ruim 8000 francs per K.G., welke prijs echter belangrijk hooger wordt door de vermenging met iridium en andere kostbare stoffen die het platina voor bewerking geschikt maken. In de ‘Joaillerie’ zagen we een ring van gepolijst platina, waarin een prachtige briljant, fonkelende steen in hel-glanzend metaal.

Nog mochten we bewonderen vele andere edelgesteenten en sieraden, broches in oud-Egyptische teekening, garnituren met blauwe saffieren, groene smaragden, hel-roode robijnen, een ring met zeldzaam goudkleurigen diamant, dasspelden van fijne bewerking, braceletten, broches, gouden met diamant omlijstte sigarette-etui's; alle kunststukjes van zetwerk en oorspronkelijk van teekening; emailplaquettes, waar binnen een uiterst fijn uurwerk, 't metaal bedekt met 'n glazuur van wonderlijk schoone kleuren, doorlatend 'n teekening van fijne spiralen, en 't geheel bevestigd aan 'n ketting met schakeltjes van dof platina.

't Was een in werkelijken en overdrachtelijken zin schitterende tentoonstelling, getuigend van den waren kunstzin der directie van de Joaillerie Française. Dankbaar namen we afscheid van den directeur die zoo bereidwillig ons zijn schatkamers had ontsloten en vele inlichtingen had verschaft.

Op den terugweg naar huis in den trein

[pagina 206]
[p. 206]

nasoezend over al het schoone en kostbare, dat we gezien hadden, sloten we de oogen en ‘droomden van goud’.

EIDON.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken