Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Roman en Werkelijkheid.

.... ‘En toen de kinderen groot waren en niets hun meer bond, scheidden ze’. Dit is het slot van meer dan een novelle uit den laatsten tijd. 't Lijkt ook zoo gemakkelijk en zoo'n goede oplossing! Twee menschen, niet gelukkig gehuwd, al jaren in elkander teleurgesteld, zijn, om der kinderen wille, bij elkaar gebleven. Als eindelijk die groot zijn en uitgevlogen, komt de verlossing, de gulden vrijheid en gaat ieder zijns weegs.

Maar - vraag ik mezelf af, dat alles lijkt in een roman zoo heel gemakkelijk, hoe zal 't echter in 't wezenlijk leven gaan?

En 'k denk me een geval uit de werkelijkheid.

Toen ze trouwden, beiden jong, knap en verliefd, - maar ook beiden arm en bovendien onpractisch, want door hun zinnelijke genegenheid stapten ze veel vroeger het huwelijksbootje in dan hun financiën het gedoogden. Spoedig kwamen er eenige kinderen en daardoor vele groote geld- en ook andere zorgen.

De temperatuur kwam onder nul, - in 't begin der maand een kleine stijging, dan weer neerslag en storm. Zwakte der vrouw, getob met de kinderen, - 't was en bleef scharrelen.

Ook de opvoeding der kleinen gaf veel zorg. Zij dacht alles met zachtheid te be-

[pagina 354]
[p. 354]

werkstelligen, - hij trad ruw en streng op. Om maar eens een voorbeeld te noemen, - niet lusten stond niet in zijn boekje en 't oudste ventje werd meer dan een uur in den kelder gestopt, omdat hij geen hutspot bliefde - ‘Ik moest thuis ook alles eten, hij zal 't ook leeren!’ was zijn gezegde en weer werd het kind dat eten voorgezet. Uit vrees gebruikte het iets, - 's avonds koorts het gevolg.

Eerst hield de vrouw zich niet stil, trachtte zich zacht er in te mengen, maar dan werd de drift van manlief nog grooter, wat voor de kinderen nog slechter gevolgen had. Daarom zweeg ze later, maar inwendig gistte en kookte het hij haar. En 't gaf verbittering, vervreemding. Soms, als de zinnen spraken, leek het wel eens bijna of alles weer als in 't begin was - een kleinigheid was maar noodig, om weer verkoeling te brengen. Zoo ging het met die menschen af en aan. Voor 't oog der wereld was 't een goed, zelfs gelukkig huishouden, toch was hun samenleven koud en plichtmatig. Hij een oppassende, degelijke huisvader, zij een sloverig, altijd zorgend en tobbend, vóór haar tijd oud moedertje.

Toen kwam er verbetering. Het tractement, hoewel gaandeweg vermeerderd, doch tot nu toe slechts noode toereikend geweest met het steeds zwaarder wordend huishouden, bleek thans voor het kleiner wordend gezin voldoende. Drie zoons eindelijk klaar afgeleverd aan de maatschappij, hun dochter getrouwd, eindelijk, als vóór dertig jaar, de luidjes alleen.

Hij sukkelend met zijn lever, wat zijn humeur er nog niet op verbeterd had, zij zacht en stil en gelaten. Doch de kinderen ging het goed - voor 't eerst ook na lange jaren geen achterstallige slagers- en bakkersboekjes, geen zorg voor ‘de vreeselijke belasting, die steeds hooger wordt en waarvoor we het geld bijna niet bij elkaar kunnen scharrelen’, geen duur schoolgeld, geen eeuwig slijtende jongensschoenen en broeken meer, geen zware zorgen.

Moeder kon zich nu ook wat meer ontzien, beter hulp nemen, flink voedsel, - vader behoefde niet zoo lang meer met zijn gestopte sokken of andere kleeren te doen en kon zich wat meer luxe permiteeren in sigaartjes en linnengoed, - ze kwikten allebei wat op.

De verhouding bleef wel is waar koel, - stil leefden ze naast, niet met elkaar - een kleine opflikkering, als brieven of een verrassing van de kinderen, wat hun een oogenblik iets nader bracht, dan weer het trieste, 't koude.

't Liep naar de groote vacantie en met het mooie weer kwamen er in echtvriends brein allerlei groote reisplannen op.

Zooveel jaren had hij dag in, dag uit in den tredmolen geloopen. Geld voor reizen was er nooit en zijn vacantie was dan ook altijd een corvee geweest. Uitgaan met de jongens, dat nooit zonder ruzie eindigde, vitten in huis op 't woelig kroost, zoo ging de vacantie om. Nu zou 't anders worden. Sinds eenigen tijd sloot de kas met batig saldo, er kon wel een reisje van overschieten. Zij had geen zin om mee te gaan, hij stond er ook niet op, bovendien kwamen de kinderen nog over, dus vertrok hij op een goeden dag naar Duitschland voor vijf weken, deels in pension, deels bij vrienden.

'k Zocht haar eens op, kort na zijn vertrek. 'k Dacht haar in tevreden, gelukkige stemming te vinden, nu dat lastige heerschap eens van de vloer was. En wat zag ik? Een bezorgde vrouw, die er over tobde, of hij daar ginds wel goed om zijn gezondheid zou denken, want dat hij thuis altijd alles zoo precies op tijd en zooals hij het mocht hebben van den dokter, kreeg, een vrouw, die als de post voorbij moest komen, al zonder het te willen, uitkeek naar een briefkaartje van hem. ‘Och ja,’ verontschuldigde ze zich tegen me, ‘er mocht hem eens wat overkomen in den vreemde, hij is nog nooit zoo lang van huis geweest en je weet, hij sukkelt nog al,’ en toen ik lachend zei: ‘ik dacht nog wel, dat U blij was, dat het oude brommertje eens een poosje uitvloog!’, kwam even iets als een zonneschijntje over haar gezicht en sprak ze:

‘Ja lastig is hij, dat weten we allemaal, op zijn tijd zelfs ondragelijk, maar niettemin is 't altijd een zorgzame, oppassende man en vader geweest - en dan - was ik wel de geschikte vrouw voor hem? Als hij er een met geld had getrouwd, wie weet, was 't geen bovenstbeste man geworden. Want al pasten we misschien niet al te goed bij elkaar, de hoofdzaak was toch altijd: geldzorgen. Nu is 't wat ruimer en de verschillende humeuren niet meer in botsing. De kinderen, je weet het, ik had er nooit last mee, maar vader kon ook soms zoo raar met ze omspringen. Toen ze klein waren was 't, net als de klok van Haarlem: eerst

[pagina 355]
[p. 355]

speelt hij en dan slaat hij - en later, nu ja, de jongens waren ook niet al te gemakkelijk. Nu heeft hij 't alleen met mij uit te vechten - ik houd me meestal maar stil en dan gaat 't best. Ja - toen 'k jong was - maar nu zou ik heusch niet eens van hem weg willen - we hebben samen zooveel lief en leed gedeeld, zeker, lief toch ook, en zou 'k hem thans aan zijn lot overlaten, nu hij oud en hulpbehoevend wordt en me eerst recht noodig heeft.’

En hij, toen hij thuis kwam in 't keurig net en gezellig huisje! Toevallig was ik op 't perron, toen ze hem afhaalde. Hij gaf háár zoowaar een hartelijken zoen en ik moest mee naar huis, om 't welkomthuisje te zien, dat ze kreeg. Zijn lievelingsgerecht kwam hem geurende tegen, zijn pantoffels stonden klaar. Toen hadt ge hem eens moeten hooren afgeven op Duitschland, ellendig eten, onzindelijke hotels. - 'k Heb 't oude heertje nooit zoo tevreden zien rondkijken en smakelijk toehappen als dien middag.

‘Oost west, thuis best,’ zei ik, ‘dus, mijnheer W., u wilt uw kokkie toch nog niet missen, wel?’

‘Daar is geen een, die zoo lekker kookt, als moeder,’ was 't antwoord.

Een paar dagen later, toen 'k een geleend boek kwam terugbrengen en zijn lever hem weer plaagde, zat hij in een hoek achter een groote krant te ijsbeeren en snauwde zijn vrouw, die hem bij ongeluk voor de tweede keer wat vroeg, geducht af.

Dit is een voorbeeld uit velen.

Niet alle mannen hebben natuurlijk leverkwalen en zachte zorgzame vrouwtjes, er zijn ook geduldige mannen en bazige vrouwen, er is variatie genoeg op dit thema, maar honderden voorbeelden zijn er, van op zich zelf heel knappe, goede menschen, die als man en vrouw elkaar niet gelukkig maken en die toch, als na jaren van désillusie hun de kans wordt geboden van elkander te gaan - het nìet doen zullen, omdat ze elkaar in zekeren zin hebben leeren verdragen met al hun onhebbelijkheden. En dan - hoevelen zouden nog kúnnen, al wilden ze? Er zijn meer ongefortuneerden dan kapitalisten, en waar nu de vrouw zelf geen inkomen heeft, is 't haar onmogelijk heen te gaan. Welke vrouw, die zichzelf respecteert, zal dan na de scheiding nog afhankelijk willen zijn van den man, voor wien ze niets meer kan wezen, geen vrouw, zelfs geen huishoudster meer, niets dan een luxe-artikel op zijn ouden dag, en aangezien wel het grootste procent niet gelukkige huwelijken schipbreuk lijden op een ledige geldtrommel, zullen al die vrouwtjes, als de dood er nìet tusschen komt, wel tot het einde toe gedwongen zijn hun taak niet op te geven.

Och ja, in een roman met een scheiding op 't laatst kan je je helden en heldinnen zooveel geld geven, als 't je zelf goeddunkt.

‘Sleur,’ zal na lezing misschien een verontwaardigde lezeres zeggen. Neen, lieve mevrouw, geen sleur, maar nog een zachtglimmende vonk van de vroegere genegenheid, smeulende onder de asch van verbrande illusies.

'k Heb het niet gehad over die dood-ongelukkige huwelijken, als het door groote karakterfouten onmogelijk wordt gemaakt tot samenleving, maar over die doorsnee huwelijken, zooals we ze allen kennen, van au fond geen kwade menschen met niet al te grove gebreken, doch die elkaar niet bevredigen. - Over zulke handelen ook genoemde romans en tegen zulke echtscheidingen protesteer ik, omdat ze indruischen tegen de werkelijkheid.

NORMA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken