Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
La Vierge.

Maagd is vrouwelijk. Een mannelijke maagd is een contradictio in terminis. Een onmogelijkheid dus....

Een maagdelijkeman is - een zeldzaamheid. Waarom? Om velerlei redenen. Zoo heet het, waarvan als de voornaamste kunnen worden aangemerkt eerstens; dat zijn natuur geheel anders dan de hare, waardoor onthouding voor hem veel moeielijker is dan voor haar; tweedens heet de verleiding voor hem grooter en algemeener; derdens omdat de vrouw meer passief heet te blijven.

Er bestaan drie boeken (en waarschijnlijk wel meer), te weten: Zelfopvoeding, door Prof. Paul Dubois - Titia van der Tuuk, L'éducation de la Volonté, door Jules Payot en Das nächste Geschlecht, door Hans Wegener, welke drie boeken de hierboven genoemde redenen (of wil men liever zeggen verontschuldigingen) eenvoudigweg brandmerken als leugens.

Toegegeven dat de natuur eens mans anders is dan die eener vrouw; dat spreekt even vanzelf als dat beider lichamen volgens een verschillend systeem zijn opgebouwd. Daarbij kan evenwel bescheidenlijk worden opgemerkt, dat essentieël beider lichamen eender zijn, rudimentair bij voorbeeld. Volgens de geneesheeren bestaan geen uitsluitend vrouwelijke

[pagina 434]
[p. 434]

of uitsluitend mannelijke lichamen en is de afscheiding tusschen de twee geslachten niet zoo lijnzeker te trekken als men wel denkt. Waaruit dan vanzelf de conclusie zou te maken zijn dat er ook geen uitsluitend mannelijke of uitsluitend vrouwelijke naturen bestaan.... Onthouding voor den man zooveel moeielijker. Waar zetelt die onthouding in? In 's menschen gedachten. Waar die zich niet bezig houden met sommige zaken kan van een uitdrukkelijken, onbedwingbaren eisch des lìchaams moeilijk sprake wezen.

De verleiding voor den man grooter en algemeener. Daar nu zit een kern van waarheid in omdat de man geen gevolgen te duchten heeft zooals de vrouw. Vandaar dat niet de verleiding zèlf grooter is bij hem, maar wel zijn eigen neiging om maar toe te geven aan de zich biedende gelegenheid. Men spreekt soms van grootere behoeften bij den man dan bij de vrouw. Het kan wezen. Zou dat echter niet meer zoo schijnen? Er zijn vrouwen genoeg die ze ook hebben en daaronder lijden - stilzwijgend, wijl van een vrouw geëischt wordt niet aan die behoeften toe te geven, maar eerder te huichelen en comedie te spelen, waar den man de vrijheid gelaten wordt ‘to sow his wild oats’. Hebben alleen mannen ‘wild oats’ en zijn alle vrouwen van nature passief?

Het mocht wat!

Waar de vrouw in onze dagen zoo ijvert voor gelijkheid in rechten moest ze m.i. in de eerste plaats op dat gebied een einde zien te maken aan de voorkomende misstanden.

Het is een schandaal dat ‘men’ voor elke wilde-harenman een vergoelijkende glimlach over heeft en de vrouw die ‘valt’ krasweg doodverft als slet. Of beiden verontschuldigen of beiden veroordeelen. Het feit is hetzelfde: beiden hebben hun maagdelijkheid prijs gegeven. En het zijn de omstandigheden die moeten uitmaken waar te laken, en waar te verontschuldigen is.

Volgens Tolstoï is de maagdelijke toestand de eenig natuurlijke. Wie zijn Kreutzer Sonate gelezen heeft, kent zijn opinie over de geslachtelijke kwestie. Volgens Tolstoi dan is alle sexualiteit slecht. Zijn betoog geeft te denken; en al lezende kan men niet anders dan veelal te knikken: ja, hij heeft groot gelijk.

Edoch, bij nadere overpeinzing dringt het tot ons door dat hij de zaken scheef voorstelt, dat er geen sprake is van onnatuurlijkheid in zake schending der maagdelijkheid. Had Tolstoï gelijk, dan ware immers alle voortplanting uit den booze. Is nu voortplanting tegen de natuur of een harer wetten?

Tolstoï scheldt de Liefde uit. Zijn gansche Kreutzer Sonate is een uitmaken van de Liefde voor - zinnelijke hartstocht. ‘Ausbrüche von dem was wir Liebe nannten’ zegt hij ergens in de Duitsche vertaling van het boek. De quintessens van de heele tragedie van dat huwelijk was dit: dat de beide hoofdpersonen de ware niet voor elkander waren. Zij hadden zich in elkaar vergist en voor liefde aangezien wat iets heel anders bleek te wezen. Dat geeft hij trouwens zelf toe: de aantrekking welke zijn vrouw op hem uitoefende zat 'm ih het snit van een Jersey-lijfje.

Ruw-weg en pijnlijk-eerlijk geanalyseerd. De fout die hij echter begaat is dat hij per se generaliseeren wil: alle liefde gaat uit van - ja van Jersey-lijfjes.

Voor wie die meening is toegedaan is een huwelijk ongelukkig, aangezien lijfelijke bekoring uitteraard niet durend kan wezen. En dan is de delinquent gemakzuchtig genoeg alle schuld te werpen op de Liefde die per slot van rekening een hersenschim bleek.

Het doel van de zedeleer moet wezen aan de Liefde haar waren troonzetel te hergeven. Mannen zoowel als vrouwen geldt dit. Cijfer voor een oogenblik alle differenzen tusschen de geslachten weg en beschouw ze als menschelijke wezens met menschelijke en geestelijke neigingen. Maagdelijk wordt de mensch geboren, maar draagt de grootsche en heerlijke bestemming van de verbreking dier maagdelijkheid met het doel een volgend geslacht in het leven te roepen.

Dat doel nu wordt te veel uit het oog verloren. Waar men scheldt op de sexualiteit vergeet men dat doel. Alleen dáár kan sprake wezen van onzedelijkheid waar men de mogelijkheid op gevolgen negeert.

En zit daarin niet het eenige verschil tusschen de opvatting des mans en die der vrouw? Zij is de draagster van dat gevolg, zij werkt het uit, vandaar dat haar gedachten daar meer mede bezig zullen zijn dan de zijne. Omdat hij daarnà kan vergeten. Zij niet. Niet altijd ten minste.

Het grootste schild dan ook dat de vrouw draagt tegen de verleiding die voor haar even groot is als voor hem, is juist de mogelijkheid op dat gevolg. De vrouw die daar bang voor is, zal de daad vlieden. De reine vrouw altijd en niet zij wier brein verpest is door neo-malthusianistische preeken.

[pagina 435]
[p. 435]

De man kent die vrees niet. Hij geeft toe en vergeet. Er is bij hem geen sprake van zelf te dragen gevolg, wèl echter van een door hem opgedragen gevolg. En waar de man toegeeft en vergeet verliest hij juist die ontzaglijke verantwoordelijkheid uit het oog, welke voor hem het sterkste schild moest wezen tegen de verleiding.

De vrouw ontvliedt wijl ze voor haarzelve vreest; (in het algemeen gesproken en uitzonderingen daargelaten) een zuiver egoistische zedelijkheid dus. De man behoorde te ontvlieden wijl hij vreest voor het heil der vrouw.

Men zal begrijpen dat hier slechts gesproken wordt van liefde zonder huwelijk.

Waarom is nu maagdelijkheid-kuischheid voor den man zooveel moeilijker dan voor de vrouw? Eenvoudig hierom: wijl onbaatzuchtigheid onnoemelijk veel zwaarder is te betrachten dan zelfzucht-zelfbehoud.

Waar de man van zijn jeugd afgewend is de vrouw te eerbiedigen als iets heel liefs en heiligs, is vanzelf hem een wapen in handen gegeven tegen onkuischheid. De man moet het begrip vrouw zoo hoog houden dat hij het niet zou durven wagen haar te naderen met onreine handen en oogen. De liefde van den man voor de vrouw moet te groot wezen om haar te kunnen ontheiligen door zuiver zinnelijkheid.

De man, die een goede, een ware moeder gehad heeft, voor hem de éérste verpersoonlijking van het wezen der vrouw, die man heeft dat wapen in handen.

Zijn moeder!

Aan haar de grootste taak die jonge, ontluikende mannelijkheid te leiden. Zonder valsche schaamte, zonder vrees ook onreine nieuwsgierigheid te wekken, maar begiftigd met dien zeldzamen tact van juist zooveel te zeggen als kiesch en zooveel te verzwijgen als mogelijk is in gesprekken van hart tot hart, teeder, liefdevol en eerlijk. Een moeder die voor den zoon is de liefste, beste belichaming der Vrouw wijl zij hem geleerd heeft hoe die vrouw te beschouwen in waarheid en in reinheid. Een moeder zonder die onwezenlijke preutschheid tegenover haar kinderen, maar voor wie de dingen zijn eenvoudig, natuurlijk en daarom rein en mooi. De moeder, die wijst op het Doel en haar kind leert daad en gevolg in zijn geest onafscheidelijk te verbinden.

Waar een man zulk een moeder gehad heeft die zijn jeugd heeft geleid, zal hij de vrouw met andere oogen aanzien dan hij die haar heeft ontbeerd. Zulk een man zal zijn kuíschheid kunnen bewaren zonder veel strijd als een kostelijke schat.

Omdat hij geleerd heeft waaròm kuisch te moeten blijven totdat - totdat hij Haar ontmoet op zijn levensweg. Zij, wier baanbereidster zijn moeder is geweest.

Waar de man - en terecht - eischt van het meisje dat hem het jawoord geeft: zuiverheid, opdat hij de éérste is voor haar, daar mag met evenveel billijkheid zij van hem eischen: ongereptheid. Waar zij zich geeft rein en onschuldig in den waren zin des woords, moet ook hij haar nemen unberührt.

Ik heb eens een man hooren zeggen: ik zou geen afgelikte boterham willen hebben. Als alle meisjes dat ook zeiden, wat bleef er dan wel over van het aantal huwelijksaankondigingen in den burgerlijken stand! Een afgelikte boterham. Het gros der mannen is dat als ze trouwen. En het meisje neemt daar genoegen mee; in de meeste gevallen vindt ze dat zelfs heel natuurlijk, opgegroeid als ze is in het idee dat een man zijn wilde haren moet verliezen in zijn jeugd om later een bezadigd echtvriend te kunnen worden. Een enkele onder haar zal wellicht vaag in zich de vraag voelen opkomen: en mijn puurheid dan? Dadelijk echter wordt aan die stem het zwijgen opgelegd: met de vrouw is dat iets heel anders. Als ze dan logisch redeneerde, zou ze de gevolgtrekking kunnen maken dat dan de vrouw wel hooger moet staan dan de man, waar zij haar maagdelijkheid bewaart voor haar echtgenoot en hij de zijne schonk aan de eerste de beste.

Echter zooals boven gezegd is, staat ze in de meeste gevallen slechts negatief hooger dan hij. Vréés hield haar in toom. Er is bij den man óók zulk een gedwongen kuischheid voortspruitend uit vréés. Er zijn mannen die zich ongerept bewaarden enkel en alleen omdat ze bang waren voor de een of andere ziekte. Onnoodig te zeggen dat zulk een zedelijkheid al even weinig waarde heeft als die der gevolgen-vreezende vrouw.

Welke man of vrouw mag dan in waarachtigheid kuisch genoemd worden? Die in waarheid maagd is gebleven naar het lichaam dóór den geest, uit Liefde. Die van den beginne af de andere sekse heilig houdt en nimmer het Doel uit het oog verloor. Die eigen lichaam begrijpt en het eerbiedigt, het rein houdt voor die(n) ééne(n) Ander waar-

[pagina 436]
[p. 436]

van de gebenedijde komst met teeder verlangen tegemoet wordt gezien. Die de ernstige gelofte in zich omdraagt van eenmaal die(n) Ander te willen tegemoet komen met reine oogen en vlekkelooze handen: ‘Zie hier ben ik. Ik heb je gewacht en mijn gedachten zijn steeds vervuld geweest van jou alleen, mijn lief.’ Voor wie de Liefde is het mooiste Godsgeschenk, zich door een rein leven waardig gemaakt.

De man, die de bloote zinnelijkheid schuwt, en zijn oogen er aan gewend heeft de vrouw aan te zien niet als een schoon lichaam alleen, maar als de draagster eenmaal van zijn kinderen.

De gedachte aan het kind heiligt de Liefde tusschen man en vrouw en is de eenige waarborg voor een waarachtige zedelijkheid. Sexualiteit is niet slecht tusschen twee wezens die willen, gaarne en van ganscher harte: het gevolg.

De man eerbiedige het moederschap der vrouw door hem.

En hij, die zelf een lieve moeder heeft gehad zal dat begrijpen. Voor hem is de Vrouw heilig en zijn eigen lichaam mooi, te mooi om het als genotmiddel te misbruiken. Hij die heeft geleerd het wezen der Liefde te begrijpen, verbeidt en liefheeft zal in dien wachtenstijd ziel en lijf puur, blank en ongerept houden in blijdschap, opdat, als zij komt, hij haar met vasten, onbeschroomden blik in de reine, vertrouwensvolle oogen zal kunnen zien, met op zijn lippen geen ander zegel dan de heilige kus van zijn moeder.

ALTER EGO.

 

Dit is het laatste der tallooze artikelen en gedachtenwisselingen, mij toegezonden naar aanleiding van Ego's in de rubriek gedachtenwisseling (buiten verantwoordelijkheid der redactie) opgenomen artikel in de Lelie van 27 September 1911. Ego's repliek zal nu verschijnen in het hierna volgend nommer.

Redactrice Holl: Lelie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken