Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)

Repliek van Ego.Ga naar voetnoot1)

‘Je ne parle que de l'amour profane, car, au vrai, il n'en est point d'autre qui vaille’
(Maurice Maindron).

De storm is komen aanbulderen; wel niet zoo hevig als die van 30 September, welke zoovele woudreuzen geveld heeft, maar hij was toch krachtig genoeg om zoo'n verwaten (?) EGO met één ruk te doen sneven.

Trouwens ik had het wel gevreesd. Ik zelf had van steenigen gesproken, en ook van uitgooien, maar de geachte Redactrice heeft mij misschien daarvoor behoed, nu zij schreefGa naar voetnoot2): ‘Ik ben Ego in elk geval dankbaar voor zijn gedachtenwisseling omdat...’

Zij had groot gelijk, want, als Ouida in haar Pascarel (vertaling, blz. 22) schrijft: ‘In de zachte schemering brandden zijne oogen in de mijne; trokken zijne armen mij naar zich toe; raakten zijn lippen mijn handen, mijn wangen, mijn hals aan...’, laat zij terecht deze vraag er op volgen: ‘Zijn er schepselen die nimmer dusdanige uren hebben gehad? - dan kennen zij slechts de helft der menschelijke taal, hebben zij slechts hall het licht der zon aanschouwd.’

Voor die velen onder de vrouwen schreef ik mijne beschouwingen; niet voor die anderen die alles genoten hebbende, of nog genieten, geen open oog hebben voor hare zusteren, in zoo'n ontzettend groot aantal, voor wie het liefdegeluk een gesloten boek is, en vermoedelijk in de toekomst, naar de conventie, gesloten blijven zal. Immers laat niet een der lezers vergeten, dat ik schreef (blz. 201): ‘Ik wil..., dat het meisje niet blussche haar aandrift, indien de huwelijkstijd voorbij lijktGa naar voetnoot1), waar de man haar zulks biedt, opdat, enz.’

Het meisje, het jonge meisje, beginne met zich in alle opzichten rein te houden. Dit meen ik zoo oprecht, en ten volle, dat ik juichte toen ik las, wat Fernande zegt tegen haar man in ‘Les Marionnettes’, comédie en quatre actes par P. Wolff (Acte prem., Sc. XI):

‘Eh bien, je persiste à croire que la jeune fille qui a grandi, vécu loin de tout, près d'un brave hommeGa naar voetnoot2) qui lui a enseigné la simplicité, la pitié et l'indulgence - toutes ces vertus, dont vous semblez faire fi - est dans la vérité. Elle arrive au mariage irréprochable, car elle apporte à son mari un coeur qui ne s'est pas effrité dans les amourettes multiples où on laisse toujours un peu de sa pureté’.

En worden die woorden van Fernande in onze dagen, nu de flirt, met haar achtergrond, het scharrelen,Ga naar voetnoot3) zoo algemeen is, haast épidemisch heerscht, nu wel juist door de belanghebbenden in aanmerking genomen en behartigd, en mag ik dan niet, in verband daarmede, veronderstellen, dat het groot aantal onder haar, dat gedupeerd wordt, of is, door niet te huwenGa naar voetnoot4), juist omdat zij ouder, rijper, verstandiger worden, evenzeer behoefte zullen gaan krijgen aan liefde

[pagina 474]
[p. 474]

van den man, waar de jongeling slechts kon en mocht geven zijn zoogenaamde kalverliefde.

En hoevele meisjes zijn er, die in haar aanstaanden man dezelfde zuiverheid zullen eischen, welke zij geven moeten, en is iedere kus, welke zij gewisseld hebben met een man of jongeling, gelijk aan die welke broeder of vader geeft? Geschiedt dat beroeren der lippen zonder eenige zinnelijkheid; kan men daarbij spreken van zieleliefde, en is zoo'n kus niet het begin van het einde? Geloof mij vrij, ik kan best de zon in het water zien schijnen, maar men moet mij van boord blijven, met die eeuwige kuischheidskus van 't meisje en van de vrouw.

Een aardige mop uit de Fliegende Blätter. Een moeder betrapt haar dochter bij 't in ontvangstnemen van een kus van een Luitenant. Verwijtend zegt zij, men laat zich alleen kussen door zijn aanstaanden man, en de dochter repliceert, maar ik kan ze toch niet allen trouwen. Het is een ui, maar de toestand wordt er scherp door geteekend.

Men heeft mij verweten, dat ik dit onderwerp heb aangedurfd, maar is het vijgeblaadje in onze musea en winkelkasten niet veel onreiner dan wat er door verborgen wordt gehouden?

Waarom zou ik dan niet eens waar mogen zijn, waar mijne tegenstanders misschien juist geheel onwaar zijn. Wellicht zijn zij dit ter goeder trouw, in het vuur der verontwaardiging, maar wie uwer geheel zonder eenige sexueele zonde is, zelfs in gedachte of droom,Ga naar voetnoot1) neme den steen op en steenige Ego tot doodens toe.

Het boek van Forel is niet mijn evangelie, toch onderschrijf ik, waar hij zegt:

‘Men moet het huwelijk tegelijk als een middel voor een normale bevrediging van de geslachtsdrift en als ethische, sociale levensschool beschouwen, maar niet als een van beide alleen. Deeling van den arbeid, deeling van de plichten, volkomen gelijkheid van recht en gemeenzamen socialen arbeid zijn geschikt om den sexueelen band tusschen beide echtgenooten steeds vaster aan te halen. Door een verhoogd sociaal-menschelijk inzicht worden daarin de egoïstische gevoelens, vooral de ijverzucht, lichter overwonnen. Door het medewerken aan het geluk en ook in het bijzonder aan het sexueel geluk van anderen, zullen zulke gehuwden steeds meer de sexueele zwakheden van andere menschen leeren verontschuldigen en vergeven. Zij zullen niet meer hoogmoedig en verachtend op het meisje met het onechte kind, op de gescheiden vrouw, op het concubinaat.... van hun medemenschen neerzien’.

Zou de vrouw minder behoefte aan liefde hebben dan de man?

Er wordt altijd vanwege de vrouw beweerd, dat een man anders is aangelegd en gebouwd dan eene vrouw, maar even waar is toch ook dat eene vrouw geheel anders is gebouwd dan een man, en toch bij veel verschil toch ook, wat prikkeling betreft, overeenkomst met den man heeft. Dit is nu maar geen praatje, maar het omkeeren van den door de vrouw gestelden zin heeft een diepe beteekenis.

Laat iedere vrouwelijke arts de vrouw op dat stuk van bouw maar eens inlichten, en al willen de meeste vrouwen nu onwaar zijn, toch kunnen zij niet ontkennen, dat er iets is in hun bouw, dat haar eveneens drijft tot zinnelijk begeeren.

Of valt te ontkennen wat ik onlangs in de ‘Wetenschappelijke Bladen’ las, in een opstel over den bedienden-stand in de Parijsche modemagazijnen?

‘Het mag vreemd voorkomen, dat men bij vele afdeelingen van uitsluitend vrouwelijke artikelen (in Fransche Modemagazijnen) verkoopers inplaats van verkoopsters vindt. Tisseyre Anauké geeft daarover een zeer onkiesche verklaring en die, als zij juist is, zeker den fijnen handelsneus van de directeuren meer eer aandoet dan hun zedelijk gevoel. En het zou zeer goed mogelijk zijn dat dit niet enkel een boosaardig verzinsel ware, want de eerlijke Artand schrijft hierover, nuchter maar duidelijk; ‘...het aantal vrouwelijke bedienden bij den verkoop neemt eer af dan toe. Dit komt vooral daarvandaan dat men met blijkbaar oneerbare bedoeling de afdeelingen voor modes en vrouwelijke artikelen hoe langer hoe meer aan mannelijke bedienden begint toe te vertrouwen’.

En wat te denken van een voorgenomen manverloting, waarvan 't bericht in de Nieuwe Courant uit het Handelsblad werd overgenomen, De zaak is te aardig om niet gereleveerd te worden.

De opofferende redacteur.

Uit Oost-Europa - het is ditmaal weer niet Amerika, maar de stad Odessa, die ons het bericht brengt - bereikt ons de mededeeling van een nieuw journalistiek bedenksel, dat een plaatselijk blad heeft uitgedacht om zich te laten lezen.
Tot dusver heeft het publiek op dit gebied al van menigerlei zonderlingheid kunnen profiteeren
, waarmee sommige kranten abonné's trachten te lokken.
De Koerier van Odessa overtreft al deze reclame-middelen, door een van zijn redacteuren als premie beschikbaar te stellen voor zijn lezers.
Een knappe, gezonde
, jonge journalist!
De vrouwelijke abboné's zullen in haar krant een nummer vinden
, en zal het lot aanwijzen wie het winnend nummer trok.
Aldus deelt de redactie deze nieuwste dagbladpremie mee:
[pagina 475]
[p. 475]
‘De heer Boris G., redacteur van de Koerier van Odessa, verklaart zich bereid, drie maanden na het verschijnen van deze mededeeling voor het altaar te geleiden een der vrouwelijke abonné's van dit blad. Noch rijkdom, noch armoede, leeftijd, nog gebrekkigheid zullen eenigen invloed uitoefenen op dit huwelijk. De winnende dame zal door het lot worden aangewezen zonder onderscheid van persoon. Bovendien verplicht de directie van den Koerier van Odessa zich, aan den heer Boris G. uit te betalen een maandelijksche uitkeering van 250 roebel, terwijl de bruid een huwelijksgeschenk zal ontvangen van 500 roebel.’
Welk een premie: het huwelijksgeluk, een maandelijksche toelage en een bruidschat!
Het zal er storm loopen voor de abonnementsloketjes van den Koerier van Odessa.
Het is een geniaal denkbeeld van den directeur van het blad
En bijna zou men geneigd zijn het over te nemen en elders toe te passen.
Maar waar vindt men in de redactiebureaux de knappe
, gezonde, jonge redacteurs voor het grijpen?
En ook: wie van ons stelt zich voor zulke beroepsopofferingen beschikbaar!

(Hbl.)

Laten we toch waar zijn, en niet de oogen sluiten voor wat we dagelijks om ons heen zien gebeuren.

Verliefden op een wilde in den Dierentuin, verliefden op acteurs, verliefden op musici. Zijn dat nu allen mallooten of abnormalen? Als dat waar is ziet het er treurig met de vrouw uit, en krijg ik angst en zorg voor onze nakomelingschap.

Waar de vrouw meent zich slechts in eene alles overheerschende ziele liefde te kunnen en te zullen geven ‘spookt een mengsel van huichelarij, mystiek, dwaze gebruiken, vooroordeel, mode, het aanbidden van overgeleverde zoogenaamde goede zeden, geldzucht en God weet wat al niet meer in de hoofden’, en verwart volkomen het in de vrouw, zoo goed als in den man, gelegde begrip van sexueel samenvoegen.

Ik wensch de Dames(?) D. Zijlstra, te Sneek, M.C. Visser en Ch. HeymansGa naar voetnoot1) geluk, dat zij naar lichaam en ziel zoo kern-gezond zijn, en dat haar (hun) geest in alle opzichten het lichaam beheerscht. Nu, en in de toekomst, hoop ik dat zulks blijven zal, en ook dat zij, zoo zij waar en oprecht in hun schrijven zijn geweest, nooit één letter van het door haar geschreveve zullen behoeven terug te nemen.

Hebben zij mij bekeerd? O, Heere neen, want waar eindigt de normale vrouw, en begint de sexueel-ziekelijk aangelegde?

Het toegeven aan zijn lusten in onbeperkten zin, (Visser) heb ik niet bepleit. Ik sprak van 't geven van een beetje liefde, en daar de liefde de lusten doet ontvlammen, heb ik mij zelven geen verwijten te doen, want ik liet de liefde aan de lust voorafgaan, en sprak daarbij nog wel van innige sympathie en bovendien nog van kuischheidszin (bl. 20).

 

(Slot volgt.)

voetnoot1)
Zie Holl. Lelie van 27/9 1911. (Ged. w. I).
voetnoot2)
Zie Holl. Lelie van 11/10 1911. (Corr. aan Jimmy).
voetnoot1)
Thans onderstreep ik.
voetnoot2)
In casu haar oom.
voetnoot3)
Daaronder wordt meerendeels verstaan 't ‘gaan’ met een jongmensch, ofte wel de straatliefde, buiten de ouderlijke woning om, en buiten 't ouderlijk weten, waartoe behoort 't opzoeken van zeer afgelegen bosch- of duinplekjes, kamerbezoek, enz., enz., enz., alles met of zonder de bekende ‘middelen’ (Moeders past op Uwe dochters), en dat wijst dan heen naar ideeële, reine, hooge, heerlijke ziele-liefde, tot over graf en dood, waarvoor zeker ook moeten getuigen (?)!, de 2e, 3e en 4e engagementen en huwelijken! En, wil men dat scharrelen niet brengen tot over de grens van den meer deftigen of zeer deftigen stand, dan hebben we maar eens te lezen in Marie Corelli's ‘de ware man Gods,’ wat gezegd wordt over de niet meer blozende jonge meisjes en over de overspelige en zondige vrouwen, in de wereld, en niet daar buiten, en nog wel in het vrome en puriteinsche Engeland.
Ik roep de vrouw toe: Steek Uw hand in eigen boezem, en zwijg, of.... beken, erken, en.... herken U zelve. Heb daartoe de durf! Let echter wel, ik generaliseer, maar ik spreek tot niet ééne in 't bijzonder.
voetnoot4)
Zie ook Corr. met A.B. in Holl. Lelie van 25 Oct. over liefde en verliefdheid. - En ook, waarom heeft bij de meisjes een Don Juan veel voor boven een braven Hendrik? - Is dan ziele- of zinneliefde in 't spel?
Ook zou ik willen vragen, blijft ieder meisje en iedere vrouw rein van gedachten en van gevoel, indien zij op een bal met tal van cavaliers in aanraking komt?
voetnoot1)
Jungmädchenlied.
 
Ich bin jetzt oft versunken
 
Selbst tags in Träumerein;
 
Ich bin jetzt oft wie trunken
 
Und trank doch niemals Wein
 
Mein Herz und meine Glieder
 
Sind süsz berauscht von Flieder
 
Und jungem Sonnenschein.
 
 
 
Vor Menschen musz ich's hehlen,
 
Gott aber kennt mein Blut:
 
Sehnsüchtige Wünsche quälen
 
Mich oft mit heiszem Glut!
 
Ich trag in Scham und Bangen
 
Nach einem Mann verlangen,
 
Der mir am Herzen ruht.
 
 
 
Mein Mund wird rot in Traume,
 
Wenn er im Traum mir naht.
 
Ständ' ich am Apfelbaume,
 
Ich tät wie Eva tat. -
 
Doch bin ich selbst ein Garten
 
Und musz es still erwarten,
 
Ob wer mich gerne hat...
 
(G. Busse - Palma).

voetnoot1)
Zie Holl. Lelie v. 4 Oct.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken