Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)

Aan ‘Zoekende’.
(Zie Holl. Lelie no. 21).

Wat U het meest nood doet naar ik meen, is het inzicht dezer waarheid: Vrees is slecht, want zij verlamt onze besluiten en doet weifelen waar wij de inspraak van ons innerlijk weten zònder weifeling moesten volgen, onbevreesd; vrees voert ook tot lafheid in velerlei opzicht en verwekt haat jegens de onbevreesden. Daartegenover staat Godsvertrouwen als veilige richtbaak.

Waar wij voor eenige keus staan, zal Godsvertrouwen ons het rechte doen kiezen en het best is den zóó getoonden weg met beslistheid in te slaan, onbevreesd niet alleen voor onze eigen persoonlijkheid, maar ook voor hen die wij betrokken zien in onze beslissing; ook voor hen moeten wij een blij vertrouwen behouden, al schijnt het ook zeker dat wij hen leed berokkenen of, los van onze hoede, hen een leed tegemoet moeten laten gaan.

Er komt in de geestelijke ontwikkeling van elk mensch een tijd dat hij ziet: hoe elke ervaring een welgepaste steen aan 't huis zijns levens voegde en zijn heil diende, terwijl hij kampte en leed naar lichaam en ziel - en dat zien is een groote blijdschap. Niets verlangt hij dan nog ongedaan te maken, wijl hij niets uit zijn rijke leven zou willen missen en hij weet dat èlk ander individuGa naar voetnoot*) hetzelfde zal gewaar worden op zijnen tijd. Tevens echter weet hij dan, dat geen der gevolgen welke hij veroorzaakte uitblijven kan en - vreesloos - is hij tevens bereid, elk gevolg te aanvaarden en goed te maken wat hij kan, zonder aan verlammend en nutteloos berouw plaats te laten; evenmin vreest hij de gevolgen die anderen zullen aandoen, wetend dat voor 't heden alles afhangt van de wijze waarop iemand het hem wedervarende (leed en vreugd) aanvaardt en dat die wijze bepaald wordt door de eigen innerlijke ontwikkeling van het betrokken individu.

Geen wijsheid kan verkregen worden zonder de leering die wij uit onze dwalingen putten; geen hoogten van geluk worden bestegen dan na diepten van smart te zijn doorgegaan. Ik spreek nu tot U uit eigen ervaring en uit kracht van eigen weten!

Gij meent dat egoïsme ten slotte de grond zou zijn van elke goede daad. Maar wij kunnen geen daad volbrengen die tégen onzen aard is, tenzij in den staat van ontoerekenbaarheid: beheerscht door eenen drang die machtiger is dan de zelfverworven wilskracht. Eer de daad ontstond wás de gedachte en de gedachten die uit onzen aard voortkomen rijpen tot die daden voor welke wij ons verantwoordelijk weten. Zoo gij er dan vrede mee hebt, wanneer een voor u zelf nadeelige daad tot geluk, vrede of hulp van een ander dient, is uwe aard ook zelf-verloochenend, nièt zelf-zuchtig.

Alles terug te brengen tot egoïsme is alleen dan mogelijk, als men gevoelt, dat zoolang er nog geleden wordt niemand onvermengd geluk kan smaken. Maar dit is het éénheidsgevoel, dat zich zelf kent in anderen, anderen in zichzelf en beseft, dat alle (schijnbaar) afgescheiden zelven één zijn in het eene Zelf, dat is in God. Maar dit gevoel staat hoog boven de tegenstellingen egoïsme en altruïsme. Zelfzucht en broederzucht, zijn de verwordingen van Zelfzin en Broederzin die in wezen één zijn.

- ‘dat er slechte daden worden gepleegd om goede daden te doen ontstaan’ gelooft u niet - en terecht! Hoe zou uit het slechte ooit goed, uit haat ooit liefde geboren worden? Maar wat bepaalt het ‘slechte’ of ‘goede’ van eenige daad?

Het goede in eenige daad, wordt bepaald door den God-geneigden zin van den bedrijver; kwaad ontstaat waar een wil van Gods Wil àfneigt.

Uit de middeleeuwen klinkt ons een machtig woord toe: Ad majorem Dei gloriam! Er zijn ook, onder den valschen leus van ‘Godes eer’ daden van liefdeloosheid en geweld, daden van huichelarij en haat gepleegd; maar niettemin:

 
‘hun was Gods Glorie aller werken doel
 
en o, dat niet voor ons verzwakt bevatten
 
de branding van dat machtig woord verkoel'
 
wanneer wij 't huis van schijn uiteen zien spatten,
 
waarin de ziel haar sterkste wezen sloot.’
 
Fr. v. Eeden. Lied v. Schijn en Wezen.

Daar God de Kenbron is, door geen kennis ons te rooven, zij de toetssteen voor alle kennis, alle kunst, elk inzicht ‘kenning Gods en lof’ en hiertoe moeten wij bezield zijn door

 
‘de wijding, hoogste zielestaat, dat gloren
 
waarbij in taal, in lied, in kleur, in steen
 
de schitterendste wrochtsels zijn geboren’
 
ibid.

Door dat wij-gevoel geleid, zullen wij in elke daad der Liefde getrouw zijn en waar wij dwalen, zal God ons door smart terechtwijzen; dat wij die smart getroost aanvaarden, ter liefde van Hem!

Ge kunt een daad doen, - door handeling of onthouding - die de wereld liefdeloos of slecht noemt en nochtans geleid zijn door wijze liefde. - Liefde moèt wijs zijn en sterk genoeg om den schijn van hardheid te dragen; anders is zij zwakheid, die eigen schijnrust liever heeft dan anderer heil. - Maar dat liefde tot eenig mensch, denkbeeld of kennis, ons nooit ontrouw make aan God, want dan hebben wij ons hoogste Zelf bedrogen. -

U gelooft niet ‘dat een Almacht het slechte toelaat ongestraft, om anderen te straffen of te beproeven.’ Neen, zoo is het ook niet!

Hoe het dan wèl is? -

Zie, hier kan ik niet langer spreken van wéten, hier kan ik slechts getuigen van geloof: dat is,

[pagina 584]
[p. 584]

van wat ik aannam op gezag van leeringen en als uitkomst van overdenkingen die mijn gevoel en verstand bevredigen, die redelijk en zedelijk aan mijnen tegenwoordigen staat van ontwikkeling beantwoorden.

En dan geloof ik:

Aan de Almacht, die wij niet kunnen kennen dan,

 
‘.... waar die zich wil toonen,
 
eindloos verheven, eindeloos subtiel,
 
als d'Oerkracht, drijvend zonnen en ionen,
 
of als Gerechtigheid in onze ziel’

- die boven alle paren van tegenstellingen verheven is, die ontastbaar blijft voor ons verstand, onbeeldbaar voor ons gevoel.

Aan onzen Schepper, als deel der Almacht - zooals wij deelen van Hem zijn -, die ‘het Goddelijk Offer’ bracht, zich beperkend in ruimte en in tijd, Zijnen Almacht bindend aan de Wetten welke hij in Zijne Schepping legde opdat wij, als Geest-embryo's van Hem uitgegaan, als goden tot Hem zouden mogen wederkeeren ‘Volmaakt, gelijk Uwe Hemelsche Vader volmaakt is’.

Aan Christus, in wien onze Schepper zich onder vele namen, te verschillender tijd en plaats aan ons openbaarde, en in wien Hij zich gewis nog meermalen openbaren zal, die ons den Weg, de Waarheid en het Leven toonde, die ons het voorbeeld gaf ‘hoe schoon geloof de vuige vrees verjaagt’ zoodat niet langer het lijden wordt geducht, maar wel de Waan. Die ons lijden duldend meedraagt en die ook

 
‘om één lam dat nog ronddoolt in den nacht
 
zal (....) van de welbehouden schapen keeren,
 
neerdalen uit de sfeer waar pijn niet is,
 
om het te zoeken in den mist van waan,
 
om het te dragen, mèt zijn zonde en leed.’
 
 
 
Fr v. E de Broeders

Die is in allen, allen in hem; die niet vrij is van wat wij dragen, die, Liefde zelf zijnde, ook voor geen oogenblik uit het Alverband der liefde kan worden losgemaakt.

Aan de heilige Richting, die onze verééniging met God bedoélt.

Aan de goede Wet, die elk gevolg door den veroorzaker doet in ontvangst nemen, opdat die wijsheid verwerve ter meerdere eere Gods. - Want wat nog Scheppingsdrang kent is van levensdrang niet vrij en evolueert dóór de uitkomsten zijner Schepping, die Hem behooren.

Aan ‘Opstanding des Vleesches’ als: herbelichaming op aarde, zoolang in deze aardsfeer nog eenig gevolg valt uit te werken.

Aan de broederschap aller Wezens, als kinderen van éénen Vader, die allen hunnen tijd zullen hebben tot ontwikkeling en volmaking door den Godsvonk in hen.

Ik geloof, dat zooals alle wateren samenvloeien en zich verliezen in den Oceaan, zoo ook alle strevingen en alle stroomingen des geestes zullen samenvloeien in Gods Heil, ‘stil en één’ - voor deze eeuwigheid, totdat eene nieuwe eeuwigheid en een nieuw heelal aanvangt. Aanvang en einde aller Heelallen erken ik voor mijne voorstelling onvatbaar.

Ik geloof dat wij allen Bouwers zijn en dat wij Eénmaal den gansch voltooiden Tempel zullen aanschouwen. Wel dan hem die vreugdvol bouwt, ook al omvat zijn oog nauw het nietige onderdeel waar zijn taak van heden ligt.

Wat u ‘egoïsme’ noemt in het streven der boomen naar het zonnelicht, is de Wil (Gods Wil) die streeft naar ontwikkeling der bestaansvormen waarin Hij zich kennen wil en die in krachtige exemplaren ook beter dat doel bereikt dan in zwakkere. Dit inzicht zal den mensch voeren tot versterking zijner wils- denk- en lichaamskrachten, (tot ontplooiing al zijner vermogens van lichaam, ziel en geest) opdat hij niet verhinderd worde te zijn wat hij kàn en daar allen èlk ander behoeven, in wat elk in 't bijzonder vermag.

In den drang naar voortbestaan is dus geen kwaad. Zelfs de drang naar afscheiding mag voor een bepaald stadium van ontwikkeling geen kwaad genoemd worden, want de individualiteit moèt zich vestigen en handhaven om tot ontplooiing te komen en al naarmate die ontplooiing ruimer kring omvat, zal het individu bij machte zijn hulp en kracht te geven aan anderen, die nog machteloos streven.

Aangaande de gevolgen van zelfmoord bezit ik geen concrete voorstellingen; maar, het denkbeeld ‘straf’ verwerpend, weét ik ik ook hier: geen oorzaak zonder gevolgen! en heb ik de geloofszekerheid, dat die gevolgen moeten samenhangen met het motief dat tot de daad dreef. Laat ons echter eerst onderscheid maken tusschen zelfmoord en vrijen dood. Wat ik onder het laatste versta is schoon en goed; het is de uitkomst der zékerheid - al dan niet overwogen -: nu kan mijn leven niet beter besloten worden, dit einde is de kroon mijns levens! Jezus, Socrates, Curtius, van Schaffelaar, Beyling en tal van anderen; ook door stille helden, van wie de wereld nimmer vernemen zal. Dien vrijen dood zien ook dié helden en heldinnen onder de oogen welke hun leven wagen om Gods wil (ook al erkent hun mond geen God) onder epidemie, of om door levensgevaarlijke proef de gemeenschappelijke kennis te vermeerderen. Hij wordt aanvaard door al wie groot genoeg van ziel zijn om trouw aan eenig Ideaal - dat is trouw aan God - hooger te stellen dan het leven en wier Offer heerlijke vrucht draagt.

Van hen die den dood kiezen ‘om anderen niet tot last te zijn’, zonder den verborgen toeleg persoonlijk lijden te ontgaan, geloof ik niet dat zij goed doen - veeleer ontnemen zij hunnen verzorgers de kans hunne liefde en toewijding te betoonen; voor 't minst, zich te oefenen in geduld en liefdebetoon - maar daar zij onbaatzuchtig waren, geloof ik ook niet dat de gevolgen dezer daad voor hen zwaar te dragen zullen zijn.

Anders met hen, die een eind willen maken aan persoonlijk lijden, die schande, armoede, hulpeloosheid willen ontvluchten in den dood, instede zich willig in Gods hand te geven opdat de smart hen louteren moge en zij een lichtend voorbeeld worden van wedergeboorte en Godsvrede. - Hoe zwaar ook hun lot en hoe begrijpelijk hun daad voor ons, die allen zwakheid kennen, toch was hun motief: verzet tegen Gods Wet - en de ontweken gevolgen moeten tot hen wederkeeren in een volgend (of later) leven, bitterder te dragen wellicht, totdat de schuld geboet is. En in den dood, die zij een ‘nietzijn’ wanen, zullen zij zich gewis bedrogen vinden. Er is geen dood! er is enkel verglijden

[pagina 585]
[p. 585]

van het Leven door vorm nà vorm tot het voor ons vormlooze. En het woord ‘dood’ hebben wij slechts bedacht om aan te duiden wat door het leven werd achtergelaten: het verlaten lichaam.

- Haat is onredelijk; zij diént de ontwikkeling van den begeerteaard, doch is strijdig met geestelijken groei. Daarom moet haat overwonnen worden. - Het is ook onredelijk èn onvroom, den Sterke te haten, want evengoed als ‘het Koninkrijk’ (des Zoons) en ‘de Heerlijkheid’ (des Vaders), is ook ‘de Kracht’ (des H. Geestes) Godes. Misbruikt de Sterke zijn Godsgaaf? tot beter inzicht gekomen zal hij te ernstiger en volkomener zijn kracht in andere richting voeren. ‘Oordeel niet!’ de besten onder ons zullen u bekennen hoe vaak zij nog liefdeloos denken en doen. -

Voor den zwakke mededoogende liefde en hulpvaardigheid, voor den Sterke eerbiedigende liefde en dienstvaardigheid. - Is zijn doel niet het Uwe? - Welnu, dan moogt gij hem ook niet volgen; maar wees niet kortzichtig, zie verder en gij zult ontwaren dat God óók hem behoeft. Is hij een verdrukker? - de Goede Wet wees hem zijnen plaats. Is zijn pad verderf? - God kent zijnen tijd en zal individuen, groepen, volken, rassen, leering doen trekken uit het geschiedende, dat ik strikt rechtvaardig geloof. En zijt gij zelf een Sterke geworden, wiens kracht zich tegengesteld weet aan die van gene, welnu, strijd dan! Maar doe het in Gods Naam en ter Eere Gods: niet slechts zonder bitterheid, maar rustig en blij, dezelfde in overwinning en in nederlaag; want:

‘Deze belichaamde in het lichaam van iedereen is steeds onkwetsbaar, o afstammeling van Bharata; hierom moet gij niet treuren over eenig wezen.’
‘Eén gezindheid bestaande in vastbeslotenheid slechts is hier, o nakomeling van Koeroe, veelvertakt en eindeloos zijn de gedachten van de onbeslotenen.’ Bhagawad Gita 2:30 en 41.

- Spreek niet van ‘bovennatuurlijk’ zoolang het nog mogelijk is iets langs ‘natuurlijken weg’ te verklaren. Feitelijk is ‘bovennatuurlijk’ een woord, dat enkel toepasselijk is op het ongeopenbaarde Bestaan der Almacht; al wat in openbaring leeft en werkdadig is (de werkelijkheid) heeft geen Bestand en behoort tot de Natuur d.i. de openbaring Gods, zij het ook tot ijlere gebieden dan wat voor onze waarneming open ligt.

Naar ik geloof evenwel, is onze waarneming bestemd zich trapsgewijs uittestrekken over gebied na gebied en, het getuigenis aanvaardend van leeraars die ik vertrouw, hebben menschen van alle tijden - de onze niet uitgezonderd - zulke vermogens in zich ontwikkeld. Het is in het licht dier leering waarschijnlijk, dat U met de benaming ‘een zesde zintuig’ dicht bij de waarheid zijt aangaande uwe visioenen, hoewel ‘inspraak eener intelligentie buiten de Uwe’ mij niet onmogelijk schijnt. Met voordacht spreek ik niet van ‘hoogere intelligentie’, want Uw onderscheidingsvermogen moet ge wrakker houden en trachten het te verscherpen.

Dat men, als het lichaam slaapt, zich bewust kan zijn van zich zelf, willend, gevoelend, denkend, begeerend en handelend in andere sfeeren van zijn, meen ik uit eigen ervaring als zéker te mogen aannemen. Hieromtrent kan ik U de lezing aanbevelen van v. Eeden's ‘De Nachtbruid’ als van Leadbeater's ‘Droomen’ en ‘Onzichtbare Helpers’, ook ‘Helderziendheid’ van Leadbeater zou U wellicht van dienst zijn.

In het door U beschreven geval meen ik dat gij recht gehandeld hebt. Laat echter de gewisheid van slechten uitslag U nooit weerhouden van wat ge gevoelt goed te zijn gedaan.

‘De Heilige Heer zeide:

‘Noch doen handelingen Mij aan, noch is bij Mij verlangen naar de vrucht der handeling. Wie Mij zoo kent, die wordt door handelingen niet gebonden.’
‘Van wien alle ondernemingen vrij van oogmerken uit begeerte zijn, wiens daden door het vuur van wijsheid verbrand zijn, dien noemen de verstandige een wijze.’ Bh Gita 4:14 en 19.

en:

‘Elke toegewijde, die welken vorm ook met geloof zoekt te vereeren, dien verleen Ik dat onwankelbaar geloof.’
Bh. G. 7:21.

Laat mij tot besluit U zeggen, dat ook ik veel leed doorstond en dat het mij nog niet spaart. Dat ik uit eigen leven en strijden kèn de diepe verslagenheid, waarin alles wat steun geeft ons ontvalt, alles ijdel bedrog lijkt dat niet den prijs der smart waard is; een wreed spel, dat honende Machtigen met ons drijven. - Maar in diepsten zwaarmoed, in felste smart en terwijl mijn mond verwenscht, juicht mijn ziel Gods Eere uit, wéet ik dat Zijn vaderhand mij niet los laat, wéet ik dat Hij mij het liefst is bovenal en ik nader Hem weer zooals het kind zou doen, dat uit spijtigheid of pijn boos gedaan heeft. En ik weet in Hem onveranderlijk Dezelfde te vinden.

Dan zie ik ook weer waardóor smart macht over mij kreeg: ik had mijn geluk afhankelijk doen zijn van het omringende uiterlijke! terwijl daar niets te vinden is dan wisseling van genot en smart, waar mijn Geluk helder en onaantastbaar boven uit schijnt, zoolang ik het wezenlijke en onwezenlijke blijf onderscheiden! Dan laat ik het onwezenlijke niet langer toe mij te kwellen, en zie weer met vreugde het Wezen-gelijkende als het beste deel der werkelijkheid. -

EEN STREVENDE.

voetnoot*)
Individu staat hier voor het ondeelbaar (dividere = deelen) beginsel van elk mensch, dat geboorte na geboorte zich ontwikkelt en aan de achtereenvolgende persoonlijkheden (personae = het masker door de grieksche tooneelspelers gebezigd) leven en uitdrukking geeft, dat de persoonlijkheid behoeft om, in wisselwerking, indrukken en ervaringen uit de omringende wereld in zich op te nemen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken