Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).

I. De gehuwde Ambtenares.

De kwestie, inzake de handhaving der gehuwde Ambtenares is zeker wel eene, de belangstelling waardig. Velen zijn verdedigers, anderen bestrijders en nu is de vraag, wat zal 't resultaat zijn? En nu is 't m.i. niet de kwestie of dit naar 't genoegen van belanghebbenden is, doch of die oplossing, bij helder nadenken, rechtvaardig blijkt. Men hehoeft geen voor- of tegenstander te zijn om 't onlangs in de pers voorgekomen wetsontwerp Min. Heemskerk strikt rechtvaardig te vinden, wat door belanghebbenden niet schijnt te worden ingezien, tenminste men leest alweer van nieuwe te beleggen vergaderingen. Daarom maken belanghebbenden den indruk, dat wel wat eigen-belang voorzit. Het feit, dat de ambtenares bij huwelijk hare functie dient neer te leggen zal die ambtenares minder betreuren om hare functie, dan wel om 't te verliezen salaris. De ambtenares die haar ambt liever heeft dan een huwelijk, trouwt niet, en zij die 't huwelijk préféreert, moet dan weten, wat ieder meisje in die gewichtige levensmomenten dient te weten, dat zij zich met lichaam en ziel dient te wijden aan de gezinsvorming en verzorging, waardoor arbeid buiten dat gezin wordt uitgesloten. Het is een treurige geest des tijds, dat men de huiselijke bezigheden en 't geheele gezinsbestuur, door allerlei hulpmiddelen zoekt te beperken, ook de kinderen zijn daar z.g.n. ‘practisch’ aan onderworpen, zoodat tegenwoordig menig meisje met geringschatting over de huishouding spreekt en haar ‘ideaal’ zoekt in studeeren; hoe langer hoe minder treft men gezinnen, zooals die bestuurd en geleid werden door onze ouderwetsch degelijke grootmoeders; en waar men die treft, voelt men er direct dat gezellige, welbehagelijke, een veilige rust.

Helaas! de tijden gaan vooruit (?) zegt men, en nu de gezinsbezigheden zoo weinig om 't lief hebben, voelt de vrouw neigingen om óók mede te helpen om met haar man de zorgen voor 't gezin te dragen. Dat klinkt zeer mooi! De strijd om 't bestaan is zwaar, de vrouw (de moderne, wel te verstaan) heeft veel tijd beschikbaar, bijgevolg kan zij best de taak van vóór haar huwelijk blijven waarnemen, dan ‘snijdt 't mes van twee kanten.’ Dit laatste zal wel 't hoofdmotief zijn van den strijd om ‘handhaving der gehuwde ambtenares.’ M.i. zal de ‘echte vrouw en ware moeder,’ die de hooge en veel plichten omvattende taak van het huwelijk gevoelt, slechts uit nood tijdens haar huwelijk hare functie willen blijven vervullen. Doch hoeveel nobels er nu inzit, in dit ‘medearbeiden om de welvaart’, toch heeft men verplichtingen ook tegenover de gemeenschap. Men behoeft niet te spreken over de eventueel minderwaardige praestatie der ambtenares na haar huwelijk, waar al genoeg over is gediscussieerd, maar - wanneer een gehuwde ambtenares blijft in hare functie, ontneemt zij de kans op een plaats aan hare ongehuwde zuster, dàt is onbillijk! Wanneer een meisje dat wenscht of noodig acht, dient zij zelve hare toekomst te verzorgen en mag zij daarin door de gehuwde vrouw niet worden te kort gedaan. Wanneer de ambtenares huwt, krijgt zij een verzorger, dus dient zij hare taak neder te leggen, om een andere, door haar zelf gekozen, nieuwe taak te beginnen; zij moet weten of het inkomen van haar a.s. man toe-

[pagina 630]
[p. 630]

reikend is voor gezinsvorming, zoo ja, dan is de verhouding normaal, zoo niet, dan komt 't tot 't abnormale buitenshuis medewerken der vrouw, waardoor in de geheele gezinsvorming iets abnormaals komt, buiten het onbillijke nog dat de plaats voor eene ongehouwde vrouw is ingenomen. Daarbij komt de mogelijkheid, dat wanneer de gehuwde ambtenares haar functie mag blijven vervullen, dit iets verleidelijks wordt voor jongemannen, die uit gemak- of genotzucht gaarne eene vrouw kiezen, die ‘wat meebrengt’ dus bij voorkeur eene keuze doen uit den ambtenaarsstand; hebben deze dan geen fortuin, dan brengt hare betrekking wel zoeveel op! Dat 't wetsontwerp-Min. Heemskerk dus niet met genoegen begroet werd, laat zich denken, doch laat men dan rechtvaardig argumenteeren daartegen en geen toevlucht zoeken bij de zedelijkheidswapens.

Elk individu heeft daaromtrent een moraal, en een gehuwd ambtenaarspaar, dat een opzettelijk kinderloos huwelijk wenscht, alleen uit eigenbelang, is m.i. even onzedelijk als een ambtenaar en ambtenares, die samen niet huwen omrede de ambtenares dan hare betrekking verliest, dus liever 't concubinaat kiest uit eigenbelang. Het komt alleen neer op de principes welke men omtrent de zedelijkheid betracht. Daarom is de argumenteering tegen 't wetsontwerp wel wat naïef. Wil men deze echter doordrijven, dan dient men voor de hertrouwen-willende ambtenaarsweduwe even goed op te komen.

Alhoewel de positie der ambtenares en die der ambtenaarsweduwe (geen ambtenares) veel verschilt, staan ze op financieel gebied au fond gelijk. De ambtenares verliest bij huwelijk hare betrekking, de ambtenaarsweduwe haar pensioen. Waar nu de ambtenares bij huwelijk haar salaris zal blijven behoeven, waarom dan, zal de weduwe, die met haar pensioen (soms niet toereikend om zelfs bescheiden van te kunnen leven) voortdurend groote zorgen had om er te komen en die meestal nog kinderen mee ten huwelijk brengt en minder ‘fortuinlijke huwelijkskansen’ heeft, dan het jonge meisje, niet evengoed behoefte aan haar pensioen kunnen hebben als de te huwen ambtenares? Mij is een geval bekend van eene gepensionneerde ambtenaarsweduwe, die al jaren verloofd is met iemand, die eene bescheiden particuliere betrekking vervult. Ze zouden gaarne trouwen, want hun leven is zeer, zeer moeielijk, juist omdat onbescheidenen gaarne zich interesseeren (op minder aangename wijze) voor de onderlinge verhouding, veel leed en strijd kost hun de wederzijdsche sympathie, maar - zij weet dat zij haar pensioen bij hertrouwen moet prijsgeven, en dat zij dat bij de opvoeding van hare kinderen niet missen kan. Juist, nu, tegenover hare kinderen zou zij haar huwelijk onverantwoordelijk vinden en - van 't eene jaar op 't andere blijft haar leven 't zelfde, ondanks zooiets haar zenuwgestel verslapt.

Daarom: wil men de gehuwde ambtenares in functie houden met 't oog op zedelijkheidsbevordering, dán ook de weduwe haar pensioen late houden, uit 't zelfde oogpunt; de kans op onzedelijke wanverhoudingen dient onder alle omstandigheden in 't oog te worden gehouden.

VERITAS.

II. Aan den Schoolmeester.

Waarde schoolmeester, waar hebt ge Uw opleiding genoten, dat ge zoo slecht op de hoogte zijt met de eerste beginselen der paedagogiek.

Heeft men U niet geleerd Uw onderwijs interessant te maken, te zorgen dat gij Uw leerlingen boeit. In plaats daarvan hebt ge ze met Uw artikel over ‘Het menschelijk Geslacht’ en nog meer ‘Het geheim der menschelijke geboorte’ verveeld, omdat gij daarin zaken behandelt, die deze leerlingen reeds lang twisten. Of meendet gij in Uw schoolmeesters-verwaandheid dat gij een van de Lelie-lezers of lezeressen iets nieuws leerdet. Neen, wat dat betreft hadt gij Uw artikel gerust ongeschreven kunnen laten.

Heeft men U ook niet geleerd nooit dingen te zeggen die de gevoelens van Uw gehoor kunnen kwetsen of hebt ge er zelfs geen minuut aan gedacht dat gij met Uw artikel vele vrouwen (pardon, ik bedoel verdroogde, dorre, onzijdige, onnutte, geheel overbodige wezens) kondt kwetsen.

Neen, als schoolmeester acht ik U niet hoog!

Waar gij Uw kinderen leert dat mannelijke menschen in volwassen staat mannen heeten, en dit niet verwart met zijn valt ge me weer mee wat Uw blik op Uw eigen geslacht betreft, of voeldet gij dit verschil zoo fijn omdat gij bezig waart een artikel te schrijven dat alleen kan vloeien uit de pen van iemand die man heet.

Of vindt gij het manlijk menschen te beschimpen, ook al zijn dat in Uw oog verdroogde, dorre, onzijdige, onnutte, geheel overbodige wezens.

In Uw oog! Want dat alle ongetrouwde vrouwen dit zijn is een leugen. Ik ken ze, frisch naar lichaam en ziel met opgewektheid nuttig bezig zijnde, gerespecteerd door hun omgeving, ook door de mannen waarmede ze samen werken.

Ik ben 't er mede eens dat de hoogste bestemming van de echte vrouw is moeder te zijn, doch waar vele vrouwen aan die bestemming niet kunnen voldoen terwijl ze het graag wilden, dewijl ze er alle talenten voor in zich hebben, is het wreed ze daarom bespottelijk te maken. Alsof alle ongehuwde vrouwen geen echte vrouwen waren, alsof men er geen prima echtgenooten en moeders onder vindt, alsof men onder de gehuwde vrouwen geen dorre, verdroogde, onnutte wezens vindt, die het moederschap een last vinden en de zorg voor huishouden en kinderen aan het ‘onzijdige geslacht’ overlaten.

Gij vindt dat op ieder man de zedelijke plicht rust zijn manlijkheid te toonen. Gij ziet toch zelf hoe moeilijk dit is, want toon maar eens wat je niet bezit. Is het U wel eens door Uw schoolmeesters-hersens gegaan dat ook hierdoor het aantal ongehuwde vrouwen vermeerderd is. De echte vrouw wil niet een man maar den man.

Indien Prof. Hugo de Vries een middel uitvond om moeder te kunnen worden zonder de verplichting er den man op den koop bij te nemen, zou het aantal moeders stellig verbazend toenemen, immers vele vrouwen zijn met volle instemming ‘geen echtgenooten’ geworden, maar vinden het vreeselijk nu ook geen moeder te kunnen zijn.

Gelukkig dat gij niet de macht bezit van wijlen

[pagina 631]
[p. 631]

Keizer Herodes. Gij zoudt zeker een gebod uitvaardigen alle vrouwen die op een bepaalden leeftijd nog niet gehuwd zijn, af te maken, omdat ze niet voldoen aan het voorschrift: Vermenigvuldigt U!

Beste schoolmeester, ik schei uit met mijn geschrijf. Feitelijk vind ik me zelve dwaas op Uw beweringen in te gaan. Primo, omdat uit Uw laatste zin blijkt dat gij opzettelijk wildet kwetsen, secundo omdat uit Uw geheele artikel blijkt dat gij niet de eenige uitzondering zijt op de 100 schoolmeesters, waarvan er volgens het bekende spreekwoord 99 gek zijn.

Een ongehuwde VROUW.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken