Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Vrouw.
(Vervolg van No. 44.)

Door de fijnheid van haar organen en de levendigheid harer indrukken is de vrouw meer tot vreugde geneigd: haar zenuwen zijn prikkelbaarder en ook talrijker, haar fantasie levendiger dan die van den man. Zij heeft een veel scherpere zin voor alles wat belachelijk is. Haar oog ziet alles, haar oor hoort alles met instinctmatige vlugheid, en onder den schijn van onachtzaamheid en verlegenheid doen zij waarnemingen, die de grootste philosofen ontgaan.

In dezen scherpen blik ligt de hoofdreden, waarom de manieren van mannen het eerst van kleine ongemanierdheden gezuiverd worden, d.w.z. in de wereld waar dames den toon aangeven. Wanneer de zeden der Ouden minder fijn waren, dan komt het zeker grootendeels daarvan, dat het vrouwelijk geslacht niet ‘gesellschaftsfähig’ was; onze eigen volksklasse en nog meer de zeden in het Oosten zijn bewijzen daarvoor.

Vrouwen zijn dikwijls zoo onrechtvaardig als mannelijke recensenten en wanneer ze recht veel belachelijks van een derde nieuw-aangekomene te vertellen weten, kan men altijd aannemen, dat die jonger, aardiger, geestiger en mooier is.

De geschiktheid van vele vrouwen, naar believen te huilen, grenst bepaald aan het wonderbaarlijke. Misverstanden gebruiken of verwekken ze maar al te gaarne als gelegenheid voor huilen en pruilen, en pruilen en huilen als toom om den man te dresseeren. De man houdt van den huiselijken vrede, want hij heeft vaak strijd genoeg buiten zijn huis: de vrouw echter van den huiselijken strijd, want hoewel ze de meerderheid van zijn tong kent, heeft ze toch altijd tranen tot haar bondgenoot en als achtergrond het recht van den zwakkere. Haar krachtigste middel echter is dàt der Romeinschen, toen men de Oppische wet, die allen kostbaren opschik verbood, na Hannibal's aftocht, niet weer wilde afschaffen. Zij weigerden den bijslaap.... De Romeinen schaften de wet af.... Konden ze niet afwachten? Waren er geen dienstvaardige slavinnen? Simson's vrouw weende, omdat hij haar zijn raadsel niet zeggen wilde en sprak: ‘Gij zijt boos op mij, gij hebt mij niet meer lief’ en zoo dreef zij het zeven dagen: den zevenden dag zei hij haar het raadsel. Elisabeth, toen men haar kindje naar vader Zacharias noemen wilde, riep weenend: ‘Neen, het moet Johannes heeten,’ en zij wenkte den stommen vader, die een tafeltje vroeg en schreef: ‘Hij moet Johannes heeten.’ Zulke arme Zachariassen loopen bij duizenden rond, ware lijders in stilte.

Eens verbonden zich in een Parijsch tuchthuis de gezamenlijke liederlijke vrouwen, om meer brood en minder arbeid te vorderen, tot een eenstemmig gehuil; om middernacht vingen zij aan te huilen, huilden door onder zweepslagen, onder honger en dorst. Men haalde eindelijk soldaten, die op hen aan moesten leggen; ze wierpen zich op een hoop en huilden door; het geheele stadskwartier kwam in beweging: het plebs wilde er op losstormen en.... men willigde haar eisch in.

Vrouwen kunnen in toorn opspringen, de deur toesmijten, dat alles siddert, zich dagenlang opsluiten, op een divan beroerte en dood afwachten, maar wanneer de man slechts de natuur den vrijen loop laat, heeft hij geen ernstige daad te vreezen, zoo weinig als hij zich dood schiet, die van doodschieten spreekt.

[pagina 725]
[p. 725]

In den hartstocht der liefde is de vrouw Klopstock's Seraph; in dien van den toorn, Milton's duivel; haar gelaat wordt geheel ontsierd, ze wordt afschuwelijk als een zak. De vrouw uit het volk laat dadelijk het heele raderwerk loopen en dat is heter nog dan het pruilen en huilen, heele lange dagen lang; daar lokt één woord het andere uit, het laatste gewoonlijk blauwe plekken en dan is het voorbij. In den middenstand gelijken vrouwen het meest op de vrije vertalers, die zich niet veel aan den tekst houden,

Het is en blijft een eigenschap van de vrouw, dat ze iemand veel langer rancune toedraagt dan mannen en reeds menigeen is nog na een jaar herinnerd geworden aan iets, wat hij reeds lang vergeten had.

Heel dikwijls is het ‘ja’ aan het altaar het laatste vriendelijke ‘ja’, dat de vrouw uitspreekt; er volgen klachten over gebrek aan liefde, over verkoeling en ‘anders heb je mij uit liefde wel willen opeten.’ Hoe vele mannen zijn er, die, wanneer ze het ook denken, wagen te antwoorden: ‘Het spijt mij dat ik je toen niet heb opgegeten.’

Vrouwen zijn volwassen kinderen. Hartstocht en luimen mengen zich in haar beste besluiten, en zwangerschap, maandelijksche ziekte en dienstboden vermeerderen het kwaad.

Aan de menstruatie kan men onmiddellijk vele inconsequente handelingen, haar humeurigheid en prikkelbaarheid, zelfs vele voorbeelden van vrouwelijke wreedheden toeschrijven. Zoo zouden we ons ook het groote aantal ongegronde tyrannieke en bloedige handelingen kunnen verklaren, die met despotische macht toegeruste vrouwen bevolen of persoonlijk uitgevoerd hebben, en daaruit het bewijs trekken, hoe dwaas het is een vrouw onbeperkte, beslissende macht toe te kennen. Men stelle zich een vrouw voor, die in zoo'n tijd het in haar macht heeft het doodsvonnis van een medeminnares of een trouwelooze geliefde te onderteekenen. Vrouwen wil ik aan de meening van een dame, die haar verstand groote eer aandeed, aan Koningin Christine, herinneren: ‘Vrouwen moesten nooit regeeren. Wie zich zelf niet beheerschen kan, moet ook niet heerschen, want tot het heerschen behoort vóór alles karaktervastheid, die de natuur de vrouw ontzei.’

Veel schijnt er op te duiden, dat vrouwen veel minder door smart en lijden aangegrepen worden dan mannen. Mannen, die hunne zieke familieleden verplegen, worden spoedig zelf ziek en ellendig, terwijl vrouwen, gedurende de vermoeiendste ziekenverpleging, dikwijls niet eens haar goed humeur of haar eetlust verliezen.

Een feit is het eveneens, dat vrouwen haar pijn minder luid uiten, of ze met grooter standvastigheid verdragen dan de mannen. Vrouwen onderwerpen zich lichter aan operaties en verdragen ze beter dan de mannen. Hoofdpijn hebben zij altijd bij de hand, wanneer zij niet uitgaan willen, doch in den regel zijn vrouwen, en vooral de nerveuze, niet bezorgd voor haar gezondheid. Zelden of ooit voelt de hysterische vrouw de geringste vrees. Neen, hoe zieker zij zich waant, hoe aangenamer het haar is en hoe troosteloozer de arts haar toestand inziet, hoe hooger staat hij in haar achting. Geheel anders is de nerveuze man. Hij loopt van den eenen dokter naar den anderen om raad, en is zoo vervuld van zijn eigen toestand, dat het denken aan zich zelf ten slotte leidt tot blijvenden angst.

Vrouwen kunnen flauwvallen over een kat, muis, slang, kikvorsch, enz. en dan weer alle verschrikkingen des levens en des doods weerstand bieden. Bij opstanden en burgerlijke onlusten overtreffen vrouwen de mannen in moed en wreedheid, maar ook waar de menschelijkheid voor man en kind een beroep op het zwakke geslacht doet, verheft zij zich op den hoogsten top der deugd en haar gevoel neemt een zoo edele vlucht en toont trekken van heldenmoed en opoffering, waartoe het meer bedachtzame gevoel van den man niet in staat zou zijn.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken