Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Vrouw.
(Vervolg van No. 45.)

Vrouwen zijn in den regel spraakzaam, maar wie moest kinderen dan ook spreken leeren, wanneer niet de natuurlijke spraakzaamheid van de vrouw hun de taal spelend bijbracht?

Zelfs in doofstommengestichten ziet men nauwelijks voor het vierde gedeelte meisjes.

Een der langste Evangeliën is dat van de Samaritaansche, want daar spreekt een vrouw, en wie de geschiedenis van Bileam in den

[pagina 757]
[p. 757]

oorspronkelijke tekst lezen kan, zooals het knappe theologen kunnen, weet, dat het eigenlijk geen ezel was, die sprak, maar een ezelin.

Vrouwen moet men alles verklaren en uitleggen, niets vaker dan dat, dat ze vrouwen zijn. Men geeft zich alle moeite met bewijzen een kwartier lang een zaak uit te leggen, ze van een dwaling terug te brengen en is verbaasd, dat men leege stroohalmen gedorscht heeft. Het is belachelijk, slechts een harer ideeën te willen verbeteren: het is leege stroohalmen dorschen, ofschoon vele, als kinderen, weer zulk een hooge meening van het verstand of de kennis van den man hebben, dat haar heele bewijs daarin bestaat: ‘Ja, maar papa heeft het gezegd.’ De natuurlijke, eeuwige ondergeschiktheid der vrouw aan den man, wordt treffend bewezen door haar overdreven bewondering der mannelijke voorrechten... kracht en verstand.

De vrouw bezit meer fantasie dan de man en fantasie en logische bewijzen zijn tegenstellingen; vrouwen houden zich philosoflsch aan de uitwerking en onder duizend vrouwen hebben misschien nauwelijks tien of twaalf naar de oorzaak gevraagd, waarom de spiegel haar beeld weerkaatst? ‘Mon Dieu quelle peine de faire entendre raison à une femme!’ roept Rousseau uit, die toch vrouwen vereerde en liefhad.

Het verstand der vrouwen is van practischen aard, waarmee ze zeer handig de middelen vinden, om tot een bepaald doel te geraken, maar het is niet voldoende om dit doel zelf te ontdekken.

Bij de vrouw is geestelijk de receptiviteit, bij den man de spontaneïteit of de intelligentie overwegend. De vrouw heeft meer vatbaarheid voor het bijzondere, het kleine, het naast-bij liggende, licht te omvattende, als voor het algemeene en vèrliggende, meer voor het werkelijke, bestaande dan voor het abstracte. Ze heeft veel zin voor het uiterlijke, voor enkele bepaalde objecten, voor zulke, die tegelijkertijd het gevoel aangaan, en voor personen, minder voor begrippen, die het verstand aangaan. Zij heeft binnen die grenzen veel opmerkingsgave, bemerkt kleinigheden en fijne trekjes, en heeft voor dit alles een goed geheugen. Daarom heeft ze dan ook talent voor talen, geschiedenis en natuurlijke historie, omdat deze wetenschappen op zich zelf staan, en zelfs voor mathematiek, omdat die mechanisch is. Maar de eigenlijke zelfwerkzaamheid van den geest is bij haar geringer, haar fantasie levendiger, terwijl die van den man, krachtiger en productief is. Nooit vindt men bij het vrouwelijk geslacht originaliteit van geest of ware genialiteit van den geest of ware genialiteit, de eigenlijk scheppende kracht, die zich nieuwe banen breekt, en in de diepten der wetenschap doordringt. Nooit heeft een vrouw een groote ontdekking gemaakt, ook in de schoone kunsten nooit iets grootsch geschapen.

Vrouwen blijven haar leven lang kinderen; ze nemen den schijn der dingen voor de zaak, en hechten meer gewicht aan kleinigheden dan aan de gewichtigste dingen. Het verstand n.l. is het, waardoor de mensch niet, zooals het dier, in het heden leeft, maar verleden en toekomst overziet en overpeinst, waaruit zijn voorzichtigheid, zorg en veelvuldige gedruktheid ontspruiten. De vrouw is geestelijk bijziende, heeft een enge gezichtskring, waarin haar infinitief verstand de dingen dichtbij scherp ziet, maar waarin het ver-affe niet valt; vandaar dat het verleden en de toekomst veel zwakker op vrouwen werkt dan op den man, waaruit de dan ook bij hen veelvuldig voorkomende en soms aan krankzinnigheid grenzende zucht tot verkwisting ontstaat. Zooveel nadeelen als dit alles ook met zich brengt, zoo heeft het toch dit goede, dat de vrouw meer in het heden opgaat en dit veel meer geniet dan de man, waaruit de bij de vrouw meestal voorkomende vroolijkheid voortkomt, die zij tot verkwikking en soms tot troost van den met zorgen beladen man aanwendt.

De meerdere zijn zij allen van den man in gevatheid en vlugheid van begrip en natuurlijken tact, of in de geschiktheid de fijnere gevoelsprikkels vlug en juist te voelen en daarom hebben zij in gezelschapskringen, in briefstijl, in de tooneelspelkunst en novelistiek dikwijls veel belangrijks gepresteerd, maar daadzaak is het dat geen vrouw ooit Aristoteles en Archimedes, Shakespeare en Descartes, Rafael en Mozart nabij gekomen is; aan den anderen kant kan niet van tien mannen een met de doorsnedevrouw vergeleken worden, wat tact, fijne opmerkingsgave, verfijnde geestelijke gewoonten, vlugheid van begrip en handelen, levendigheid en sympathische gevoelens betreft.

De vrouwen zijn gewoonlijk minder in staat haar opmerkzaamheid op één punt te richten, haar geest is meer geneigd af te dwalen, en we vinden zelden, dat haar studies en bezigheden in denzelfden graad gespecialiseerd zijn, zooals dit bij mannen gewoonte

[pagina 758]
[p. 758]

is. Deze wilszwakte openbaart zich verder door het bijna bij alle vrouwen voorkomende besluiteloos karakter.

De vrouwen gaan zelden tot de oorzaken terug, maar raden met wonderbaarlijke scherpzinnigheid de uitwerkingen; daarom schreven hen de Ouden ook zienersgaven toe. Den man is de studie der vrouwen heel moeilijk en zelden slechts leert hij ze geheel en al kennen; de vrouwen daarentegen behoeven den man niet eerst te bestudeeren, meestal raden ze hem.

Haar levendigheid maakt, dat zij graag voor 't oogenblik leven, lichtgeloovig, zonder nadenken. Haar levendigheid geeft haar niet zelden groote tegenwoordigheid van geest, verhindert ze echter ook weer het geheel te omvatten; gevoelens en eerste indrukken leiden haar.

Haar blik voor details is groot en nuttig; - Elise ontmaskerde den slimmen Cagliostro vroeger dan mannen - en doet haar dikwijls kleine omstandigheden van gewicht opmerken, die mannen zelden hebben.

Vorm is vrouwen meer dan een zaak. Spreekt met haar over het welzijn of gevaar van den Staat, ze slapen in; spreekt over een nieuwe mode, zij ontwaken.

Mooi geldt hun meer dan waar; de elegante fat, die hen met welstand de hand geeft, meer, dan de schoonste geest en braafste mensch. Dwaze modes en dwaze mannen genieten gelijke rechten en menig gek is tot zijn doel geraakt, omdat hij zijn handen uitstrekte, om garen af te wikkelen.

De grootste Staatsman en krijgsman moet door zijn uiterlijk imponeeren of bevallen, anders prefereeren ze hem, die ze goed onderhoudt, en schrijven hem alle goede hoedanigheden toe.

De geschiedenis kent alles-vermogende maîtressen, maar van geen van allen weet ik alles-omvattende, politieke plannen op te geven, alleen intrigues.

Geen vrouw heeft een nieuwen godsdienst uitgevonden, maar elke nieuwe godsdienst is door de vrouwen verbreid geworden, omdat slechts koude hoofden systemen uitvinden, warme echter ze uitvoeren.

Vrouwen kladden in onzen tijd zelfs meer boeken dan noodig is vol, maar waar zijn haar geniale werken en haar boeken van beteekenis?

Wanneer de vrouwen ook een vakje minder in het brein hebben dan de mannen, wat reeds Eva's slang geloofd heeft - zoo hebben ze daarvoor een zenuw meer in het hart, en slechts spotters beweren, dat hare harten zooveel vouwen hebben als de rokken der boerinnen en vrouwenharten slechts Napoleontische hertogdommen zijn, of bisdommen in partibus.

Uit het vakje minder in het brein komt de lust voor kleinigheden en verstrooiingen. Zelfs velen, nauwelijks huiswaarts gekeerd, denken weer aan nieuwe, en zoo zijn ze zelfs verstrooid in huis.

Uit het vakje minder komen de eeuwige misverstanden, die een consequent man dol maken, wanneer hij niet recht verliefd, dus in een staat van vernedering is. Heeft een mooie vrouw verstand en is niet ook verliefd, dan dwingt ze den dolsten kerel naar haar zin.

Uit haar verstrooiingszucht volgt de veranderlijkheid, waarmee ze dikwijls een man verlaten voor een andere, die haar niet het water biedt, zooals Maria Stuart Rizzio. Venus is een planeet en geen vaste ster, en ware Maria Stuart minder schoon geweest, Elisabeth zou minder wreed voor onze oogen staan. In die verstrooiing ligt ook de reden, dat ze zoo gaarne iets vallen laten, een draad of een zakdoek, of romans en almanakken, vele echter met bedoeling, opdat wij ze oprapen en ons voor haar buigen zullen. Uit haar liefde voor verstrooiing en uit het fond voor wreedheid, dat elke vrouw in zich heeft, laat zich verklaren dat zelfs bij openbare straf- en doodvonnissen het aantal vrouwelijke toeschouwers het grootste pleegt te zijn.

‘Ça paraît trop!’ Deze uitroep heb ik nog nooit uit vrouwenmond vernomen; daarom gaan haar zelfs titels boven alles, en zij, die zich in kritieke omstandigheden dikwijls beter weten te gedragen dan mannen, verliezen het eerst het evenwicht, wanneer haar mannen een sprong opwaarts maken, brengen in praktijk, wat ze jarenlang in petto hielden, en maken zich belachelijk door voornaamheid, die niets meer goed, fijn en mooi genoeg vindt, of door nederbuigende beleefdheid.

Zeldzaam zijn de vrouwen, die alleen natuur en niet een beetje affectatie huldigen. De meeste worden slechts natuurlijk, wanneer er zoo recht op de natuur losgestormd wordt.

Principes plegen vrouwen aan te leggen als sieraden en ze te wisselen als kapsels - Lange Röcke, kurzer Sinn.

Volgens Buffon komen meisjes later ter

[pagina 759]
[p. 759]

wereld dan jongens, en daarom moeten wij het vergeven, wanneer zij zich niet altijd naar de klok richten. Zelden zijn ze, wanneer men ergens heen wil, en het ook een dag te voren zegt, klaar, en wanneer men ze eindelijk met alle geduld in het rijtuig heeft, dan hebben ze nog iets vergeten. Reeds bij de Trojaanschen was dit zoo; toen Aneas, met zijn ouden vader Anchises op den rug en zijn kleine Ascan aan de hand, met alle penaten door het brandende Troje ijlde, was Creusa alleen niet klaar. Aneas was zoo galant nog eens om te keeren, maar de lieve was verheerlijkt. Onze Creusa's komen weliswaar ten slotte aangedraafd, maar geheel-en al onverheerlijkt.

(Wordt vervolgd).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken