Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 25 (1911-1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

Scans (106.25 MB)

ebook (8.47 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 25

(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Slechts 't huwelijk geeft geluk.

Toen hij twintig jaar was, deed hij haar een liefdesverklaring. Hij was vierentwintig en had een salaris van nog geen tweeduizend mark. Zijn vader schold hem een stommen ezel, die zich met geweld in 't ongeluk wilde storten. Haar vader had voor haar een gezeten drogist op 't oog en hij gooide de huwelijkscandidaat de deur uit.

Adolf Heimert verliet zijn betrekking en werd reiziger voor een exportzaak. Hij gaf zich af met vrouwen, die hem zijne verdiensten hielpen opmaken en zijne ideale droomen verdwenen. Zoo goed en zoo kwaad als 't ging tobde hij voort, tot de dood van zijne ouders hem in 't bezit bracht van een kleine erfenis. Met dat vermogen vestigde hij zich in een groote provinciestad. Zijn verlangen naar slechte vrouwen en zijn droomen over ‘een rein meisje’ waren geheel verdwenen. Tot een huwelijk kwam hij niet, want zijn strijd met de concurrentie was groot. Hij werkte en zwoegde van 's morgens tot's avonds en was al blij als debit en credit met elkaar in evenwicht waren.

Adéle Jungmann had een cursus op een handelsschool meegemaakt. ‘Dat zou die bleekneus wel over haar malle liefdesgedachten heenzetten’. Ten tweede male steeg ze in de achting van den dikken ouden koopman. Een aardig vrouwtje aan de cassa is een

[pagina 818]
[p. 818]

reclame. Na een jaar verscheen hij ook werkelijk en herhaalde zijn aanzoek. Haar vader zei ‘ja’ - zij, liet een beslist ‘neen’ hooren. Ditmaal wiep zij den vrijer de deur uit. Wekenlang duurde de strijd; ten laatste verbood de vader haar zijn huis. Dat deed haar moeder den dood aan en de oude man volharde in zijn doffen haat tegen zijne dochter. Haar broers gebruikten vaders geld voor hunne studies en trouwden; de zuster werd vergeten.

Adèle sloeg zich, al hongerlijdend door 't leven heen. Eerst bracht ze couranten rond, toen werd ze achtereenvolgens kamermeisje, friseuse, waschvrouw, tot ze ergens winkeljuffrouw werd, een plaats kreeg aan de cassa en langzamerhand vooruit ging. Alles had ze doorgemaakt: honger, ziekte, verleiding en als door een wonder was ze braaf gebleven. Na verloop van elf jaar had ze een post van vertrouwen in een groote fabriek van kunstvoorwerpen door een degelijk, kinderloos echtpaar gedreven. De brave menschen voelden op 't rechte oogenblik, dat er een keerpunt zou komen in hun bedrijf. Het was: ophouden of met hun tijd meegaan! Het eerste wilden, het laatste konden ze niet! Daarom lieten zij alles aan Adèle over. Zij ontdekte nooit vermoede talenten in zich. Adèle kwam met allerlei plannen voor den dag, ze ontwierp nieuwe patronen voor vrouwenhandwerken, vazen, lederwerk. Adèle werd een genie. Zij waagde met 't geld van haar chef, ze won. Ze kreeg een aandeel in de winst en ze werkte en spaarde.

Als een droom lag haar zorgelooze jeugd, de tijd van dansen, van liefde, achter haar. Als ze tijd had daaraan te denken, ging ze voor den spiegel staan.

De vrouwen, die werken in den strijd om het bestaan, worden er in dien strijd lichamelijk niet knapper op en de ware zieleadel is helaas geen blijvend schoonheidsmiddel!

Een ernstig, afgetobt, rimpelig gezichtje onder peper en zoutkleurig haar, een figuur dat niets aantrekkelijks meer had, zoo zag ze zich weerkaatst in den spiegel. Zij kon zich daaromtrent geen illusie meer maken. Haar aardig, vlug figuurtje, haar slankheid, haar weelderige buste... alles voorbij! Haar ideale levensbeschouwing, haar luchtkasteelen ... alles weg! Voor de bekoorlijke, kinderlijke Adèle Jungmann was een krachtige, zaakkundige oude vrijster in de plaats gekomen, een geëmancipeerde vrouw, zonder man, zonder geluk, niets kennend dan plicht! - Als ze zich zoo ging ontleden, braken er treurige oogenblikken voor 't arme schepseltje aan. Ze snakte naar geluk. Dan ontliep ze gelukkig getrouwde menschen, of een moeder met kinderen, en bij gebrek aan beter ging ze weer aan 't werk!

Haar chef stierf. De weduwe nam haar als deelgenoot in de zaak op. Haar fabriek verheugde zich in nieuwen bloei, kreeg een goeden naam. Adèle ging voor welgesteld door. Plotseling doken er huwelijks-candidaten op, de eersten na Adolf Heimert. 't Waren flinke zakenmenschen, die uitrekenden dat een plus een twee was, en gelukzoekers, de laatsten wisten dat nul plus een meer is dan ‘nul’. Niemand dacht aan 't ‘meisje’ Adèle, allen hielden rekening met de ‘zakenvrouw’ Jungmann.

En Adèle, in wier wezen beiden vereenigd waren, deelde blauwtjes uit. Slechts eens was ze zwak en geloofde enkele uren aan de liefde, die een deftig, welgesteld weduwnaar haar bood. Zij dacht zich reeds zijn verloofde, en spiegelde hem voor hoe huiselijk hij 't bij haar hebben zou. Toen zei hij onomwonden, dat zijn moeder de huishouding op de meest volmaakte wijze zou voeren. Hij had geen huisvrouw noodig maar een vrouw voor zijn zaak. Hij dreef ook zaken in geschilderde kamerschermen, een artikel dat ‘ging’. Zijn doel wras zijn bedrijf een te maken met het hare. Bij haar geschiktheid....

Adèle gaf hem haar woord terug en in stilte schreide ze dagenlang. De vraag van den weduwnaar of zij, oude vrijster, nog op liefde rekende, klonk onophoudelijk in haar na. Weer gingen maanden voorbij met werken, niets dan werken! Toen bracht een klant uit de provincie een bezoek aan de firma ‘Kant en Jungmann’. Hij babbelde in 't privé kantoor met de eigenaressen over de slechte verdiensten, over den harden strijd, die kooplieden zonder flink kapitaal te voeren hebben! Bij hem thuis o.a. kende hij een ferme, werkzame kerel, Adolf Heimert, maar 't ging hem niet voor den wind.

‘Die heeft zeker ook een vrouw en ettelijke hongerige kinderen te verzorgen,’ zei Adèle toonloos, en haar oude vriendin maakte voor zichzelf de opmerking, dat haar deelgenoote er op dat oogenblik toch wel erg afgetakeld en oud uitzag.

‘God bewaar me! Adolf Heimert is niet getrouwd!’ was 't antwoord.

‘Zóó!? dan heeft hij zeker 't beetje wat hij had er door gejaagd?’

‘Hij heeft wel eens geboemeld, misschien

[pagina 819]
[p. 819]

had hij er een tijdlang den naam van, maar nu ken ik hem al jaren als een soliede mensch’, voegde de klant er bij.

Adèle Jungmann werd verstrooid, onrustig, humeurig. Ze kreeg slapelooze nachten en Mevrouw Kant tobde over haar, wilde haar op reis laten gaan. Toen herleefde er iets in 't hart van 't oude vrijstertje en 't liet haar niet met rust, langzaam rijpte haar besluit. 't Werd lente, en lente brengt zon, bloesem, blauwe luchten! de lente is de voorbode van den zomer! o dat verlangen!

De trein snelde door het ontwakende landschap. In een der coupés zat Adèle en keek naar buiten. Haar magere wangen waren licht gekleurd, haar oogen schitterden. Voor 't eerst had ze zorg aan haar toilet besteed, naar raad geluisterd en zich mooi gemaakt. Adèle ging aanzoek doen! Had ze niet 't recht ertoe?....

Adolf Heimert stond in zijn parfumerie-zaak achter den toonbank, zijn loopjongen plakte etiketten op de pakjes en hij hield zijn boek bij. De winkelschel ging en een dame trad binnen, het gelaat achter een dichte voile verborgen.

Zij ging met den rug naar 't licht zitten, waardoor hij haar niet goed zien kon. Zoo zag hij niet hoe bleek Adèle geworden was, doodsbleek van meelij en teleurstelling. Haar knieën knikten en haar hart zwol van moederlijke liefde voor den kaalhoofdigen man met 't zorgvolle gezicht, die door 't leven gebroken, zoo bescheiden, bleek en onaanzienlijk voor haar stond.

Zij kocht zeep en reukwerk voor jaren, ze liet zich altijd meer voorleggen, en hij gloeide van ijver, de vreugde over den voordeeligen verkoop deed zijn moede oogen schitteren. Hij herkende haar licht bevende stem niet, maar eindelijk werd ze rustig. En toen begon ze aan haar wel overlegd plan. ‘Ik doe ook zaken, mijnheer Heimert! wij maken reclameplaten en gekleurde etiketten voor reukflesschen en zeepkartons.

Mag ik u eens een reiziger sturen met een partij monsters?’ - Wantrouwend, geërgerd zag hij haar aan. Kocht ze daarom zooveel? Nu moest hij er zeker aan gelooven.

‘God mevrouw!’ stamelde hij: ‘Ik krijg 't hier goedkoop genoeg, 't zou voor U de moeite niet loonen!’

‘Maar 't maakt reclame!’

‘Bij mij?’ - hij zuchtte.

‘U moest een kapitaalkrachtig compagnon nemen!’

‘Mijn hemel, zoo dom is toch niemand!’

‘Of rijk trouwen!’

‘Welke rijke vrouw zou mij nemen, zelfs... als de eischen....’

‘Welnu, trouw dan een eenvoudig flink meisje, al is ze arm, dan houdt ze op een andere wijze in uw huis de boel wel bij elkaar’.

‘Iemand in misère halen? Neen, mevrouw, één in zorg is al meer dan genoeg.’

‘Dat is nog de vraag!’

‘Neen!’ hij rilde. De leerling, dom-nieuwsgierig, gaapte de vreemde met open mond aan.

‘Mijnheer Heimert, zou ik U een paar minuten alleen mogen spreken, misschien in uw kamertje achter?’

Ze stond op en ging, zonder zijn antwoord af te wachten, eenvoudig achter den toonbank langs. Hij zag er verlegen, besluiteloos uit. Zonder aarzelen lichtte ze den knop op en trad 't nette, eenvoudig gemeubileerde vertrek binnen. Weer ging ze van 't licht af zitten.

Stom van verbazing volgde hij; zooiets had hij nog nooit beleefd! ‘Wat wilt U toch mevrouw?’ vroeg hij eindelijk.

‘Heeft U niet jaren geleden een zekere Adèle Jungmann gekend?’ vroeg ze kortaf.

Heimert sprong op, dan klonk 't aarzelend, onwillig: ‘Ja, wat zou dat?’

‘Heeft U nooit meer wat van dat meisje gehoord?’

‘O, zeker, 't liep haar mee, ze is rijk en geacht’.

Afgunst klonk in zijn stem.

‘Is ze getrouwd?’

‘Voor zoover ik weet, neen!’

‘Maar, mijnheer Heimert, waarom deedt U nooit moeite juffrouw Jungmann te trouwen? U wist toch dat ze vrij was?’

Besluiteloos zag hij haar aan, voor hij antwoordde:

‘God, dat zegt U zóó maar? Adèle Jungmann is rijk, heeft mij niet noodig en wat zou ik haar kunnen bieden?’...

‘Heeft U nooit meer aan haar gedacht, antwoord mij oprecht!’ sprak ze gebiedend.

‘O ja, gedacht wel; ze was een snoezig meisje. Ja toen was ik in den zevenden hemel. Aan haar terugdenken moet ik wel, want 't werkelijk goede in mijn leven staat in verband met haar. Maar dat is lang voorbij! En mag men dan blijven denken; ze heeft mij vergeten en ik moet haar vergeten. En toch, alles zou beter gegaan zijn met een lieve vrouw, die mij terzijde stond!’ - Ook daaruit sprak zijn verlangen naar beter. Adèle worstelde met haar aandoening, beheerschte zich.

[pagina 820]
[p. 820]

‘Waarom zou Adèle U vergeten hebben?’

‘Omdat de vrouwen nu eenmaal zoo zijn’, zei hij onverschillig.

‘Wat kent U de vrouwen slecht’.

‘Ik heb ze leeren kennen!’

‘Maar welk soort?’

Heimert voelde nu iets heel bizonders in haar woorden.

‘Met wie heb ik toch 't genoegen te spreken?’

‘Veronderstel, ik kwam uit naam van Adèle?’

‘Van Adèle?’... ontzet zag hij haar aan.

't Werd stil tusschen hen. Hij wreef zich over 't kale hooge voorhoofd. ‘Hoe gaat 't haar?’ vroeg hij gedrukt.

‘Ze is een oude vrijster, leelijk en afgetobt.’

‘En ze was zoo mooi! Maar ook ik was een flinke vent, en wat ben ik nu? Een wrak!’

‘Maar Adèle is een moderne vrouw, zonder illusies, zonder man, onafhankelijk, flink en zoo'n vrouw zou juist iets voor U zijn!’

‘Dat geloof ik wel, maar’... hopeloos staarde hij naar den grond.

‘Maar de mannen hebben tegenwoordig geen energie meer. Jullie laten je 't heft uit handen nemen, jullie hebt geen geestkracht, geen werkkracht meer!’ sprak ze. Hij haalde de schouders op. Zijne bezoekster maakte haar mantel los, sloeg de voile terug, zette haar hoed af. Ze keerde zich tot hem, ging in 't volle daglicht staan en zag hem aan. ‘Bekijk mij eens goed, mijnheer Heimert?’

Heimert gehoorzaamde, staarde in de door tranen verduisterde, blauwe oogen.

‘Adèle!’ riep hij uit. Zijn stem beefde; ze reikte hem beide handen.

‘Ja Adèle, Adolf! Adèle, die tot je terugkeert als moderne vrouw’, ging ze schreiend voort. ‘Vroeger streed de man om 't bestaan en vroeg dan de vrouw! Bij ons is 't omgekeerd!.... Adolf, ik heb 't tot iets gebracht, ik kan een huisgezin onderhouden. Ik heb alles, behalve man en kinderen! Mijn hart vraagt naar liefde! Ik heb eerlijk gewerkt en ken de waarde van arbeid en de zielevrede. Maar zoolang er ware mannen en vrouwen gevonden worden, zoolang zal er verlangen naar liefde, huwelijk, huiselijkheid zijn! Adolf, jou heb ik liefgehad, en nog is 't niet te laat! Wij kunnen nog gelukkig worden.

Wordt mijn man, mijn compagnon, mijn..’ Ze zweeg. Hij had 't gelaat in de handen verborgen en snikte heftig. Ze sloeg haar arm om zijn schouders, streelde zijn hoofd en schreide mee.... lange, zoet-smartelijke oogenblikken. Hij drukte zijne lippen op het grijzende haar, droogde zijn tranen.

Het geluk kwam!.... Toen sprak hij zacht:

‘Adèle, is 't zoo? Zal ik nog gelukkig worden, ik? 't Zou te mooi zijn!’ Zij streek zacht met haar fijne vingers de rimpels in zijn voorhoofd glad.

‘Ja, Adolf, wij zullen 't geluk dwingen. God zal ons zegenen in onze liefde, in onzen arbeid. Hij zal ons kinderen geven, opdat wij weten zullen waarom wij geleefd èn waarvoor wij gewerkt hebben!’....

Ze trouwden en hunne wenschen werden vervuld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken