Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 26 (1912-1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.82 MB)

Scans (97.14 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Onmacht.
VII.
Poeloetraperdoeli, Juli 1912.

De Borel-Einthoven-quaestie wordt nog steeds door bijna alle indische dagbladen behandeld. Of het Kamerlid, die daaromtrent inlichtingen vroeg aan den Minister van Koloniën, genoegen neemt met wat hem werd medegedeeld, is ons onbekend, maar wel waarschijnlijk, daar men moet aannemen dat de M.v.K. de inlichtingen heeft gegeven zooals die ontvangen werden van den Gouverneur-Generaal. Toch geven wij bedoeld Kamerlid in overweging over deze quaestie de ‘Hollandsche Lelie’ eens in te zien, dan zal hij zien dat de zaak zich anders heeft toegedragen dan hem ter goeder trouw door den Minister werd medegedeeld. De schuld ligt dus niet bij den Minister, maar bij den Gouverneur-Generaal, die zonder behoorlijk onderzoek het rapport van den Resident voor ‘waar’ aannam.

De heer van Geuns zeide dan in zijn blad dat de waarheidsliefde van den Resident van Soerabaya ‘van een zeer eigenaardige kwaliteit was’, en zegt verder in zijn blad het volgende:

 

‘Toen in den morgen van 24 Februari kolonel Doorman had opgemerkt dat vóór het gebouw der Soe Poo Sia de Nederlandsche vlag lager hing dan de Chineesche vijfkleur, ver-

[pagina 194]
[p. 194]

langde hij van den hoofdcommissaris dat deze die vijfkleur zou neerhalen, daar dit anders door militairen zou geschieden; de kolonel had het eskadron cavalerie en de bergartillerie reeds doen uitrukken of er orders toe gegeven.

Later verklaarde nu de resident dat het uitrukken der troepen met zijn medeweten en goedkeuring was geschied.

En de cavalerie was (Nota Bene,) reeds op weg, toen de hoogedelgestrenge heer daarvan iets vernam!’

‘Over het ontstaan dier ‘animositeit’ is de heer Borel niet gehoord! Zij was de schuld van den resident! Maar de regeering heeft zich met dit cardinale punt niet bezig gehouden! Moet de lagere ambtenaar die den hoogeren ambtenaar ontstemt, per se in 't ongelijk worden gesteld? vraagt het blad. Dient geen beginsel van rechtvaardigheid het richtsnoer te zijn voor de handelingen een er regeering?

Wij vinden deze vraag van den Heer van Geuns nog al naïef, vooral van iemand die zoolang in Indië is, hij moet toch in de eerste plaats wel weten dat bij een quaestie tusschen een hooggeplaatst ambtenaar en een landsdienaar, die lager op de ambtelijke ladder staat, laatstgenoemde altijd het kind van de rekening wordt, en al kon hij ook honderd getuigen bijbrengen, die onder eede kunnen bewijzen dat hij gelijk heeft, welnu dan weigert men eenvoudig die getuigen te hooren, want dit is het gemakkelijkste, de hooger-geplaatste ambtenaar krijgt onder alle omstandigheden steeds en altijd gelijk.

Het Soerabayasch Handelsblad zegt verder dat elk Indisch officier en ambtenaar machteloos staat tegenover willekeur van hooger hand, en als remedie tegen dit kwaad wenscht de heer van Geuns eene regeling van de rechtspositie van landsdienaren en instelling van scheidsgerechten, die den schuldigen straffen kunnen opleggen. Het denkbeeld is te mooi om zelfs te kunnen denken dat de Regeering ooit uit haar eigen daartoe zou overgaan, alleen kan Zij daartoe door omstandigheden gedwongen worden.

Laat iedereen weigeren in Indischen Dienst te treden nu men is blootgesteld aan willekeur, dan eerst zal de Regeering genoodzaakt zijn de rechtspositie van haar dienaren bij de Wet te regelen, en kunnen ouders en voogden ten minste de zekerheid hebben dat hun kinderen of pupillen niet het slachtoffer worden van heeren met gouden petten, wier waarheidsliefde van verdacht allooi is.

Dat de heer Borel alle reden had een rapport in te dienen aan den directeur van justitie, blijkt wel uit onderstaand entrefilet uit het Nieuws van den Dag voor N. Indië van 20 Juni 1912.

De kwestie Borel-Einthoven. 2016 '12.

De Red. van het Soer. Hbl. geeft de volgende uiteenzetting, wáárom de ambtenaar voor Chineesche zaken Borel ten slotte een rapport heeft opgesteld en aan den directeur van justitie verzonden. Genoemd rapport is gedateerd van 22 Maart, terwijl de relletjes vielen tusschen 17 en 24 Februari. Niet animositeit is de beweegreden tot dit rapporteeren geweest, maar de ontdekking dat de officieele lezing onwaar was.

In de Sjanghaïsche en andere bladen was nl. opgenomen een ‘official note’, door den consul-generaal voor de Nederlanden te Sjanghai van onze regeering ontvangen en handelend over de relletjes (disturbances) onder de Chineezen te Soerabaya.

Deze nota nu was onjuist; daarin werd naar blijkt in het Soer. Hbl., eene lezing gegeven van het gebeurde, die niet met de waarheid strookte. Het oproer droeg geen ‘anarchistisch karakter’ - zooals het in de nota luidde, - en kwam heelemaal niet neer op ‘een opstootje onder Chineezen, waarmee de politie zich bemoeide ten einde de Chineezen bescherming te verleenen en de orde te herstellen!’, gelijk daarin óók al werd verteld.

‘Er is zeker geen normaal denkende sterveling, zegt de Heer Van Geuns, die het den heer Borel euvel zal duiden dat hij, door waarheidszin gedreven - en niet door animositeit, want dan zou hij veel éérder hebben gerapporteerd! -, de regeering de juiste toedracht der ongeregeldheden en het verband tusschen de feiten heeft meegedeeld. Integendeel, men zal het in hem prijzen en van oordeel wezen dat de regeering reden heeft hem erkentelijk te zijn’.

Zoo is het, en wij mogen wel vragen: Waartoe hééft de Regeering dan toch ambtenaren, wanneer zij niet wenscht dat die rapport uitbrengen over zaken welke speciaal aan hun toezicht zijn onderworpen?

 

Het Kamerlid Hugenholtz zal nu kunnen beoordeelen, welke waarde kan gehecht worden aan de inlichtingen, hem door den Minister van Koloniën verstrekt.

Intusschen blijft het thans in Indië een gevaarlijke zaak naar waarheid te streven,

[pagina 195]
[p. 195]

dan wordt men er gewoonlijk de dupe van, dit ziet men weer uit onderstaand telegram:

 

Soerabaya, 2 Juli 1912.

De gewichtige taak der Justitie in Indië.

(Soer. Hbl.) De officier van Justitie te Soerabaya overweegt het instellen eener vervolging tegen het Soer. Hbl, ter zake de actie van het blad in geschil tusschen den Resident Einthoven en den heer Henri Borel.

 

Men zal zich herinneren dat wij in een vorige correspondentie melding maakten van het haast ongeloovelijk plan der Regeering, om de Gouvernementsscholen voor inlanders in de residentie Menado aan de Zending uit te besteden, en dat de inlandsche bevolking zich daartegen heeft verzet, zooals blijkt uit aan den Landvoogd gerichte requesten, waarin zij verzoekt de Gouvernementsscholen te mogen behouden. Ook de heer Viersen, meer dan 20 jaar hoofd der Nederlandsche school voor aanzienlijke inlanders, te Menado, heeft zich tegen die onderwijs-conversie verklaard. Van zijn opinie in een zaak die hij toch als onderwijzer bekend met land en volk, zeer zeker als deskundige kan beoordeelen, werd natuurlijk niet de minste notitie genomen en als straf, dat hij zoo brutaal was niet mede te gaan met deze christelijke regeering, werd hij overgeplaatst naar een klein schooltje op Java. De heer Viersen, inziende dat het absoluut nutteloos is in Indië recht te zoeken, heeft de wijste partij gekozen en zijn ontslag genomen. De Sumatrabode van 21 Juni 1912 bericht hieromtrent het volgende:

Trappen. Een ongehoord feit heeft zich voorgedaan. De heer Viersen, hoofd der Nederlandsche school voor aanzienlijke inlanders te Menado, is wegens zijn ijveren tegen de onderwijsconversie in de Minahassa door de regeering bij wijze van straf met terugstelling naar een kleine school in Java's binnenlanden, naar Ponorogo overgeplaatst. Men durft thans reeds veel! Men tracht het openbaar onderwijs te vermoorden, stap voor stap. Zal het gelukken? Met overtuiging durven we voorspellen van neen. Want dat zal het ontwikkelde en vrij-denkende deel van Insulinde's bevolking zich niet laten bieden.

Het eenige wat de regeering met de propaganda voor haar christelijkheid tot nog toe heeft bereikt, is een felle opleving van de mohammedaansche propaganda met veel succes.

Onze hoop is, dat de verkiezingen in 1913 het clerikale bewind mogen wegvagen.

De ‘gemaszregelde’ onderwijzer Viersen is reeds sedert 1883 in indischen dienst en reeds langer dan 20 jaren te Menado geplaatst, waar hij wegens zijn goede eigenschappen zeer gezien en bemind is. Ja.... Men durft! Hoelang nog?

Sumatra Bode, 21 Juni 1912.

 

Deze vraag willen wij hier wel beantwoorden.

Daden van willekeur der indische regeering zullen zoolang duren, tot zij gedwongen zal worden de rechtspositie van ambtenaren bij de wet te regelen. Zoolang die regeling er niet is, blijft elk ambtenaar aan willekeur bloot staan. Daarom aanstaande rechters, controleurs, onderwijzers, commiezen, enz, enz. treedt niet in indischen dienst of uwe rechten moeten bij de wet verzekerd zijn. Tegenover Uwe plichten moeten gelijkwaardige rechten staan.

Reeds meermalen hebben wij in deze correspondentie gewag gemaakt van de ergelijke toestanden, die nog steeds bij de indische politie voorkomen en als gevolg hiervan de steeds toenemende onveiligheid in geheel Ned. Indië.

Hierbij eenige staaltjes, gepubliceerd in het Nieuws van den Dag van 17 en 25 Juni j.l.

Steeds erger.

Vroeger gebeurde 't wel, dat buiten de stad of in stille afgelegen straten menschen werden aangevallen en beroofd, maar sinds de Soerabayasche apachen er achter zijn gekomen, dat onze politie onmachtig is om tegen hen iets te doen, worden zij steeds stoutmoediger, schrijft het Soer. Nwsbld. Nu durven ze al op een druk uur in het hartje van de stad een aanval in vereeniging te doen.

Gisterenavond omstreeks 8 uur, werd een kossongkoetsier voor het restaurant Hellendoorn door 3 Javanen aangevallen, waarvan er één den koetsier met een ijzeren voorwerp aan den rechterslaap verwondde. Op het hulpgeschreeuw van den aangevallene schoten eenige politieoppassers toe, aan wien het gelukte één der aanvallers te arresteeren, terwijl de twee anderen door een overhaaste vlucht wisten te ontkomen. Ofschoon de koetsier pertinent beweerde een revolver in het bezit van den gearresteerde te hebben gezien, werd het vuurwapen bij visitatie niet op hem gevonden. Vermoedelijk heeft één der ontsnapten het schiettuig weten mede te nemen.

't Gaat al heel aardig in de richting der Parijsche autobandieten.

Over eenigen tijd wordt midden op den dag het geheele politiebureau gestolen zonder dat iemand op dat bureau er van ontwaakt.

17 Juni 1912.

[pagina 196]
[p. 196]

Mishandeling door een hoofdagent.

Vrijdagavond merkte de heer L., te Soerabaya, toen hij door Passar Besar huiswaarts reed, dat de lantaren van zijn rijwiel uit was gegaan. Van zijn fiets stappende, haastte hij zich, de lamp weer aan te steken, toen hij aangesproken werd door een europeesch hoofdagent, die hem mededeelde, dat hij hem zou verbaliseeren wegens het rijden zonder licht. De man maakte volgens de N. Soer. Crt. den indruk van méér dan lichtelijk aangeschoten te zijn.

De heer L. protesteerde tegen de verbalisatie, doch werd door den agent gedwongen met fiets en al in een kossong te stappen en met hem mede te rijden naar den commissaris van de bovenstad. Onderweg diende de hoofdagent den heer L. nog een paar gevoelige slagen toe met zijn gummistok, één over den schouder en één over de hand, waarvan de striem nog zichtbaar is, en toen de heer L. hem zeide, dat die slagen hem duur te staan zouden komen, greep de agent hem in zijn woede bij de keel en worgde hem bijna.

Ook schijnt het heerschap zijn arrestant gedreigd te hebben, hem in de kali te zullen smijten, indien hij niet vooruit beloofde, de kossong te zullen betalen.

De commissaris van politie liet, na den heer L. gehoord te hebben, deze weer loopen, na hem beloofd te hebben werk van de zaak te zullen maken.

De heer L. is voornemens den officier van justitie in kennis te stellen met de door hem ondervonden mishandeling, meldt het blad.

 

Wij wenschen den Heer L. veel succes, maar als de aangeschoten ‘rust’-bewaarder met zijn ambtseed tegen hem op de proppen komt, vreezen wij dat zijn beklag hem niet veel zal helpen.

De ambtseed van dronken, brutaal en onbetrouwbaar canaille-in-uniform geldt hier in Indië nu eenmaal méér dan het woord van geachte, rustige ingezetenen.

25 Juni 1912.

 

Wij vragen ons af of het niet oneindig beter zou zijn dat de Gouverneur-Generaal eens eindelijk afdoende maatregelen neme om aan deze schandelijke toestanden een einde te maken, instede van tijd en geld te verknoeien met het doen van onnoodige reizen in Oost-Java. Zooals in een der Indische dagbladen wordt betoogd - en deze opinie deelen wij geheel - ziet de Goeverneur-Generaal op zulk een reis alleen slechts die zaken, die de ambtenaren hem willen laten zien, maar de bevolking is het kind van de rekening, daar op elke plaats waar Z.E. komt, de wegen een extra beurt krijgen, eerepoorten worden opgericht, enz., enz.; honderden inlanders worden gewoonlijk daarvoor opgeroepen en te werk gesteld, maar men verneemt niet, dat voor al het extra-werk, verbonden aan de komst van den Landvoogd, een cent wordt te goed gedaan.

Anders is het wanneer de Gouverneur-Generaal voor een bepaald doel een residentie bezoekt, bijvoorbeeld een reis naar Deli zou gemotiveerd zijn, indien Z.E. in overleg met den Resident, bestuurs-ambtenaren en administrateurs van landbouwondernemingen eens afdoende maatregelen nam om paal en perk te stellen aan de tuchteloosheid van contractkoelies, waarvan het gevolg is moord en doodslag, hetgeen nog in Deli herhaaldelijk à l'ordre du jour is.

Elke uitgaaf, hoe belangrijk ook, die verbetering kan brengen in het politiewezen van Ned. Indië in het algemeen en van Sumatra's Oostkust in het bijzonder is gemotiveerd, dit is de meest urgente aangelegenheid, waarin onmiddellijk voorzien moet worden, alle andere zaken kunnen desnoods wachten, maar de Gouverneur-Generaal is in de eerste plaats verplicht zorg te dragen voor veiligheid van personen en goederen. Wat geven maatregelen om de welvaart van den inlander te verhoogen, zooals b.v. oprichting van landbouw-credietbanken, irrigatiewerken, demonstratie-velden, enz., enz., als de inlander zelfs geen dag zeker is van zijn bezit?

Een inlander zou wel dwaas moeten zijn geld te besparen als hij bijna zeker is dat het hem ontroofd zal worden.

Hebben wij reeds meermalen in deze correspondentie het een en ander medegedeeld omtrent de tuchteloosheid van dwangarbeiders, in Atjeh is de toestand zóó, dat men er aan begint te twijfelen of Ned. Indië wel een land is waar een europeesch bestuur is. - Men leze eens onderstaand bericht uit Kotaradja:

Sumatrabode, 5 Juli 1912.

Dwangarbeid in Atjeh. Uit Kota Radja wordt aan de ‘Expres’ geschreven:

Zooals ieder wel weet, staan de dwangarbeiders in Atjeh onder militair bestuur.

Nu is het eigenaardig dat deze kettingberen, die doorgaans allen een 10 of 20-jarigen dienst voor den boeg hebben, na 6 uur 's avonds niet achter slot en grendel zitten.

Op Atjeh's hoofdplaats zal dit misschien niet

[pagina 197]
[p. 197]

zoo zijn, doch op de posten daarbuiten gebeurt het zeker.

Zoo hebben deze dwangarbeiders, zoowel in als buiten dienst, steeds messen (pisau blatis) en klewangs bij zich; zij houden er zelfs vrouwen op na, in de nabij gelegen kampongs. Voorts storen zij zich in het geheel niet aan de voorschriften omtrent hun kleeding en loopen in een pakje rond, dat veel mooier is dan menige cranie koopen kan. Dat mag dan ook geen wonder genoemd worden als men weet, dat eenigen onder hen zoo iets van f 1000. - op de postspaarbank hebben staan.

Men moet eens zien, hoe zoo'n bende de rustige kampongbewoners besteelt en lastig valt. Ze mogen namelijk elken dag z.g. de kampongs in voor ‘dienst’, ten rechte om te rooven en te plunderen.

Ook zijn zij huisjongens bij officieren en minderen en doen voor hen inkoopen.

Van bestuurswege wordt hiertegen niets gedaan omdat..... dat bestuur bang is voor relletjes, b.v. dat zoo'n bende het kampement in brand steekt (historisch). Het verdient eenige aanbeveling, dat het militair bestuur van dien aanhang verlost wordt.

 

Op sommige buitenposten komt het dus voor dat de boeven na 6 uur 's avonds niet achter slot en grendel zitten, dat ze steeds gewapend loopen, dat ze geen gevangeniskleeding dragen, dat ze de kampong in mogen gaan en dan daar gaan rooven, vandaar dat het mogelijk is dat eenigen onder hen zoo iets van f 1000. - op de postspaarbank hebben staan, en ten slotte - en dit doet de deur dicht, dat kettingberen bij officieren en minderen zelfs als bedienden fungeeren. -

Men zou kunnen vragen waar dienen dan de Inspecteurs van het Gevangeniswezen voor, op een tractement van minstens f 700. - 's maands plus een daggeld van f 8. - als ze op reis zijn?

Zijn zij niet de aangewezen ambtenaren die zorg hebben te dragen, dat dergelijke rotte toestanden niet kunnen voorkomen, of bepaalt zich hun ‘dienst’ tot het zorgvuldig opstrijken van hun tractement en het opmaken van hun reisdeclaratie? Nederlandsch-Indische-Regeering Uw naam is ONMACHT!!!

Tot besluit het volgende entrefilet uit het Bataviasch Handelsblad van 7 Augustus 1912.

 

Gevangeniswezen. Op een vraag van den heer Bogaardt, of de minister van koloniën bereid is zijn tusschenkomst te verleenen om de bedrijfsrekeningen van het gevangeniswezen in Ned.-Indië over het afgeloopen dienstjaar door een ervaren accountant te doen onderzoeken en te bevorderen, dat het rapport daarover zoo mogelijk bij de in te dienen stukken van de indische begrooting voor 1913 worde overgelegd, heeft de minister van koloniën geantwoord, dat hij den Gouverneur-Generaal zal verzoeken een accountants-onderzoek van het indische gevangenis-bedrijf over het afgeloopen jaar te doen instellen. Het komt den minister echter niet waarschijnlijk voor, dat het betrekkelijk rapport reeds bij de stukken nopens de indische begrooting voor 1913 zal kunnen worden overgelegá.

Bat. Handelsblad 7/8 '12.

 

De vraag van het Kamerlid Bogaardt om de bedrijfsrekening van het afgeloopen dienstjaar door een ervaren accountant te doen onderzoeken ter indiening van dat rapport bij de in te dienen stukken van de indische begrooting voor 1913, zal wel een vrome wensch blijken te zijn, daar zulk een lijvig rapport niet tijdig zal ingediend kunnen worden.

Het onderzoek der gevangenis-rekeningen alleen over het afgeloopen dienstjaar 1911 is trouwens monnikenwerk, wil de Regeering werkelijk weten hoe het met die gevangenis-rekeningen staat, dan diene men alle rekeningen te doen onderzoeken vanaf het dienstjaar 1906 tot en met 1911 en zal het resultaat zijn, indien alle uitgaven in rekening worden gebracht, die vóór 1906 niet bestonden (vooral verhoogde tractementen van ambtenaren en salarissen van inspecteurs, die vóór dien niet bestonden), dat de gevangenisarbeid schatten heeft verslonden en de verkregen resultaten nihil zijn. -

A.... Z.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • over Indonesië


datums

  • juli 1912

  • 20 juni 1912

  • 2 juli 1912

  • 17 juni 1912

  • 25 juni 1912

  • 5 juli 1912