Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 26 (1912-1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.82 MB)

Scans (97.14 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).

I.
De Inlandsche Ambtenaar.

Zonder mij te willen mengen in de hoofdzaak uit de artikelen van A - Z in no. 47-50 van den vorigen jaargang, wensch ik op te komen tegen enkele uitspraken van A - Z omtrent de Inlandsche ambtenaren. Ik zal de laatste zijn, die zal willen beweren, dat deze menschen wel betrouwbaar zijn, zelfs durf ik verder gaan en zeggen betrouwbaar zullen worden, ook al blijven de a.s. ambtenaren nog 100 jaar leerlingen van opleidingsscholen. Maar aan wie de schuld? Heusch niet aan de tegenwoordige Christelijke Regeering, maar aan ons geheel koloniaal bestuur van vroeger en nu. De schrijver en menig ander zal er bij zijn met te zeggen ‘het ligt in den aard van het beestje,’ en A - Z vaart met al dezen in hetzelfde schuitje. Staat U mij toe enkele eenvoudige voorvallen mee te deelen, al toelichtende komt de zaak wellicht in een ander licht.

Een landbouwer, die zijn velden in de nabijheid eener machtige suikerfabriek heeft, staat als zeer onhandelbaar aangeschreven; dit beteekent dat hij niet verkiest zijn land voor een appel en een ei af te staan en heer en meester op eigen grond wil wezen. Deze man moet voor familieredenen op reis, maar daar het in den huurtijd is, waarschuwt hij zijn vrouw voorzichtig te zijn met den toean blanda = Hollander. Deze, een echt Javanen-tyran, verneemt al spoedig van den burgemeester dat de ‘lastige’ er uit is. In minder dan geen tijd zijn alle (kwade) machten aan het werk gezet en de vrouw, bang als alle Jav. dessa-vrouwen zijn voor toean blanda en Inl. Bestuur, teekent een stuk, waarin zij al het land voor 1½ jaar verhuurt voor de kapitale som van f 75.-. Men stelle zich de woestheid voor van den armen man, toen hij thuis kwam. Zijn ‘lastige aard’ kwam dadelijk te voorschijn en het gelukte hem met veel moeite zijn land terug te krijgen? O, neen, dan vergist men zich. Het eenige, wat hy bereikte was een meerdere uitkeering en verder had hij te zwijgen. De burgemeester, die er een aardig duitje aan verdiend had, kreeg eervol ontslag en de Inlandsche hoofdambtenaar, die, in stede van voor zijn landgenoot op te komen, geholpen had hem er onder te werken, kreeg van de suikerfabriek een aardig douceurtje en van de Regeering, ja ik weet niet of hij geen medaille heeft ontvangen, maar straf volstrekt niet. Een heel eenvoudige geschiedenis, zooals er hier honderden plaats hebben. De Javaan is en wordt nog geknepen en de Inlandsche ambtenaren, die het durven wagen knijpen tegen te gaan, worden in een hoek geduwd, mogen zien rond te komen met een inkomen als een koelie. Doch wie helpen wil bij dat uitknijpen, mag ook een druppeltje opvangen. Men behoeft geen Javaan te zijn, om liever goed te eten en lekker te liggen, dan van honger om te komen.

Een dorpshoofd, een autocraat in den dop, heeft geen andere inkomsten dan die hij zich door zijn invloed op zijn dorpsgenooten weet eigen te maken. Heeft hij velden, dan zorgt hij zulke maatregelen te nemen, dat hij ze op zijn voordeeligst kan exploiteeren. Klagen durft de dessa-man niet, want vele ambtenaren houden niet van klachten, houden zich liever te goed vriend met grooten en kleinen Inlandschen ambtenaar, dat voorkomt gezeur en de dorpsman leert af te klagen. Voor hem bestaat in de meeste gevallen geen recht. Goed, dus de Inl. ambtenaar is onbetrouwbaar, niet waar? Ja, maar aan wien de schuld? Hier is een weduwe, haar dorpshoofd heeft haar het land ontnomen, dat zij een half leven bezat; zij kan haar land niet terug krijgen. De Bestuursambtenaren weten het, maar recht

[pagina 199]
[p. 199]

krijgt de weduwe niet, ja voor straf is haar al haar land ontnomen; het klagen heeft zij verleerd. Maar, als de Eur. Bestuursambtenaren waren opgetreden, dan hadden alle Inl. ambtenaren, die aan de knoeierijen hadden meegedaan, gedesavoueerd moeten worden en zij hebben deze te veel noodig, willen ze niet van de ladder tuimelen, die naar hooger eer, grooter salaris, voornamer ambt voert. Liever doen ze dus een oogje dicht, want ook te Batavia ziet men liever ‘laissez faire, laissez aller’ toegepast, dan gedwongen te zijn, weer geschrijf te hebben. Er zit op dit oogenblik aan mijn voeten een arme boer; op zekeren dag kwam zijn dorpshoofd zijn rijst wegmaaien, want de soort deugde niet en daarom vond hij het voor de gezondheid van dezen man beter zelf de rijst op te eten. Hij vraagt mijn hulp om recht te erlangen, want hij zocht die tevergeefs bij hen, die zijn beschermers moesten zijn. Dat zoo iets kan plaats hebben, bewijst het niet, dat de daders rekenen op straffeloosheid, demonstreert het niet de onmacht of onwil van de Eur. ambtenaren? Overal, waar de hoogst-bevoegden het recht met voeten laten treden, ontstaat corruptie, niet alleen op Java, niet enkel bij Javaansche ambtenaren. Kort en goed recht door Eur. ambtenaren, die de taal van het volk kennen, die door gevoel voor rechtvaardigheid alleen beïnvloed worden, geef ze Java gedurende 25 jaar, verzeker ze van eerlijke beoordeeling, alleen naar hun daden, niet naar hun paperassen en ge zult zien dat Javaansche ambtenaren wel betrouwbaar zullen worden. Het bestuursstelsel, dat door schoon uiterlijk den voozen inhoud tracht te dekken, dat is grootendeels schuldig aan de onbetrouwbaarheid van den Javaan. Men kent de scène uit ‘De Bruid daarboven!’, waar de brutale Fransche huisknecht, slagen krijgt, als hij liegt en klappen, omdat hij niet liegt. Zoo is het met de Javaan eveneens. Voor hem geldt, gold en ik vrees zal nog langen tijd gelden: ‘Barbertje moet hangen.’ Is het wonder, dat hij liegen leert; waar de ondervinding van zijn grootvader en vader, van zijn vrouw en zichzelf hem geleerd heeft, dat de boei vooral goed is voor menschen, die de waarheid liefhebben. Europeaan, wie ge ook zijt, zwijg van de onbetrouwbaarheid der Javanen, want gij, gij alleen hebt hem dat gemaakt. De Inlandsche ambtenaar onbetrouwbaar, het doet pijnlijk aan, dat iemand uit de cultures het durft zeggen. Naast de laksche houding der B.B. ambtenaren is er geen bron van bederf voor den Inl. ambtenaar dan de industrie, vertegenwoordigster van den geldhonger in Nederland geleden. Te Paree was een controleur, ik meen de Hr. Blanken. Hij wilde rechtvaardig zijn en eerlijk en toen de suikerfabrikanten den Javanen hun land voor een appel en een ei wilden ontnemen, verscheurde hij de contracten en eischte de werkelijke waarde. Dat was dom van dien controleur, want nu kan hij geen contracten meer verscheuren, omdat hij is weggewerkt. Ik zou meer dergelijke voorbeelden kunnen noemen.

Wie van den B.B. ambtenaar niet wil helpen den suikerheeren het land in handen te spelen, wie het durft wagen op te komen voor de belangen van het volk, hij gaat er uit, onverbiddelijk, onvoorwaardelijk en wat het ergste is, niet omdat de Regeering te Weltevreden of Buitenzorg er zoo op tegen is, maar die o, zoo eerlijke, echt betrouwbare Nederlandsche bezitters van suikerpapieren. Die regeeren in Nederlandsch-Indië, die maken den Inl. ambtenaar onbetrouwbaar. Deze wordt omgekocht, om den suikerfabrikant te helpen de bevolking te bestelen. Wellicht meent U, dat ik overdrijf? De Heeren zijn onbeschaamd genoeg voor die laagheid uit te komen. Laat ik dus het woord aan hen zelf laten!

Met een bedrijfszekerheid van als regel twee oogsten kan zij geen genoegen nemen, en zij ontziet zich dan ook niet om door exploitatie van de zwakste eigenschappen der bevolking en van hare hoofden - voorschotten en hoofdenpremies - een anders niet te verkrijgen bedrijfszekerheid af te dwingen.

 

Geknipt uit een bespreking.

 

Maar in waarheid geldt niet de stem der overheid, maar de wil van de industrie, welke door voorschotten en grondhuren laag houdt en een deel van het te weinig betaalde uitkeert aan de inlandsche hoofden als loon voor den door hen op de bevolking geoefenden dwang tot grondverhuur. Het misbruik is een levensvoorwaarde voor de suikerindustrie geworden en de overheid durft er niets tegen doen, omdat de suikerindustrie een zeer groot koloniaal belang is.

Maar van deze dwaasheid is mede een gevolg, dat de inlandsche landbouwende bevolking nagenoeg machteloos is overgeleverd aan de samenwerking van de eigen onderdrukkers en de alleen commercieel bezielde suikerindustrie. De economisch zwakkeren in het moderne Westen kunnen kracht tegenover kracht plaatsen; zij hebben hun vakorganisatie en hun invloed in het parlement. Maar hier hebben zij alles te wachten van bescherming der overheid, eene bescherming, welke nog niet zelden teloor gaat in de omkoopbaarheid van de eigen hoofden en in de persoonlijke gezindheid van de Europeesche ambtenaren.

Men kan onmogelijk eerlijker en gemeener eischen. Nog slechts enkele maanden terug heeft de suikerfabriek hier ± f 15000. - betaald voor dergelijke hulp. De Regent f 5000 -. de pati f 2000. - en de wedono f 1500. - de 5 ass. wedono's elk f 1000. -, alles in enveloppe.

Zoo zou ik kunnen voortgaan honderden voorbeelden te noemen van geoorloofd onrecht, van geziene en ongeziene berooving, van gedulden diefstal, waarvan alleen de oorzaak schuilt bij den Europeeschen Beschaver. Ja, mijnheer A - Z, U hebt gelijk, verduistering door den lageren ambtenaar is aan de orde van den dag. Maar lezers, stelt U voor, dat ge na 4 uur niets meer te doen had; dat ge te arm zoudt zijn, om een boek te koopen, dat ge den verderen avond steeds zoudt moeten doorbrengen in niets doen bij een walmend lampje in een kaal vertrek; want ze moeten leven van 10 à 20 gulden per dag? pardon, 20 heele guldens per maand met vrouw en kinderen, en f 20. - is veel. Van de week werd er een betrekking geadverteerd voor

[pagina 200]
[p. 200]

opzichter à f 20. - per maand, mits de sollicitant goed Hollandsch kende. Jawel, de Javaan leeft goedkoop, o, zoo goedkoop, ja zoo goedkoop, dat in dit heerlijk, gezegende land geen dag voorbijgaat, waarop geen Inlander, dan hier, dan daar, crepeert van honger en gebrek. Het land, dat duizendvoudig voortbrengt, ziet zijn eigen kinderen sterven van ellende. Een Javaan wil ook genieten van het leven, en de olie is duur, 20 cent een Liter, de rijst doet 10 cent per pond, en de suiker 14 cent, met een productieprijs van 4½ cent. Maar lezer, laat ik U niet vervelen met die eentonige huishoudelijke praatjes. Ja, de Javaan houdt er zelfs van een beetje netjes gekleed te gaan en de vrouwen der ambtenaren mogen niet werken, wel hongeren.

Lezers, stelt U voor een ambtenaar levende van 50 centen daags, man, vrouw en kinderen. Dessa-onderwijzers verdienen zegge 10 à 15 gulden 's maands, een hoofdagent van politie f 12.50; een koelie van de suikerfabriek zelfs f 6. -. Zes heele guldens per maand. Ik lees daar, dat die meneer De Groot 2000 gulden per maand verlangt, waarom niet, de Javaan is er goed voor, de menschen kunnen best nog meer belasting betalen, want zij zijn hoog aangeslagen. Wie 1, zegge een heele gulden in de week verdient, moet al betalen of de kast in. Waarom de duimschroeven niet nog wat aangezet; laat ze maar betalen als ze al 75 cent per week verdienen, waarom niet, als het ze niet bevalt, crepeeren ze maar, gemakkelijk genoeg. Meneer A. - Z. spreek niet meer zoo smalend over die onbetrouwbaarheid, over de uitzuigerij der Inlanders door hun onbetrouwbare hoofden, de employé, die het meest kan meedoen aan die uitzuigerij, die het best den geplaagden Inlander het vuur na aan de schenen weet te leggen, hem op zijn goedkoopst zijn grond weet af te troggelen, dat is je ware, die krijgt de hoogste percenten, die wordt in goud gezet, ter wille van de zoo edele, zoo hoogst betrouwbare bezitters van goede papiertjes in patria. Als de Inlandsche ambtenaren dieven zijn, dan zijn de cultuurmenschen diefjesmaat en als zij bevreesd zijn, dan is het alleen omdat de rem, de Eur. ambtenaar, er niet is.

Want Goddank, mogen we dit erkennen, de ambtenaren dulden veel, omdat ook voor hen dikwijls de hongerzweep klapt, maar wat directe voordeelen behalen betreft, staan ze te hoog, al doet hun goed geduld hen wel eens een prachtige vendutie maken. Bekend is wel de handelwijze van resident v. Wijck. Toen deze zijn woning zou betrekken, vond hij het geheel gemeubeld; hij liet toen bekend maken, dat wie niet binnen 24 uur zijn barang teruggehaald had, gestraft zou worden wegens poging tot omkoop. Zulke mannen hebben we hier van noode, niet een, maar honderden.

Als een B.B. hier een mooie vendutie maakt, hetzij door Europeanen of Chineezen, zeg dan maar gerust dat heeft de arme Javaan, naast en behalve zijn belasting betaald, want lastige, d.w.z. eerlijke, volkomen eerlijke ambtenaren maken geen mooie vendutie, die worden er uit gep - st. Het is zoo jammer, want de Javaan is goed. Ja, wat lui, maar hoeveel Europeanen zouden niet lui zijn, als ze een klimaat en een bodem zouden bezitten, die al maar door, zonder onderbreking van jaargetij, zou opbrengen, wat het lichaam aan voedsel behoeft. De Javaan is goed, meesmuil maar, gij Indische cultuurman, ik herhaal u, de Javaan is goed en vol vertrouwen. Maar wees dan zelf eerlijk, zelf goed, zelf vol vertrouwen, niet een dag, niet een maand, maar steeds door.

Dan bedriegt hij u niet, zoo min als de doorsnee Nederlander, wees eerlijk, betaal hem wat hij verdient, beknibbel hem niet, sta hem bij als hij ziek is, scheld hem niet de huid vol, als hij eens verkeerd heeft gehandeld, en ge zult zien, dat hij vertrouwen met vertrouwen, eerlijkheid met eerlijkheid, hulp met kinderlijke dankbaarheid zal beantwoorden. Ik was op een middag thuis gekomen, moe en met hoofdpijn en ging in de achtergalerij op een stoel liggen en viel in slaap. Toen ik wakker werd, lag ik op een kussen, met een wollen deken over me; het was doodstil in mijn anders levendige omgeving. De bedienden zaten met bedrukte gezichten bij de keuken. Ja, dit zou ik vergeten, wees goed voor de kinderen van uw bedienden, dat treft hun het meest; en de kinderen waren nu weggestuurd, sebab toewan sakit. Ik ben nimmer meer vertroeteld dan die paar dagen door mijn Javaansche bedienden.

Ik eindig hier en geef den raad: Wees ook voor den Javaan een mensch en zonder rechtsscholen, zonder speciale rechters zult ge nooit meer durven, nooit meer behoeven te spreken van den luien, onbetrouwbaren Javaan.

Z - A.

II.

Geachte Redactrice,

 

Het zij mij vergund mijn hartelijke instemming te betuigen met Uw afkeuring van de stuitende poging om een ‘deftige’ zondagsschool op te richten. (Zie No. 3 van 17 Juli.) Dit streven lijkt mij niet slechts huichelachtig in verregaande mate, maar geheel strijdig met alle godsdienstig besef - een fatale bespotting van al wat naar godsvrucht lijkt.

Het Christendom toch dringt op verband, op aaneensluiting, op solidariteit, wijst op een gemeenschappelijken oorsprong en op de toekomst van één rijk.

De opmerking van mej. van Heyst, (zie No. 10 van 4 Sept.) dat de betere standen eenvoudig niet willen komen waar de mindere standen zijn, bewijst wel de realiteit van den klassenstrijd, maar wijst tevens op een mate van hoogmoed die alle zondagsschoolarbeid met onvruchtbaarheid zou slaan. Immers aan zulk een hoogmoed mag men - vooral bij kinderen - allerminst concessies doen en toegeven. In de kerk - dus bij volwassenen - wordt dit zelfs niet gedaan.

't Wil mij dan ook voorkomen dat deze poging voortspruit uit denzelfden geest, die den farizeën in Jezus' tijd deed vragen: ‘Is deze niet de zoon van Jozef, den timmerman?’

Ook toen werd hun hoogmoed geen concessies gedaan. Ook toen zeide Jezus niet: ‘als mijn

[pagina 201]
[p. 201]

nederige afkomst U hindert zal ik een deftig heer, een aristokraat voor U laten optreden.’

Hoogachtend,

Uw dw.

DIXI.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken