Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 26 (1912-1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.82 MB)

Scans (97.14 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).

I.

Hooggeachte Redactrice.

 

Vergun mij s.v.p. even te antwoorden op een ingezonden stuk aan mijn adres van den heer J. v.d. Schenk in no. 30 in Uw geëerd blad.

Genoemde heer zegt mij ‘te kennen’. Ik wil aannemen, dat de heer v.d. S. mij wel eens bij gelegenheid in een of andere vergadering gezien of gehoord heeft. Persoonlijk kent hij mij niet, anders toch zou ik hem ook kennen. En dit is niet het geval. Ik ken noch in Delft, noch in eenige andere wereldstreek iemand die Van der

[pagina 505]
[p. 505]

Schenk heet. En uit het vervolg van dit mijn antwoord zal, hoop ik, blijken, dat ik waarlijk geen reden heb mij over dit kennis-gemis te beklagen. En wel om deze reden: De heer v.d. Schenk eindigt zijn stuk met den volzin:

 

Wat zou de heer Visser b.v. zeggen van iemand die bovenstaande ernstige dingen schreef en die, na op een vergadering enz. enz. enz... in een café ging ruziemaken en vechten... met kellners nog wel?...

 

En dan volgt de snijdende tyrade:

 

‘Doe naar mijn woorden, maar niet naar mijn daden.’

 

Welnu, geachte Redactrice, ik vrees geen onderzoek naar mijn daden, ook niet naar die daden, waarop de heer v.d. Schenk zoo blijkbaar doelt.

‘In het vorig, nu pas verstreken jaar, ben ik slechts éénmaal in Delft geweest, heb slechts éénmaal daar ter plaatse in een café een kop koffie en een broodje gebruikt. Op dien avond bediende mij een dikke kellner, die een half blinden hond voortdurend mishandelde, tot groot vermaak van een paar heeren (?) (was de heer van der Schenk daar soms bij?). Met dien kellner heb ik niet gevochten, ook geen ruzie gemaakt. Ik heb hem alleen een draai-om-z'n-ooren gegeven. Hij deed niets terug. Dat durfde hij niet. En de ‘heeren’ namen zijn partij niet. Dat durfden zij niet. Ik heb in Delft slechts één vriend, die ik dien avond nog sprak. Ik vertelde hem, hoe de kellner dien half-blinden hond met de punt van het servet in de oogen sloeg, herhaalde malen, zoodat het dier, dat hem, vanwege zijn slecht gezicht, niet zag aankomen, het uitschreeuwde van pijn. Ik vroeg hem, als man der wet, of daaraan niets was te doen, zonder hem evenwel te vertellen dat ik den onverlaat een kastijding had toegediend. Die vriend zond mij een paar dagen later, met een opgetogen brief een exemplaar van ‘De Delftsche Courant’, waarin het geval werd beschreven, zooals Gij, geachte Redactrice, het hier van dit origineele uitknipsel lezen kunt, aan U de vrijheid latend het al of niet over te drukken.

 

In een café hier ter plaatse. Een zwarte poedel scharrelt door de zaal. Een reusachtige kellner, breed gezicht, gespierden nek, lang voorhoofd, bedient. Komt de hond hem voor de voeten dan wordt het dier vrij onzacht weggeschopt - dan jankt de hond - dan lacht de kellner - dan grinniken een viertal ‘heeren’ aan een tafeltje in den hoek. Heeft de kellner niets te serveeren dan vermaakt hij zich uitsluitend met den poedel - dan neemt hij zijn servet en beijvert zich het dier, bij wijze van schietoefening, met de punt van den doek in de oogen te mikken. Slaagt die manoeuvre, dan jankt de hond, dan lacht de kellner, dan verkneukelen zich de ‘heeren’ in den hoek. om het geschreeuw van dat ‘kreng met de etteroogen.’

Bij een tafeltje aan het raam zit, over een courantje gebogen, een tenger heertje, in losse dracht - een colbertje over een sporthemd, een zwierige flipperdas, donkerblond haar, van voren gescheiden, een blonde snor, een vlok onder den lip, zachtblauwe impressie-oogen, met lange, bruine wimpers. Een lijvige boekentasch naast zich op tafel, - een agitatortje, socialistje, anarchistje misschien. Hij blikt in z'n krantje, maar leest niet - daarvoor zijn de wimpers te zeer dichtgeknepen, neergeslagen. Af en toe gaan ze even, heel even, wijd open. Dan flitsen die oogen rond-groot naar den hond, den kellner, de ‘heeren’ - heel even maar, om terstond weer in het krantje te staren.

De poedel snuffelt door de zaal, stoot zich nu en dan den kop tegen een tafelpoot - scharrelt onder het tafeltje aan het raam.

De kellner komt aanwaggelen, lachend naar het heertje bij het raam, zoekend den hond - het servet gereed. Hij mikt, mikt... en raakt even met 'n tip van den doek den pantalon van het heertje...

Het heertje staat op, heel kalm en... ‘pats!’ ‘pats!’ ‘pats’ met de vlakke hand.

De kellner stottert, beeft over al z'n leden, retireert achter 't buffet - één wang vuurrood, de andere melkwit.

Het heertje lacht hardop, wendt zich tot de nu zwijgzame ‘heeren,’ terwijl alles aan hem kalm is, behalve de oogen die rollen langs de kachel, langs stoelen en bierglazen als zoekend naar iets vernielbaars.

- Lachen de heeren nu niet om dien slungel?!

Maar de ‘heeren’ zijn opeens fatsoenlijke lui geworden - hooren de vraag niet - negeeren den ‘vechtersbaas’ met een air van voornaamheid. Eerst wanneer het heertje met een bitter ‘plebs’ vertrokken is, hervinden ze hun moed in een glas bitter.

- Ze wilden natuurlijk geen drukte maken

Dat vond de kellner ook. Hij was in de zaak, maar anders... anders...

En hij keek schuw naar de buitendeur, waardoor het heertje vertrokken was.

 

't Was immers ook maar een poedel.

 

Op dit courantenbericht heb ik alleen maar deze aanmerking, dat de berichtgever wel wat dweept met verkleinwoordjes wat mijn persoon betreft en dat hij omgekeerd te zeer geïmponeerd schijnt door ‘de reusachtige grootheid’ van den kellner. Hij had wel een dikken buik, maar dat was blijkbaar het gevolg van overmatig biergebruik. Hoe dit zij - ik laat het ter beoordeeling aan de lezers over of de voorstelling des heeren v.d. Schenk, als hadde ik iets gedaan waarover ik mij te schamen had, de juiste is.

Voorts geloof ik, geachte Redactrice, dat het U na het bovenstaande, wel niet verwonderen zal, dat ik verder geen enkel woord meer aan 's heeren v.d. S' stukje wijd.

Met dank voor de opname,

Uw d w.

's-Hage, 28 Jan. '13.

H. VISSER.

II.
's Gravenhage, 31 Januari 1913.

Geachte Redactrice.

 

De Heer Paul Offenberg (Ged. Wiss. II. H.L. van 29 Jan. 1913) zal misschien nog veel boozer zijn als hij mijn andere stukje ‘Een vreemde boel’ zal gelezen hebben; daarin spreek ik toch van een ‘aardig tuinpark, met wat de planten aan afval leveren van vele onzer fraai aangelegde pleinen en parken.’

Laat ZEd. gezegd zijn, dat ik zeer veel houd

[pagina 506]
[p. 506]

van fraaie tuinen en parken, maar, dat ik 't bespottelijk en geld weggooien vind, dat de stad Den Haag, waar de belastingen zoo schrikbarend stijgen, groote sommen besteedt of zou besteden aan kostbare plantages achter een huis, dat vrijwel onbewoond is, en waarvan de tuin nimmer betreden wordt dan door den concierge en familie, en dit jaar alleen met het oog op het vredesgedoe, misschien een paar maal door de feestvierende autoriteiten zal betreden worden.

Maar geld weggooien komt er in Den Haag niet op aan. Nu immers zal teruggekocht of aangeschaft moeten worden, wat verkocht of weggegeven is, als de Schouwburg weder heropend wordt. Kampen is er heilig bij.

Voor deskundigen tuinaanlegger geef ik mij niet uit, maar als men weet, dat een gezonde Geranium in Augustus wel 20 stekken geeft, en een zaadje van O.I. Kers wel 100 zaadjes, en het Sedum Tabarium groeit als onkruid, dan zijn, zoo voortgaande, voor 25 gulden heel wat bloembedden te vullen.

Wie zal achter de nieuwe Raadhuis-woning meer wenschen? Wie der belastingbetalenden kijkt er naar, of kan het moois zien?

A.J. SERVAAS VAN ROOIJEN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H. Visser

  • A.J. Servaas van Rooijen


datums

  • 28 januari 1913

  • 31 januari 1913