Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 26 (1912-1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.82 MB)

Scans (97.14 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 26

(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Onmacht.
IX.
Poeloetraperdoeli, Januari 1913.

De zwaarte der Regeeringstaak.

Volgens den Bataviasche novellenschrijver in het Soer. Hdsbl. vertelt men, dat de Gouverneur-generaal somber gestemd is.

Het leek destijds zoo heel eenvoudig: consolideeren, pacificeeren, nadat Van Heutsz met ruwe kracht den boel onderst boven had gekeerd.

De heer Idenburg komt nu na drie jaren bestuur blijkbaar tot het besef dat de taak, welke hij in 1909 met zóóveel ambitie aanvaardde, hem te zwaar is geworden. De minder vriendelijke beoordeeling van verschillende bestuursdaden in de pers en ook in de Tweede Kamer, waarvan hij als minister enfant chéri was, de besliste afkeuring van zijn beleid in de Timor-aangelegenheden en in de Chineezen-affaire, waarvan het opperbestuur - hoe ook in de Kamer coram populo zijn optreden verdedigend - in, zoo geheeten, ministerieele depêches heeft doen blijken, een en ander maakt den oogenschijnlijk zenuwsterken landvoogd nerveus. De zenuwoverprikkeling openbaart zich in mindere stoelvastheid; elke gelegenheid grijpt de heer Idenburg aan om erop uit te gaan.

Na het bezoek aan de Prioksche havenwerken, een uitstapje naar Bantam, en voor nog verdere Ausflüge bestaan plannen.

Wellicht zal de geschiedschrijver hem gaan

[pagina 530]
[p. 530]

noemen den reis-Landvoogd, een epitheton, dat vleiend kan zijn, omdat hij het met den machtigsten beheerscher in Europa zou gemeen hebben.

30 Dec. 1912.

Maakten wij in een vorige causerie reeds melding dat de belangrijkste zaken in Indië op afdoening wachten, zoodat feitelijk niets afgedaan wordt, uit bovenstaand entrefilet weten we nu de oorzaak: de heer Idenburg is lijdende aan overprikkeling van zenuwen, en als geneesmiddel zal zijn dokter hem hebben voorgeschreven er eens op uit te gaan.

Wij hebben altijd gemeend dat het lustoord Tjipanas, gelegen in een heerlijk en gezond bergklimaat in de Preanger, de aangewezen plaats was waar zich ‘onlekker’ voelende Landvoogden herstel zochten voor hunne kwalen.

De heer Idenburg echter schijnt er liever op uit te vliegen, geeft de voorkeur op Gouvernements rekening dure reizen te maken, verzuimt vooral niet zendingsposten te bezoeken, bereist ‘en touriste’ het prachtige Diëng-plateau, rijdt door eerepoorten langs goed onderhouden wegen, (kasian de heerendienstplichtigen, die daar voor opdraaien), woont diners bij, hem aangeboden door residenten, is overal verplicht te toasten of die te beantwoorden, waardoor zijn zenuwen nog meer overspannen worden door het drinken van champagne, enz., enz.

Wij betwijfelen ten zeerste of zulk een reis iemands zenuwen kalmeert, maar vinden in alle geval dat ‘le remède est pire que le mal.’ -

Wanneer de heer Idenburg voor herstel van zijn door belangrijke werkzaamheden geschokte gezondheid, ‘erholungsreise’ moet doen, laat hij die dan in godsnaam in Europa maken; wij kunnen hem de verzekering geven dat iedereen het hem van harte zal gunnen, indien Z.E. er toe kon besluiten op eigen kosten herstel van zijn kwalen te zoeken in Zwitserlands heerlijke bergstreken; werkelijk, men zal het ten zeerste apprecieeren als hij dáár op zijn ‘lauweren’ gaat rusten.

Maar het meest belachelijke is wel dat de heer Idenburg vermeent dat planters in de Zuid-Preanger moeten klaar staan om bij Z.E. hun opwachting te maken, wanneer het Haar belieft een snoepreisje naar de Wijnkoopsbaai te maken; volgens onderstaand entrefilet toonde de heer Idenburg zich ontstemd dat planters schitterden door hun afwezigheid; en of het gebeurde nu werkelijk den planters zooveel leed deed, zijn wij zoo vrij te betwijfelen, daar iedereen begrijpt dat zulk een reis hoegenaamd geen praktisch nut heeft, maar slechts geld kost en de inlandsche bevolking als gewoonlijk het kind van de rekening wordt, in den vorm van noodeloozen arbeid verricht aan extra-onderhoud van wegen en bruggen en het oprichten van eerepoorten, enz., enz.

De landvoogd ontstemd.

Bij het onlangs door den landvoogd aan de Wijnkoopsbaai gebracht bezoek, aldus werd uit Bandoeng aan het ‘Soer. H'blad’ geseind, was geen enkele planter van de Preanger aanwezig, waarover Zijne Excellentie zich zeer ontstemd toonde.

De schuld daarvan heeft gelegen aan het uitblijven van eenige kennisgeving van het te verwachten hooge bezoek. Intusschen doet het gebeurde den planters leed.

9 Jan. 1913.

 

Uit het bovenstaande blijkt wel dat des Heeren Idenburg's zenuwen overstuur zijn, en wordt het hoog tijd dat een andere - vooral niet al te christelijke - landvoogd hem spoedig komt vervangen.

Van den gezondheidstoestand van den Landvoogd sprekende, kunnen wij niet nalaten te vermelden hoe het daarmee in de Hoofdstad van Nederlandsch-Indië gesteld is.

Nu ongeveer 2 jaren geleden diende de eerstaanwezend stadsgeneesheer te Batavia, Dr. C.D. Ouwehand, op 14 Februari 1911 een rapport in, voorzien van de noodige gegevens, sterftecijfers, opgave van kampongs, die het meest ongezond zijn enz., enz., waaruit bleek dat Batavia één broeinest is van epidemische ziekten, in het kort gezegd, waaruit kan afgeleid worden dat Batavia zoowat de ongezondste stad ter wereld is, en dat daarin direct verbetering moet komen.

Wij herhalen het: dit rapport dateert nu van bijna twee jaren, en wat is er in die 2 jaren gedaan? Niets, absoluut niets!!

In het kort medegedeeld, geven we hier weer wat het ‘Nieuws v/d Dag’ daarover schrijft:

Er is in die 2 jaar een beetje gebeunhaasd en geliefhebberd door absoluut ondeskundigen, onder ‘leiding’ van onzen voortreffelijken Controleur Eijken, ziedaar alles; er is assaineerinkje gespeeld, maar gedáán is er niets van eenig aanbelang.

Maar zoolang alles hier moet gebeuren door meneer Eijken, onder de auspiciën van onzen prachtigen gemeenteraad, gebeurt er niets. Ten minste: niets goeds. Men behoeft om tot

[pagina 531]
[p. 531]

deze uitspraak te komen, de geschiedenis van de laatste jaren slechts na te gaan. De feiten, de onloochenbare feiten wijzen het uit.

Wil men een bewijs hoe de Bataviasche gemeenteraad werkt, dan hebben wij slechts aan te halen dat door dien Raad eenigen tijd geleden grond werd aangekocht om er een zoogenaamde ‘model-kampong’ te bouwen, en daarvoor koos men het oude chineesche kerkhof te Sentiong, een plaats die onmiddellijk grenst aan de ongezondste wijk van Batavia; waarschijnlijk was er geen ongeschikter plek in geheel Batavia te vinden, anders zou men zeker die gekozen hebben!!

Nu vragen wij ons af, waarvoor zulk een onbenullige gemeenteraad dient, als die zelfs incapable is rekening te houden of ten minste acht te slaan op de deskundige adviezen van Dr. Ouwehand.

Onder deze omstandigheden, namelijk dat in bijna twee jaren tijd absoluut niets degelijks is gedaan ter verbetering van den treurigen hygiënischen toestand van Batavia, bewonderen wij de energie van den heer W.J. van Gorkum, inspecteur van de Geneeskundige Afdeeling West-Java, die nogmaals deze aangelegenheid ter sprake bracht en voor de leden der Vrijzinnige Kiesvereeniging en hunne dames en introducés in de Loge te Batavia een boeiende voordracht hield over: ‘ongezond Batavia, voorheen en thans’.

Over het ‘voorheen’ kunnen wij zeer kort zijn.

De heer van Gorkum zegt dan dat twee, drie eeuwen terug Batavia voor zeer ongezond gold, zóó zelfs, dat een engelsche vlootvoogd als zijne meening te kennen gaf, dat alleen al om zijn ongezondheid Batavia sterk genoeg was om andere natiën van een veroveringstocht af te schrikken.

Gebaseerd op vrij betrouwbare gegevens was het sterftecijfer in de eerste helft der 18de eeuw voor Europeanen ± 256 per duizend; dit steeg voortdurend en bereikte omstreeks 1732 het cijfer van 400 à 420 per 1000 Europeanen!

Door de krachtige maatregelen op sanitair gebied van den Gouverneur-generaal Daendels, die o.a. de bovenstad Weltevreden liet aanleggen, daalde het sterftecijfer buitengewoon sterk; was dit in 1819 nog 225 per mille, in 1844 bedraagt het ± 55. Maar hoe dan ook, het oude Batavia werd terecht het ‘graf der Europeanen’ genoemd.

De heer v. Gorkum geeft nu een verslag hoe de toestand in onzen tijd is. - Sedert 1908 worden op Java officieele opgaven gedaan van de doodsoorzaken onder Europeanen; hieruit blijkt dat het sterftecijfer thans te Batavia 29 pro mille is, dat is toch nog zeer hoog als men nagaat dat in het rijk in Europa, waar de meest ongunstige hygiënische toestanden heerschen, Rusland, het sterftecijfer 30 pro mille is, terwijl dit voor Nederland slechts 13½ bedraagt. Verdeelt men de sterfgevallen naar de oorzaken, dan sterven de meeste Europeanen aan cholera, dan volgt longtering, malaria, typhus en dysenterie. Toen wij een geneesheer op het verrassend feit wezen, dat als doodsoorzaak malaria eerst in de derde plaats komt, deelde hij ons het volgende mede: malaria is een der ziekten, die op alle kustplaatsen en vooral te Batavia altijd voorkomt; een groot percentage der Europeesche bevolking is er in mindere of meerdere mate door aangetast, toch is het aantal sterfgevallen tengevolge van malaria onder Europeanen niet zoo groot, omdat men tijdig geneesmiddelen inneemt, dan wel zich in een malaria-vrij klimaat onder behandeling stelt.

Zeer opvallend is volgens den heer v. Gorkum de vele sterfgevallen in Indië tengevolge van long-tuberculose; bezwijken daaraan in Nederland 12 personen op de 10000 inwoners, te Batavia maakt die ziekte per 10000 18 slachtoffers, te Semarang 20 en te Soerabaya zelfs 23. Pokken komt onder Europeanen zoo goed als niet voor.

Nu sedert 1 Augustus 1911 een geregelde sterfte-statistiek van inlanders wordt aangehouden, komt men wat hen betreft tot allertreurigste resultaten. In het afgeloopen jaar was dit sterftecijfer 69 pro mille voor Batavia, en splitst men dit getal voor beneden- en bovenstad, dan komt Batavia-zelf op voor 98 en de bovenstad Weltevreden voor 55 per mille. Eenige districten der hoofdstad zijn bijzonder ongezond, zoo bijvoorbeeld het district Mangga Besar, waar de sterfte 113 per mille is; kwam er geen aanvoer van nieuwe bewoners van buitenaf, dan zou dit district binnen 10 jaar finaal zijn uitgestorven. In de zoogenaamde gezonde districten van Weltevreden heeft men voor Tanah Abang toch nog een sterftecijfer van 58 pro mille, Senen 55 en Gambir (Koningsplein) 51.

Batavia is dan ook ongezonder dan eenige stad op Java; het sterftecijfer van Semarang is niet meer dan 41 en van Soerabaya slechts 36 pro mille, terwijl het meest ongezonde onder-district van Semarang (waarschijnlijk

[pagina 532]
[p. 532]

wordt het zoogenaamde ‘Zeestrand’ bedoeld, waar het wemelt van anopheles-muskieten) een sterftecijfer van 63 pro mille heeft, dus betrekkelijk nog gunstig in vergelijking met het moordhol Mangga Besar te Batavia. Gevoegelijk kunnen we hier nog bijvoegen dat in geen enkel der 400 onder-districten, waarin West-Java is verdeeld, het cijfer hooger is dan 50!!

Men ziet het beeld, dat Dr. van Gorkum van den hygiënischen toestand van Batavia geeft, allertreurigst is, en toch is die toestand nog beneden de werkelijkheid, want het verstaat zich dat tal van inlanders in de kampong sterven, zonder dat er een aangifte van het sterfgeval plaats heeft, vooral is dit het geval wanneer de dood is tengevolge van een besmettelijke ziekte, want dit geeft den ‘Loerak’ (inl: burgemeester of kamponghoofd) maar soesah; men kan dus gerust aannemen dat de toestand veel ernstiger is als door den heer van Gorkum wordt aangegeven.

De heer van Gorkum geeft verder een lijst van 31 plaatsen en landen in de wereld, waar Vera Cruz met het hoogste sterftecijfer bovenaan staat, maar in al deze steden of landen is de toestand gunstiger dan te Batavia: er bestaat geen stad ter wereld waar de sterfte hooger is. Batavia - ‘de Koningin van het Oosten’ - houdt in deze het luguber record!!

De geachte spreker zegt verder dat het buitengewoon hooge sterftecijfer te Batavia wijst op een alleszins verwaarloosden hygiënischen dienst, spreekt zijn diepe overtuiging uit, dat men thans onmiddellijk maatregelen moet nemen ter verbetering, en haalt als bewijs dat dit ook mogelijk is, o.a. aan, dat op het terrein der maatschappij ‘Senemba’ het sterftecijfer in 1897 61 pro mille was, toen door krachtige toepassing van sanitaire maatregelen dit in 1906 daalde tot.... 9,4 pro mille.

Ook de stad Panama bewijst tot welk een resultaat men kan komen door toepassing van een goede sanitaire regeling; in 1906 was het sterftecijfer aldaar 68, en niettegenstaande de hoogst ongezonde kanaalwerken in vollen gang waren, daalde het sterftecijfer in 1909 op 21 pro mille. -

De voordracht van Dr. v. Gorkum had een enorm succes, werd bijgewoond door een talrijk publiek, waaronder tal van autoriteiten. Algemeen spreekt men de verwachting uit dat er nu toch wel eindelijk ‘iets’ zal gedaan worden.

De redactie van het ‘Nieuws v/d Dag’, waaruit wij bovenstaande gegevens geput hebben, zegt daarvan het volgende, dat wij hier letterlijk willen herhalen, omreden wij het met den redacteur van dat blad volkomen eens zijn:

Het kan wellicht zijn nut hebben, hier even een beetje koud water te werpen op die opgelaaide geestdrift. De reden van Dr. van Gorkum was interessant, leerzaam, grondig, goed-gedocumenteerd, boeiend, - wat men maar wil, - maar onthuld heeft hij daarin niet bizonder veel. Zeker, het kan geen kwaad, dat hetgeen hij d.i. Dr. Ouwehand zeide, nog eens herhaald werd, maar nogmaals: nieuws heeft hij niet verteld, en dat zijn voordracht bizonder veel effect zal sorteeren, zijn wij voor ons dan ook zoo vrij om te betwijfelen.

Wij herinneren er hier aan, dat Dr. C.D. Ouwehand den 14en Febr. 1911, dus nagenoeg 2 jaar geleden, zijn jaarrapport indiende omtrent den burgelijk geneeskundigen dienst te Batavia over 1910, welk rapport toen in den aanvang van Maart door de bladen druk werd besproken en gecommentarieerd. Dat rapport was zeker niet minder nadrukkelijk van inhoud, dan de rede van Dr. v. Gorkum. Het was evengoed gedocumenteerd; het gaf cijfers over de sterfte in de kampongs, systematisch gerangschikt in groepen, naar de districten, naar de meer of minder ongezonde ligging, etc. etc.

Door die groepeering sprong duidelijk in het oog, waar de broeinesten van ziekten waren. Maar wat is er nu sedert de verschijning van dat rapport veranderd? Immers niets!

Het complex Mangga Besar, Kebon Djeroek, Sawah Besar, Tangki, was in 1910 het district waar de grootste sterfte voorkwam, - de in dat jaar zeer sterk door cholera geteisterde Kampongs Djembatan V uitzonderende - welnu die toestand is nu, einde 1912, nog precies zoo.

Wij vragen ons af waarop men nu eigenlijk de verwachting baseert, dat er nu eens eindelijk wat gedaan zal worden, immers op niets!!

Na de indiening van het rapport van Dr. Ouwehand wist men hoe het met den hygiënischen toestand van Batavia gesteld is, men wist dat vooral onder Inlanders de sterfte buitengewoon groot is, en het eenige wat de Regeering deed is, dat zij toeliet dat de Bataviasche zonder eenige deskundige leiding hier en daar wat prutste en wrat geld verknoeide. Wij zijn van meening dat de assaineering van Batavia geenszins een zaak is waar die gemeenteraad eenige bemoeienis mede heeft, want het is een Regeeringszaak en wel een

[pagina 533]
[p. 533]

zeer belangrijke, waardoor speciaal zeer bekwaam technisch en medisch personeel moet worden aangewezen wil men tot goede resultaten komen en waarvoor in de eerste plaats eenige tonnen gouds beschikbaar moeten worden gesteld.

Dàt zou de plicht zijn geweest van Gouverneur-generaal Idenburg direct na ontvangst van Dr. Ouwehand's rapport, maar hij deed niets; daarom vermeenen wij dat ook nu evenmin na het rapport van Dr. v. Gorkum een krachtige assaineering van Regeeringswege te verwachten is, tenminste zoolang het opperbestuur van deze gewesten in handen is van den heer Idenburg.

Intusschen bewonderen wij den moed van Dr. van Gorkum, dat hij, in een land waar men de waarheid niet hooren wil, nogmaals op dit onderwerp zoo uitvoerig is teruggekomen, en willen wij maar hopen dat hij niet tot straf wordt overgeplaatst als Civielgeneesheer te - - - - - Atapoepol!!

Om op een ander onderwerp over te gaan tot besluit nog dit: in onze causerie van medio Juni 1912 maakten wij melding van den derden moord in de gevangenis te Glodok; wij schreven toen als volgt: eerst Francke, dáarop Meijer en nu van Heumen..... wie volgt? Zooals uit onderstaand entrefilet blijkt, hebben wij niet al te lang behoeven te wachten, onder de boeven is intusschen de beschaving doorgedrongen; cipiers met een steekwapen aan te vallen is hun veel te ordinair, thans worden de heeren eenvoudig neergeschoten.

Een cipier neergeschoten!

Vroeger was het de gewoonte der kettingberen in het dwangarbeiders-kwartier om als zij hunne Europeesche cipiers wenschten af te maken, zich daarbij te bedienen van een mes, of een tot een dolk geslepen stuk bandijzer, desnoods van een beitel uit de ateliers. Men verwonderde er zich dan even over, hoe een gevangene in het bezit kwam van een mes, of hoe het mogelijk was dat de bewakers er niet achter kwamen, wanneer boeven geheele arsenalen onder hun hoofdkussens bewaarden.

Men dacht er echter niet te lang over na, dergelijke moorden kwamen te veelvuldig voor

 

In het Bat. Nwsbl. van gisteren vonden wij echter een telegram, welks inhoud alles op dit gebied in de schaduw stelt. In de gevangenis te Soerabaya had, naar ons werd geseind, een Chineesche gestrafte een aanval gedaan op den cipier Brouwer; volgens het telegram in het Bat. Nwsbl. werd de cipier neergeschoten.

Neergeschoten! Een gevangene, die zich verheugt in het bezit van een browning! Zoo iets was zelfs in Indië nog niet voorgekomen.

De toekomst wordt er voor de cipiers niet vroolijker op. Slechts één troost is hun gebleven, waarschijnlijk zal thans de grens wel bereikt zijn.

Of zouden wij nog eenmaal lezen van gevangenen in Indië, die het cellenhuis met mitrailleuses plat schieten en de directie der dwang-arbeiders-kwartieren met granaten in de lucht doen vliegen?

 

N. v.d. Dag 28 Dec. 1912.

 

Ook in de gevangenis te Glodok schijnt het wel allertreurigst met het handhaven der discipline gesteld te zijn, zooals wij uit onderstaande berichten kunnen lezen:

Overlast van dwangarbeiders.

Het schijnt, dat er op aarde geen vrijer volk bestaat dan de Bataviasche dwangarbeiders.

Vaak kwamen ons klachten over deze lieden ter oore, thans weder van de menschen, die achter het dwangarbeiders-kwartier aan de kali wonen.

De kettingberen baden daar in de middaguren zonder eenig toezicht en in een costuum, vergeleken waarbij Adam in een gala-complet was gehuld.

Ook maken de heeren van de werkprauwen gebruik om naar de overzijde te varen, teneinde daar lekkernijen in te slaan.

20/12.

Gemoedelijke gevangenis-toestanden!

Gisterenmiddag werd door een Chinees, die een warong houdt bij de brug van Pinangsia aan de overzijde der Kali, die achter de boei loopt, een groot pak aan een dwangarbeider toegeworpen, wien het gelukte het pak veilig in bezit te nemen.

De schildwacht, die het gebeurde zag, nam van het geval geen notitie. De man knoopte een gemoedelijk praatje met den dwangarbeider aan... Waarschijnlijk om te vragen of er goede gaven uit den hemel waren gevallen.

21/12.

De directeur van Glodok heeft ‘slechts’ 600 gulden tractement 's maands, voor zulk een schrille betaling kan men dan ook niet vergen dat orde en tucht gehandhaafd worden!!

De vervolging van den heer v. Geuns.

De heer M. van Geuns schrijft in het Soer. Handelsblad:

‘De tête-à-têtes, die ik met den officier van

[pagina 534]
[p. 534]

justitie alhier ter zake van mijn vervolging in de quaestie Einthoven-Borel gehud heb, zijn thans ten einde, en een spoedige openbare behandeling van het drukpersdelict is te verwachten. Wanneer de rechters vonnis zullen hebben gewezen, zal er aanleiding zijn op de gestie van den landvoogd in het geschil tusschen de heeren Einthoven en Borel, alsmede op de bevordering van den eersten tot directeur van B.B., nader in te gaan’.

8 Januari 1913.

 

In een vorige correspondentie maakten wij reeds melding van de quaestie Einthoven-Borel, waarvoor de heer Van Geuns gerechtelijk vervolgd werd. Zooals uit het bericht in het Soerabayasch Handelsblad blijkt, is het verhoor van den heer Van Geuns thans beëindigd; wij verwachten zeer interessante mededeelingen wanneer de gestie van den landvoogd zal besproken worden.

A.... Z.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • over Indonesië


datums

  • 30 december 1912

  • januari 1913

  • 9 januari 1913

  • 28 december 1912

  • 20 december 1912

  • 21 december 1912

  • 8 januari 1913