Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vergeelde Brieven.
(Vervolg en slot van No. 9.)

‘Dat was bepaald een dichter, nicht Evelien.

Wanneer U tien of vijftien jaar ouder geweest was, zou ik aan dat Oomschap niet veel geloof gehecht hebben! Eerder aan een vurig aanbidder gedacht! - U waart zeker een snoeperig kindje!’

‘Och, dat weet ik zoo niet’, zegt ze bescheiden. ‘Maar ik had altijd van die lange krullen, zie je, blonde!’

Ik schuif mijn stoel dicht naast de hare.

‘Nicht Evelien, wat ben ik blij, dat ik vanmiddag bij U gekomen ben! Vertelt U me nog eens wat meer van vroeger, van U zelf! Hoe hebt U Uw man leeren kennen?’

‘Ach, dat weet ik niet meer, kind. Dat is al zoo lang geleden!’ Maar de gelukkige glimlach, die haar gelaat bestraalt, is in tegenspraak met haar woorden!

‘U waart veel jonger dan Uw echtgenoot, is 't niet?’

‘Ja, we scheelden wel vijftien jaar in leeftijd.’ En op peinzenden toon, als tot zichzelf sprekend, gaat ze voort: ‘Ik was acht jaar oud, toen hij naar 't buitenland ging, en tien jaar later zag ik hem, voor 't eerst, weer terug!’

‘En had hij al die jaren op U gewacht?

Hoe innig, nicht Evelien!’

't Is, of een lichte wolk over haar gelaat henenglijdt.

‘Neen, niet altijd!’

Vragend zie ik haar aan.

‘Hij had vóór dien tijd een groot verdriet ondervonden.

Hij was niet rijk, maar kundig en geleerd. Toen hij nog jong was, verloofde hij zich met de dochter van den notaris uit ons stadje, een mooi, trotsch meisje - maar coquet en onoprecht. 't Moet een heel knap paar geweest zijn! - Hij kwam altijd veel bij Moeder overhuis, en speelde met mij, en bracht dan van allerlei lekkers voor me mee! In dien tijd kwam er op een groote villa, even buiten de stad, een ongetrouwd heer wonen; wel niet jong meer, maar die toch nog graag aan alle feestjes en partijtjes deelnam! Hij maakte in 't oogloopend de notarisdochter het hof, en deze liet zich dat welgevallen! Maar haar verloofde was dit even pijnlijk als krenkend, totdat hij, in een opwelling van toorn, haar dit spel verbood, en haar bezwoer, dan een keuze te doen: hèm of dien anderen! Zij koos den anderen.... Hij vertrok uit de stad, liet de mooie betrekking, die hij pas veroverd had, varen, en stak naar Amerika over, waar zijn eenige broer woonde! In jaren hoorde niemand iets van hem - totdat het verlangen naar zijn geboortegrond hem te sterk werd. Op zekeren dag trad hij plotseling bij Moeder binnen! Ik zat bij het raam te borduren! - Ik weet nog zoo goed, hoe verbaasd ik hem aanstaarde, dien vreemden heer, die door Moeder, met tranen in de oogen, werd verwelkomd. En hij mij!

‘Is dàt Evelientje?’ riep hij uit. ‘Wat is ze....

Nicht stokt even.

‘Mooi geworden!’ val ik lachend in,

Zij glimlacht eveneens, terwijl een zachtrose, als de gloed van een nauw-aanbrekenden dageraad, haar gelaat verft.

‘Ja, dat zeide hij. En ik dacht bij mezelf, dat ik nooit knapper mensch had gezien.’

‘Entoen kwam hij dikwijls terug nietwaar!’

‘Ja! Hij wilde niet meer teruggaan, en kreeg, betrekkelijk al gauw, een mooie betrekking in Leiden. Het duurde toen niet lang, of hij vroeg mij, hem daarheen te volgen!’

Als in gepeinzen staart ze voor zich uit.

‘En - die andere?"

Nicht heft het hoofd op: iets hards, iets vijandigs schittert in haar oog.

[pagina 175]
[p. 175]

‘Wij hebben haar slechts eenmaal weergezien. Ons meisje was toen zoowat vier jaar. We maakten met ons drietjes een uitstapje naar Voorburg, en toen we in den tuin van de uitspanning daar theedronken, hield er vlak bij ons een rijtuig stil, waarin een heer en dame zaten! Zij was rijk gekleed, maar haar gezicht stond koud, ontevreden! Zij zag mijn man aan - hij haar - ze herkenden elkander, ondanks de vele jaren van scheiding. Doch zij verbleekte - en hij bloosde!

Hij was heel stil op den terugweg, en ik zeide ook niet veel. Ik begreep hoe dit weerzien toch nog een snaar in zijn hart moest doen trillen! - Toen ik 's avonds onze kleine Nelly naar bed had gebracht, en weer beneden kwam, stond hij aan het venster! Hij trok mij naar zich toe, en zeide op zachten toon:

‘Evelientje, jou in je eenvoudig japonnetje heb ik liever, dan eene andere in zijde of fluweel. Ik heb géén spijt, dat alles zoo geloopen is, als het moest gaan. God heeft uit het kwade het goede doen voortkomen’!

Bijna plechtig komen de laatste woorden over hare lippen.

Wij zwijgen.

Tik-tak tik-tak - doet de klok in de stilte zich hooren.

Ik kijk naar de blaadjes in mijn hand: dan reik ik ze haar toe.

‘Nicht Evelien, wilt U deze brieven behouden! Ze behooren beter bij U, dan bij mij’!

Verrast ziet ze mij aan. Dan, met een weemoedige klank in haar stem:

‘Ter leen, bedoel je! Mijn levensdag loopt ten einde. Vier en tachtig jaren, kind. Elke dag, die God mij schenkt, is gewin! Maar ik wil ze wel graag van je hebben! En als ik er eens niet meer ben’...

‘Dan, nicht Evelien?’

‘Moet je ze vernietigen! 't Zou mij droevig stemmen, te denken, hoe men later zou lachen en spotten over hetgeen aan anderen heilig is geweest!’

Een zonnestraal glijdt naar binnen, blijft rusten op het zilveren haar, en de smalle witte handen, die zich gevouwen hebben om de vergeelde stukjes papier, - en lichte vonkjes spatten over de zware, massieve meubelen!

Tik-tak, tik-tak, - doet de klok zich hooren!

Alkmaar.

MARTINIA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken