Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 339]
[p. 339]

Intellectualisme.

Onze opleiding aan Gymnasium en Hoogere Burgerschool is van zeer eenzijdig verstandelijken aard en ook beweegt zich de universitaire vorming in gelijke richting. Eerst als men is ‘afgestudeerd’ begint men te beseffen, dat zoowel aan het een als aan het ander ‘iets’ hapert. Men heeft in het maatschappelijk leven ruimschoots gelegenheid om te leeren inzien, dat de man van wetenschap zoo ver afstaat van het gewone slag van menschen, die vanaf hun prille jeugd er op zijn aangewezen voor hun dagelijksch brood te werken, alsmede in hun eigen levensonderhoud te voorzien.

Het doel onzer opleiding is op ‘begrijpen’ gericht, dat vanwege de groote hoeveelheid van leerstof zich veelal bepaalt bij ‘van buiten leeren’. Indien waarlijk bij het onderwijs het ‘leeren begrijpen of verstaan’ de hoofdtoon was, dan zou dat onderwijs niet zoo slecht zijn, doch die edele begrip-kunst blijft ook na afgelegd examen bij zoo menigeen sluimeren, trots de hooge vereering, welke het intellect ten deel valt. Onze taal drukt den aard onzer studie met hare eigenaardige terminologie ‘van buiten leeren’ zoo kernachtig juist uit. Zeker, veel wat van buiten wordt geleerd, is ten eenenmale gedoemd om buiten de persoonlijkheid des menschen te blijven; het is als het ware geleend, doch eigen zal het nimmer worden en nog minder zal het de gelegenheid hebben zich met ons innigste wezen te vereenzelvigen, omdat het wel gedurende korteren of langeren tijd voortleeft, doch weldra door de groote massa van buiten komende indrukken in helderheid van voorstelling zal verflauwen en misschien ook verdwijnen.

Het is ook een merkwaardig verschijnsel, dat de leerlingen van een Gymnasium na afgelegd eind-examen zoo dapper gebruik maken van het recht om binnen zoo kort mogelijken tijd hun geheugenschat wederom te vergeten. Mag het intusschen merkwaardig zijn, het is in geen geval een pleit voor aard en wezen van de zoo hoog geprezen beteekenis onzer classieke opleiding.

Laten Latijn en Grieksch, trots voormaligen dagelijkschen toeleg, zoo weinig sporen op ons na, dat wij niet de minste roeping gevoelen om op rijperen leeftijd die studie meer intensief te hervatten?

Verreweg de meesten zullen deze vraag met de hand op hun hart in ontkennenden zin moeten beantwoorden. En als zij eerlijk willen zijn, zullen zij u belijden ‘dat het hun eigenlijk niet te doen was om langs wegen van studie en stoeren arbeid opgevoed te worden tot eene harmonische persoonlijkheid, die arbeidt ter wille van den arbeid, doch om.... ‘later op gevorderden leeftijd met minder moeite en inspanning veel meer te verdienen en vooral om wat meer in aanzien te komen’.

‘Met uitzondering van hen, die uitgezonderd dienen te worden’, om eens in een geijkten Latijnschen term mijne gedachte duidelijk uit te drukken, komt al dat geblok, gevos, gepeuter of hoe men het ook gelieft te noemen neer op geld verdienen, bij voorkeur zeer veel geld. De feiten wijzen het uit, hoe in menigeen, trots academischen titel en ondanks zijne classieke opleiding de moreele mensch ten onder gaat, hoe weinig de harmonie van denken, voelen en willen tot haar recht komt, hoe hebzucht en schraapzucht dikwerf onder het masker van naastenliefde hoogtij vieren.

Ik weet wel, dat velen liever niet hebben dat zulke woorden worden gesproken of geschreven, doch dat is hunne zaak, terwijl het mijne zaak is om te zeggen wat ik denk, niet meer en niet minder.

Wij kennen de mannen van het politiek avontuur, die het zich tot plicht rekenen om hunne politieke relaties te exploiteeren, hoe meer bezoldigde betrekkingen zij veroveren, hoe liever het hun is, zonder dat zij er naar vragen, of hunne capaciteiten en hun arbeidsvermogen eene behoorlijke vervulling hunner vele ambten of betrekkingen wel waarborgen.

Wij kennen dat enorme aanpassingsvermogen van de volksleiders om den volke de eene of andere leuze te verkondigen, ten einde te kunnen komen in het parlement of een voordeelige positie te bemachtigen.

Ook kennen wij het organiseeren van vakgenooten om hooge salarissen te bemachtigen en wel met of zonder verkrachting der wet.

Wij kennen hen en herkennen den aard hunner opleiding: het zuivere intellectualisme, hetwelk er immer op uit is de eene of andere machtspositie te veroveren, ten einde met weinig moeite veel te verdienen. Dat is immers het intellectualistisch doel: geld verdienen, liefst zooveel mogelijk.

En toch kan ons op rijperen leeftijd het betrekkelijk voordeel voor ons zelven en ons

[pagina 340]
[p. 340]

nageslacht van het onmeedoogenloos schrapen bekend zijn, want hier leert de ervaring als eene wijze leermeesteres, hoe de gouddorst de personen op vroegen leeftijd ineen doet storten en hun nageslacht verlamt, omdat de ware prikkel tot arbeid teloor is gegaan.

De sloppen en de stegen vertolken ons met hunne bedorven atmospheer, hunne schamele kleederdracht en hunne droeve bevolking het leed en de ellende, waarin zoo menig minder intellectueel bevoorrechte gedoemd is te leven en te sterven.

Kortom, onze schoolsche opleiding verschrompelt ons innigste, ons intiemste, ons heiligste deel van ons persoonlijk leven: het teedere gevoelsleven en het bezielend medegevoel. Waar gevoel en medegevoel niet tot ontwikkeling komen, gaat het met de menschen als met de planten en bloemen bij gemis aan zonlicht; deze verwelken en genen kwijnen weg.

Welnu, dat teedere gevoelsleven verstikt veelal door den grooten druk van eenzijdig intellectueel onderricht. Wie kennis maakt met onze scholieren op Gymnasium of Hoogere Burgerschool, kan ervaren hoe weinig ambitie zij hebben voor hunne dorre studie van het twintigtal vakken waarin ze worden onderwezen. Veelheid van leervakken en leerstof werken belemmerend op het ontwaken van hun ijver voor de studie.

Ook aan de academie werkt de afwezigheid van praktijk belemmerend op de harmonische vorming; alleen de student in de medicijnen heeft gelegenheid aan het ziekbed der patiënten het volle leven mede te leven; bij hem ontwaakt al spoedig het inzicht omtrent de grootsche taak welke hem wacht.

Juist om die reden gevoelt hij roeping voor zijne toekomstige loopbaan en waar deze aanwezig is vertoont zich belangstelling voor de studie; bij hem kan tot ontwikkeling komen het bezielend gevoelsleven, die machtige factor van het leven der menschen.

Maar de jurist? Stapelt in zijn geheugen het eene artikel op het andere en bij hem komt dat diepe, krachtige gevoelsleven zoo zeldzaam tot eenige ontwikkeling. Want inderdaad, indien onze juristen in hunne jeugd beter inzicht konden krijgen omtrent den diepen zin van artikel zus- of zooveel, dan zou zeer zeker beter tot hen kunnen doordringen de eischen van recht en gerechtigheid, die in staat is de schraapzucht te beteugelen, de hebzucht te breidelen en het overal op te nemen voor die menschen, die thans gebukt gaan onder de onbeteugelde willekeur van hen, die in zoo ruime mate profiteeren van hunne intellectueele bevoorrechting.

Ziedaar eene uitmuntende gelegenheid voor de juristen om alsnog in de school van het werkelijke leven te komen tot harmonisch evenwicht in hun zieleleven. Strijd tegen onrecht, het bepleiten van betere levensomstandigheden voor de minder bedeelden werpen rijkere vruchten af dan die van grenzeloozen heb- en schraapzucht, welke als symptome van de heerschappij van het schier onbeperkte intellectualisme thans nog hoogtij vieren.

 

EEN JURIST.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken