Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).

I.

Geachte redactrice,

Een concilie te Mâcon heeft indertijd, anno 585, verklaard, dat de vrouw een mensch is, of beter gezegd het concilie heeft een Bisschop gecorrigeerd, die beweerd had, dat zij geen mensch was.

Eerst was geschreven, door Mevr. dr. J. van den Bergh van Eysinga - Elias, dat de uitspraak was van het concilie, dat de vrouw een ziel heeft. Vrijwel komt dat op hetzelfde neer. Is de vrouw een mensch dan heeft zij ook een ziel.

Wie zou er aan het mensch-zijn van de vrouw, en aan het een ziel hebben, dan ook twijfelen, en toch schijnen jonggehuwde mannen er tegenwoordig behoefte aan te hebben het menschzijn van de vrouw, en het ziel hebben aan te toonen door hun huwelijksadvertentiën. Zoo komt men van het een op het ander. Eerst ‘verlooft’ zich Juffrouw die-of die met Meneer X; dan ondertrouwt Juffrouw die of-die met Meneer X; en dan, na 't gaan der geboden, huwt Mejuffrouw die-of-die den Heer X.

De echtgenoot in spe, door het huwelijk in waarheid echtgenoot van Mejuffrouw die-of-die geworden, wil dus net doen als het concilie te Mâcon, en zijne vrouw tot mensch verheffen, alsof iemand als een anderen bisschop zou willen beweren, dat zij geen mensch was.

‘Ik man, alzoo decreteert hij door zijne huwelijksadvertentie,Ga naar voetnoot1) - bevestig dat mijne vrouw mensch is, alzoo eene ziel heeft’, en hij geeft haar daardoor gelijke, neen superieure rechten boven hem, ‘want ik man ben uit den aard der zaak mensch en....’, doch neen laat ik maar niet zeggen, dat zulk een man ook een ziel heeft, want hij plaatst zich kleinzielig, zoo niet zielloos, van meet af aan, onder zijn vrouw.

Geachte redactrice, ik stel de vrouw zoo hoog mogelijk. In vereering van de vrouw vindt u mij, in de eerste gelederen, maar zeg toch eens een woordje over die dwaze verguizing van dat eigen ik van den man, waar wet en traditie nog altijd spreken van den man als nommer één in 't gezin. Hij is daarom niet altijd nommer een, en behoeft het ook niet te zijn, maar de usance voert toch niet naar het tegendeel.

Ik maak voor iedere vrouw, in idealen zin, eene kniebuiging, zoo ook voor u, maar de vrouw, - zoo ik nog huwen moest, - zou ik nooit den voorrang geven in de huwelijksadvertentie, zelfs niet in die van ‘verloving’ en ondertrouw

Ik zou haar, - en ik doe het nu in mijn echtelijken staat, - steeds vóór laten gaan, behalve dan, wanneer de man, man moet zijn, en toonen, dat hij mensch is, en een ziel heeft.

Hoogachtend,

Uw. Dw.

A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.

's-Grav. 12/12, 1913.

II.
Nogmaals een Vredesapostel.Ga naar voetnoot*)

Blaffende honden bijten niet, mijnheer V.L. U scheldt, raast, en tiert heel aardig; op U echter kan ik het spreekwoord ‘Uw achting eert me niet, Uw minachting deert me niet’, in toepassing brengen. En Mr. de Pinto èn de Joodsche Pers, èn ik zijn heusch boven een dergelijk schelden verheven.Ga naar voetnoot1) Al uw praatjes betreffende de P.I. Kerk en nu weer uwe nieuwe conclusie dat A'dam III rood is, enz., enz. zijn me niet eens meer waard ze te weerleggen. U verdraait toch al mijne beweringen. U schrijft toch maar raak!! Met u heb ik dus afgedaan, echter met de fatsoenlijke Lelie-lezers niet, deze wil ik alle bewijzen leveren voor de juistheid mijner beweringen.

[pagina 442]
[p. 442]

Aan hen die 't interesseenen zal ik na aanvraag franco toezenden een exemplaar van een Maandblad, waarin opgenomen een rede over de Joden en de Joden-toestanden in Nederland vanaf den beginne dat de Joden zich in Nederland vestigden (omstreeks 1595). Na lezing kunt U dan zelf beoordeelen of de Joden dank aan Oranje schuldig zijn, of dat dat niet 't geval is.Ga naar voetnoot1)

Ik zal niet eindigen alvorens U Hooggeachte Redactrice mijn innigsten dank te hebben gebracht voor de plaatsruimte welke U mij zoo welwillend afstond.

 

A'dam 11/12/'13

M. MULLER.

III.
Amsterdam, 21 Dec. 1913.
Aan Jonkvrouw Anna de Savornin Lohman.
‘Redactrice van ‘De Hollandsche Lelie.’

Geachte Redactrice.

Beleefd verzoek ik U opname van onderstaand in uw tijdschrift.

Met zeer veel belangstelling las ik Uw artikelen over drankmisbruik in het nummer van 17 December. Het zij mij echter vergund naar aanleiding van een Uwer uitspraken een enkele opmerking te maken. Waar U met waardeering schrijft over het door onze vereeniging, de Nederlandsche Onderwijzers Propaganda-Club voor drankbestrijding, uitgegeven blaadje, daar zegt U: ‘maar ik dacht óók, met ergernis hoevelen dergenen, die lid zijn van deze propagandaclub voor drankbestrijding en die de uitgave van bovenbedoeld blaadje financieel steunen zullen nochtans straks hun goedkeuring hechten aan het onwaar leuterverslag, (van het feest(?) te Scheveningen) dat de likcouranten er van geven.’

Zonder nu al onze meer dan duizend leden persoonlijk te kennen, durf ik U daarop wel te antwoorden: Niet één.

De leden onzer onderwijzers-propaganda-club huldigen allen, in woord en daad, het niet-drinken, niet schenken, en schromen ook niet om waar zij misstanden ontdekken, speciaal wat betreft het drankgebruik door kinderen, deze openbaar te maken en ze zoo krachtig mogelijk te bestrijden. En waar het betreft ons devies ‘geen alcohol aan kinderen,’ daar zal niemand onzer leden den moed zijner overtuiging missen. En juist door misstanden te openbaren, en aan te dringen op verbetering heeft onze club in de twintig jaren van haar bestaan reeds heel wat bereikt. Ouderbladen als door U ontvangen zijn reeds bij honderdduizenden verspreid, vergaderingen met ouders worden gehouden, waar door een arts en een onderwijzer er de ouders op gewezen wordt, hoe verkeerd het uit geneeskundig en opvoedkundig oogpunt is om kinderen alcoholische dranken te geven, voorts verspreiden wij artsenrapporten, dat zijn brochures, waarin opgenomen de meening van verschillende doktoren over alcoholgebruik aan kinderen. Dit alles om de ouders te overtuigen van het verkeerde van alcoholgebruik door kinderen.

Doch ook tot de kinderen zelve richten we ons. We geven een kinderblaadje ‘Jong Leven’ uit (oplaag 6000 ex.), waarin zoo nu en dan eens op het verkeerde van alcoholgebruik wordt gewezen, een blad voor jongelieden ‘Abstinentia’, waarin gepoogd wordt jongens en meisjes van 16-20 jaar kennis van het alcoholvraagstuk aan te brengen, voorts houden we tooverlantaarnavonden met kinderen, richten vereenigingen van jongelieden op, onder leiding van ouderen, terwijl we bovendien voor de kinderen van 12 tot 16 jaar cursussen in het alcoholvraagstuk geven. In dit jaar bedroeg dit aantal cursussen 103 met 2372 leerlingen, die eens per week of eenmaal in de veertien dagen gratis onderwijs ontvangen over den alcohol en zijne werking, waarbij natuurlijk de aantrekkelijkheden als voorlezen, zingen, gymnastiek, sloyd niet vergeten worden.

Maar boven alles stellen wij het voorbeeld, van de ouders, van den onderwijzer, van de familie, de kennissen, kortom van de omgeving van het kind.

Want wil ons volk van de volksziekte Alcoholisme genezen worden, dan zal daarvoor noodig zijn een alcoholvrije opvoeding der jeugd. En daarom roepen wij allen op, die met ons het drankmisbruik afkeuren, om ons te steunen door de jeugd een voorbeeld ten goede te zijn. ‘Leeringen wekken, voorbeelden trekken’ ook hier. En als onderwijzers durven wij het te doen met vrijmoedigheid en aandrang, omdat wij ze maar al te zeer kennen, die beklagenswaardige stumpers die lijden door der vaderen schuld. De zonden der vaderen worden bezocht tot in het derde en vierde geslacht. Dit droeve Bijbelwoord is maar al te waar, wat het alcoholgebruik betreft. ‘Om onzer kinderen wil’ heet ons ouderblad, om onzer kinderen wil vragen wij aller steun door het voorbeeld der onthouding.

 

Mag ik tot slot nog iets opmerken over onze Nederlandsche Onderwijzers Propaganda-Club. In het bovenstaande noemde ik slechts een deel van onzen arbeid op, het zou te veel van de plaatsruimte gevraagd zijn om hier ons geheele werkplan te ontvouwen. Slechts dit. Hoewel al onze leden met liefde hun contributie offeren, hoewel wij verschillende donateurs hebben, hoewel wij steun ontvangen van land- en stadsregeering, hoewel al onze cursusleiders (119) geheel gratis en belangloos hun tijd en arbeidskracht geven, toch sloot ons laatste boekjaar met een tekort van f 963.-. Instrumenten, boeken, platen, modellen, kosten geld, veel geld. Het lidmaatschap onzer vereeniging, (alleen zij die de bevoegdheid hebben tot het geven van onderwijs kunnen lid worden) kost f 1.- donateurs betalen eveneens als minimum f 1.-. Zijn er onder de lezers der Hollandsche Lelie......

Misschien wilt U, geachte redactrice, dit mijn onuitgesproken verzoek, wel steunen. Tot het geven van meerdere inlichtingen blijf ik natuurlijk steeds bereid.

[pagina 443]
[p. 443]

Met beleefden dank voor de verleende plaatsruimte

Hoogachtend

Uw dw.

J.H. VAREKAMP Jz.

Alg. Secr. der Ned. Ond. Propag. Club.

Ingogostraat 2, Amsterdam.

Antwoord Redactrice.

Hooggeachte Heer

Met dank en sympathie ontving ik bovenstaand schrijven, en wil gaarne als donateur-lid worden ingeschreven à 1.-, hopend dat vele Lelie-lezers en -lezeressen Uw voorbeeld en Uw woorden mogen volgen, en het mijne wat aangaat den finantieelen steun.

ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.

voetnoot1)
Ik heb er twee voor mij, en de N R Ct brengt ze telkens.

voetnoot*)
Ben ik nu de ruzie-apostel, omdat ik uwe onwaarheid weerleg?
voetnoot1)
Wat een hoogmoed met waar V.L.
voetnoot1)
Deze rede aan te vragen aan onderstaand adres: ‘kiosk’ J.D. Meyerplein.
A'dam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J. Servaas van Rooijen

  • M. Muller


datums

  • 12 december 1913

  • 11 december 1913

  • 21 december 1913