Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Een gewichtig moment in de opvoeding.
(Vervolg van No 35).

Dit heeft misschien aanleiding gegeven tot het beweren, dat bij aangeboren zwakzinnigheid de omwenteling der puberteitsperiode een spontaan herstel van den geestestoestand kan te voorschijn roepen. Geen der auteurs op dit gebied vermeldt evenwel een door hem waargenomen geval, dat deze bewering bevestigt. [Heller].

Wel schijnt vast te staan, dat het intreden der genoemde periode verband houdt met den toestand van geesteszwakte, daar men heeft waargenomen, dat in zulke gevallen de ontwikkeling der geslachtsrijpheid 6f sterk vervroegd 6f zeer verlaat wordt 6f zelfs geheel achterwege blijft.

We hebben getracht een eenigermate getrouw beeld te geven van het complex der verschijnselen, waardoor zich het ontwikkelingstijdperk der sexueele rijpheid kenmerkt en thans staan we dus voor de beantwoording der practische vraag: Welk standpunt hebben wij als ouders en opvoeders in te nemen tegenover deze verschijnselen en wat kunnen wij doen om de gevaren, welke daaruit ontstaan, zooveel mogelijk te beperken of - indien zulks mogelijk is - ze geheel af te wenden?

Vestigen we allereerst onze aandacht op het laatste deel dezer vraag.

Wij leven in een tijd, waarin het vraagstuk der opvoeding in de kringen der ontwikkelden levendige belangstelling wekt, zoodat de belangrijke paedagogische kwesties niet meer uitsluitend door vakmannen worden bestudeerd en besproken. Een dier vraagpunten heeft sedert enkele jaren heel wat pennen in beweging gebracht en een onderwerp van bespreking uitgemaakt in tal van bladen en

[pagina 578]
[p. 578]

op vele vergaderingen. Herhaaldelijk is van meer en minder bevoegde zijde gewaarschuwd tegen de geestelijke overlading der jeugd, waartoe de examen-manie, welke ons volk beheerscht, en de zucht om aan hooggespannen maatschappelijke eischen te voldoen, noodwendig moesten leiden.

Die overlading is geen fictie, maar een feit en treedt het meest te voorschijn in de puberteitsjaren, waarin naast de hoofdvakken van onderricht, die reeds zeer hooge eischen stellen, een gansche reeks van bijvakken de aandacht komen vragen. Vooral op onze meer uitgebreid lager en middelbare scholen jaagt men in koortsachtiger ijver en zenuwachtige haast den leerling over het studie veld van 12 tot 18 leervakken voort, hem iedere gelegenheid benemend tot rustig nadenken en verwerken, door steeds den blik te richten op het gevorderde eindresultaat. Het is voor ieder duidelijk, dat daarin een groot gevaar ligt, dat hierdoor met het oog op de geweldige physiologische en psychologische omwentelingsperiode bij knaap en meisje een onherstelbaar nadeel kan worden toegebracht. Waar reeds zooveel van het lichamelijk en geestelijk organisme wordt gevorderd, dat de zwakkeren daardoor alleen zoo ernstig worden aangegrepen, schijnt de uiterste voorzichtigheid de hoogste wijsheid.

In dit kort betoog verwachte men echter niet van ons een volledig plan om dit vraagpunt tot een bevredigende oplossing te brengen. Mogelijk wil men zich wel tevreden stellen met een enkele opmerking, die in de richting eener oplossing wijst.

Het eerste gedeelte der puberteitsperiode valt bijna geregeld samen met de openbaring van voorliefde voor bepaalde vakken, welke de toekomstige studierichting aangeven.

Die vakken beheerschen bij een verstandige opvoeding tenslotte de beroepskeuze en het maatschappelijk slagen en worden over 't geheel met veel minder inspanning bestudeerd dan andere, welke den leerling minder sympathiek zijn. In 't algemeen zullen die vakken zich laten scheiden in twee groote groepen, n.l. de exacte, en de litteraire, zoodat er veel te zeggen is voor een verdeeling der leerlingen in twee daarmee verband houdende categorieën. Voor de eerste groep konden dan de litteraire vakken eenigermate op den achtergrond treden, voor de tweede de exacte. Tegen het einde van de puberteitsperiode zouden de stiefmoederlijk behandelde leervakken weer wat meer op den voorgrond gebracht kunnen worden. Zou daarmee het eindresultaat zooveel minder worden, dan nu het geval is? Wij vermoeden van neen. Thans immers is de leerstof, welke doorloopen wordt, wel meer uitgebreid, maar behandedeling en verwerking zijn ook veel minder degelijk. Bovendien zou men in de aangegeven richting het gevaar van de geestelijke overspanning ontgaan, die niet zelden later leidt tot een met vernietiging van alle verkregen resultaten dreigende verslapping.

Een ander gevaar ligt in de verwaarloozing van lichamelijke eischen. Het lang zitten bevordert den bloedsaandrang naar bepaalde lichaamsdeelen, doet storingen in de circulatie ontstaan en leidt dientengevolge tot ongelijke bloedverdeeling in de organen. Dat zulks in een reeds ernstig gestoord organisme tot hoogst bedenkelijke gevolgen kan voeren, ligt genoeg voor de hand.

Waar nu in de morgenuren vaak 4 lesuren elkaar opvolgen, schijnt het gewenscht, na de eerste twee lessen door doelmatig toegepaste gymnastische oefeningen een tegenwicht te scheppen tegen de gevolgen van het lang zitten. Een zoogenaamd vrij kwartier komt ons daartoe niet geheel voldoende voor.

De gewichtigste factor tot neutraliseering van de nadeelen van aanhoudend zitten en langduriger geestesarbeid blijft evenwel het spel, dat niet alleen de veiligheidsklep is, die de geestelijke en lichamelijke ontspanning verzekert, maar ook de veer, die het gansche gevoels- en wilsleven in krachtige actie brengt. Het moet, in de ontwikkelingsjaren vooral, echter zoo gekozen zijn, dat het niet alleen ontspanning verzekert als tegenwicht tegen éénzijdige lichamelijke inspanning, maar gericht zij op moed, kracht en concentratie van den wil.

Bovendien behoort het de phantasie in voortdurende werkzaamheid te houden en dus zooveel mogelijk door de leerlingen zelf georganiseerd en vrij van al te zeer bindende regels te zijn. De actie van het spel moet hen geheel meesleepen, dit en de lichamelijke vermoeienis zijn de meest gewenschte bondgenooten in den strijd tegen slechte gewoonten, welke in de puberteitsperiode zoo licht de overhand krijgen.

Steeds worde gespeeld in de open lucht. Met volle sympathie begroeten we daarom den van verschillende zijden zich openbarenden aandrang tot oprichting van openbare speelterreinen.

Ook sport - mits niet overdreven - kan

[pagina 579]
[p. 579]

een gunstigen invloed uitoefenen, en zeer heilzaam werken stellig flinke wandeltochten van groepen jongens en meisjes onder verstandige leiding. Deze verfrisschen den geest en geven door tal van opmerkingen en waarnemingen in de vrije natuur een heilzame afleiding aan den gedachtenloop, welke anders zoo licht een verkeerde richting neemt.

Zoo ergens, dan vindt de opvoeder op zulke groepenwandelingen gelegenheid om het vertrouwen der jongelieden te winnen en een blik te slaan in hun zieleleven; en deze toenadering en dat inzicht zijn van hooge beteekenis voor beiden.

Een ander middel ter bestrijding van de in de ontwikkelingsperiode dreigende gevaren is gelegen in een goed geleid arbeidsonderricht. Goed geleid, d.w.z. zoodanig gegeven, dat het niet alleen de motorische zenuwen in werking brengt en de handenvaardigheid ontwikkelt, maar ook meewerkt om de scheppende energie tot ontplooiing te brengen door de bevordering van een zelf-vinden, dat vertrouwen geeft in eigen kracht en inzicht.

Als voorbehoedmiddel tegen sexueele phantasieën en onzedelijke afdwalingen hebben zulke bezigheden een onberekenbare waarde. In den regel toch worden ze met groote voorliefde beoefend en waar eenig resultaat is verkregen, wat zelden uitblijft, werken ze krachtig mee tot versterking van den wil; en wilskracht is het sterkste wapen in den strijd tegen noodlottige neigingen. In dit verband vergete men niet, dat de genitaliën slechts reageeren op prikkels, niet op motieven.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken