Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Een gewichtig moment in de opvoeding.
(Vervolg van No 36).

Vaste gewoonten, ingespannen arbeid, - vooral die, welke de sympathie heeft en behoudt en daardoor steeds de opmerkzaamheid spant, - opwekkende afleiding, en opvoeding tot plichtbesef, ziedaar de meest onfeilbare wapenen in den strijd tegen sexueele aandriften, welke zich langs zuiver intellectueelen weg niet laten onderdrukken.

Reeds werd gewezen op de buitengewone levendigheid der phantasie en de richting, waarin deze zoo licht afdwaalt. In huis en school moet en kan deze ongewenschte afdwaling zooveel mogelijk te keer gegaan worden. In het gezin wachte men zich voor elke dubbelzinnigheid of geheimzinnige toespeling in tegenwoordigheid van de zich ontwikkelende knapen en meisjes; het gesprek zij steeds open en rond en rake geen onderwerpen, waaromtrent men tegenover de kinderen iets heeft te verheimlijken.

Men zie toe op de lectuur en wake tegen het lezen van overprikkelende boeken of geschriften. Dat zijn in zekeren zin negatieve middelen.

Straks iets over de positieve. In de school kan de afdwaling der phantasie bestreden worden door levendigen leertoon, door boeiend voorgedragen en in zichzelf interessante stof. Aan den laatsten eisch is niet altijd te voldoen, doch waar de stof zelf niet voor afdwaling

[pagina 594]
[p. 594]

behoedt, moeten aan de behandeling en dus aan de paedagogische bekwaamheid van den docent des te hoogere eischen gesteld worden; van verveling of verstrooidheid mag bij de leerlingen geen sprake zijn. Zoo het gelukt, de zelfwerkzaamheid der leerlingen te hulp te roepen, is elk gevaar afgewend.

Bij de keuze van klassikale lectuur ga de onderwijzer met omzichtigheid te werk; wat droog is, late hij rusten, wat sentimenteel is, evenzeer; slechts datgene wat de voorstellingen wekt van moed en kracht, van kloeke daden en belangrijke lotgevallen, behoort op dezen leeftijd en houdt de aandacht gaande.

Meen echter niet, dat hier sprake is van een vertroetelen der jeugd, van een ongemotiveerd verwaarloozen van datgene, wat men in den levensstrijd noodig acht, van een werkelijk ontzien; bedenk, dat men eerst in de laatste jaren door ernstige studie gekomen is tot het meer heldere, ofschoon misschien nog niet volkomen juiste, begrip van het proces, dat zich in lichaam en ziel gedurende de puberteitsperiode voltrekt en dat een verstandig opvoedingsstelsel daarmee rekening dient te houden. Conventie is de vijandin van elk resultaat van wetenschappelijk onderzoek. De sleur houdt vol, dat de leeftijd van gemiddeld 13 tot 16 à 17 jaar de meest geschikte tijd is om de jeugd vol te proppen met allerlei onbegrepen kennis en de sleur noemt dat ‘den geest ontwikkelen’; zij meent met dien voor een groot deel onnutten ballast, met dien chaos van verwarde en verwarrende kennis de jongelieden toe te rusten voor den levensstrijd. We vragen ons ernstig af, of het toch niet een belangrijke schrede in de goede richting zou zijn, indien men juist gedurende het ontwikkelingstijdperk de jeugd met meer omzichtigheid behandelde, lichaam en geest de gelegenheid schonk meer ongestoord en onbelemmerd deze moeilijke periode door te maken. En het komt ons voor, dat het te kort aan wetenschappelijke kennis door eenige uitzetting van den studietijd gemakkelijk werd hersteld, die kennis beter bezonken, met meer vrucht verwerkt, meer op het practische leven gericht kon zijn, dat lichamelijk en zedelijk onze jeugd met frissche kracht ware toegerust en dus veel meer geschikt voor den levensstrijd dan nu veelal het geval is.

We hebben er reeds de aandacht op gevestigd, dat gedurende de puberteitsjaren neurasthenie en geestesziekten, in aanleg aanwezig, vaak tot ontwikkeling komen (Cramer, Ziehen) en dat deze ontwikkeling door de zwakheid van het individu en door ongunstige omstandigheden wordt in de hand gewerkt. Het ware te wenschen, dat de ouders dit wat beter inzagen, opdat zij niet, zooals nu maar al te vaak gebeurt, zelf den geestelijken ondergang hunner kinderen in de hand werken.

Bezoek van koffiehuizen, vaak tot laat in den avond, partijen en bals, die tot diep in den nacht voortduren, vroeg bezoek van comedies en andere vermakelijkheden schijnen tot den goeden toon te behooren; een eenvoudig hygiënisch gezinsleven zonder zenuwstorende genoegens en verstrooiing is echter voor onze kinderen een behoefte. Maar vele ouders zijn zich in hun zorgen of in hun najagen van allerlei vermaken ternauwernood of in 't geheel niet bewust van den lichamelijken en geestelijken strijd in hun kind; zij merken niet op, in welke banen het sexueele leven van hun kind zich beweegt, en zoo zij zich daarvan al bewust zijn, vermijden ze toch angstvallig den knaap of het meisje over de moeielijkheden heen te helpen. En toch schijnen de ouders de aangewezen personen om in dit gewichtig moment der opvoeding zoodanigen raad en zulke voorlichting te geven, dat daardoor schadelijke invloeden van buiten worden geneutraliseerd of afgewend.

Hiermede zijn we gekomen tot het eerste deel der zooeven gestelde vraag: Welk standpunt hebben wij als ouders en opvoeders in te nemen tegenover deze 'verschijnselen?

Weliswaar hebben opvoedkundigen van naam reeds enkele tientallen van jaren geleden de vraag te berde gebracht, of sexueele voorlichting voor de jeugd gewenscht is, er hebben sommigen die vraag beantwoord in bevestigender zin, maar hun stem is lang gebleven als die eens roependen in de woestijn. Zoo liet o.a. Salzmann zich reeds in het begin der 19e eeuw aldus uit: ‘Ik geloof gaarne, dat zulk een gesprek veel overwinning kost. Maar wat moet men overwinnen? Slechts vooroordeel. En ik Waag het niet. het nut, te bepalen, dat er uit voortvloeit, De vertrouwelijkheid tusschen kind en vader leerling en onderwijzer, opvoedéling en opvoe der, bereikt daardoor den hoogsten trap en van dien tijd af heeft de eerste zijn schroom overwonnen om den laatste als raadgever te kiezen in zijn diepste geheimen.’

We mogen evenwel met gerustheid beweren dat, ofschoon die vraag nu en dan werd op-

[pagina 595]
[p. 595]

geworpen, ze toch eerst in de laatste jaren met meer klem werd gesteld, met meer belangstelling en waardeering werd begroet en door een breede schaar van ernstige vrouwen en mannen, ook buiten den kring van opvoeders van beroep en door roeping, ernstig werd overwogen.

Ongetwijfeld heeft de aangroeiende sympathie voor dit vraagstuk een oorzaak.

Een blik op de literatuur van de laatste kwarteeuw toont een geweldige omwenteling in het denken en gevoelen van hen, die door hun geschriften den stroom van het gemoedsleven en geestesleven leiden. Er openbaart zich in tal van letterkundige producten een streven om de verschijnselen des levens en der gemeenschap voor te stellen naar waarheid, zonder eenige bemanteling of verbloeming, zonder schroom, en niet zelden ziet men die waarheid ontleed en uitgeplozen met een nauwgezetheid, die bewondering wekt, maar die toch al te gemeenzaam maakt met haar onomsluierde naaktheid. En die literatuur heeft niet nagelaten haar bijzonderen stempel te drukken op een breede schare van volwassenen en halfvolwassenen die zich veroorlooven, met een weinig terughouding, met even groot ontledingstalent, maar zonder kunstgevoel en fijnheid van vernuft, na te volgen, waar anderen hen voorgingen.

De natuurstudiën hebben in de laatste jaren gevoerd tot buitengewone resultaten en niet het minst, waar het geldt de levensleer van planten en dieren. Een tipje van den sluier, welke daarover tot nu toe hing, moet ook wel voor de aanwassende jongelieden worden opgelicht. En met de lichtvaardigheid, aan de jeugd eigen, worden met behulp van nog gebrekkige en hoogst onvolledige kennis zoo licht conclusies opgebouwd, welke in samenwerking met een onreine omgeving het zedelijk gevoel ondermijnen.

De verhouding van ouders en kinderen heeft zich gewijzigd en of men het wil erkennen of niet, of men het toejuicht of veroordeelt waar is het, dat het jonge leven zich niet meer ontwikkelt in de richting door des opvoeders hand gebiedend aangewezen, maar zelfstandig en langs den weg van eigen natuurlijken aanleg en kracht. Mildere denkbeelden hebben de overhand gekregen over de oude beginselen van onverbiddelijk oudergezag en wij staan niet meer met dwingende hand achter onze kinderen, wij gelooven niet meer in de onfeilbaarheid der tuchtroede bij elke afdwaling.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken