Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 27 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.99 MB)

Scans (97.45 MB)

ebook (6.64 MB)

XML (4.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 27

(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Moderne moeders.

Deze ware, hoewel onsamenhangende geschiedenis, is niet zonder eene bepaalde bedoeling geschreven. Toen mij namelijk overkwam, wat ik hier schilder, was ik eerst wat ‘beduusd’, daarna vond ik het vermakelijk en tenslotte voelde ik mij gedeemoedigd: ik verklaar, wanneer deze uitspraak tenminste niet als een misplaatste geestigheid klinkt, dat ik geleerd heb, nooit meer oneerbiedig over de twintigste eeuw te spreken.

Ik bezocht mijn vrienden, de Waldorps. Spoedig na mijn aankomst liet men mij, geheel te goeder trouw, alleen met de nog heel kleine en voor den oppervlakkigen beschouwer hoogst oninteressante Dorothea, wier ervaringen op dit tranendal zich slechts over vijf maanden uitstrekten.

‘A-da!’ zei Dorothea beminnelijk en strekte haar kleine vuistjes naar mij uit.

‘A-da!’ antwoordde ik, gevoelende, dat de eenvoudigste beleefdheid overeenstemming met Dorothea's uitspraak verlangde. Toen drukte de kleine haar beide handjes met geweld in haar schoot en glimlachte mij uitnoodigend toe, terwijl ik met mijn hand groote kringen vlak voor haar gezichtje beschreef. Zij kraaide van plezier, wierp zich heen en weer en zei na een poosje weer: ‘A-da!’ en nog veel meer, in hetzelfde genre.

‘U, baby, a-ya!’ merkte ik op, en dat was het begin van een heel gesprek tusschen ons beiden.

Dorothea was een aardige, goedgeluimde baby en ik begon reeds een en al belang in haar te stellen, toen haar moeder weer binnenkwam. Zij stapte regelrecht op het kindje af en zei, met een bepaald verschrikt gezicht: ‘Och Paul, ik heb heelemaal vergeten je te zeggen.’

‘O, all right!’ verzekerde ik haar, ‘ik heb heel goed op Dorothea gepast. Zij heeft niets in den mond gestopt en niets ingeslikt, wij hebben met elkaar gespeeld en ons uitstekend geamuseerd.’

‘Dat is het juist’, zei Mevrouw Waldorp, ‘ik heb vergeten je te vragen, niet met baby te spelen. Dat is namelijk heel nadeelig voor kinderen, voordat ze zes maanden oud zijn, want hoe minder men met een kind speelt, hoe beter is het.’

‘Werkelijk?’ antwoordde ik. ‘Ik dacht dat kleine kinderen er zooveel van hielden, wanneer men met hen speelde.’

‘Ja, ik geloof ook wel, dat ze het prettig vinden... het valt mij ook dikwijls moeilijk mij in te houden, maar ik speel toch nooit langer dan vijf minuten met Dorothea.’ Daarna citeerde zij allerlei uispraken in proza en poëzie en liet mij een klein boekje zien: ‘De Voeding en de Verpleging van Zuigelingen’, waarin dit verbod duidelijk beschreven stond, en ik moest wel erkennen dat ik gezondigd had.

‘De theorie verkondigt, dat het vroegtijdig spelen de kinderen zenuwachtig maakt en hun geest veel te veel inspant’, legde mijn vriendin mij uit.

Ik betreurde het natuurlijk zeer, dat ik den geest van jongejuffrouw Dorothea veel te veel ingespannen had. Toen zij daar tevreden in haar wagentje lag, geleek zij veel op een hoopje ruw protoplasma, zonder eenige aanduiding van geest, terwijl bij het spel zij mij bepaald bezield was voorgekomen, en iets roerend aardigs had, dat reeds den menschelijken geest en zijne vele mogelijkheden aantoonde. Hoe het ook zij, ze strekte, met de perversiteit van een baby, weer haar

[pagina 845]
[p. 845]

armpjes naar me uit, trok een uitnoodigend mondje en zei weer: ‘A-da!’

‘Neen, Dorothea’, zei ik streng, ‘ik zal niet met je spelen. Nooit zal mij weer het verwijt gemaakt worden, dat ik je kinderlijke geest te veel ingespannen heb.’

Toen derhalve haar moeder weer uit de kamer verdween, nadat ik haar de plechtigste belofte gegeven had, het kleine ding niet door spelen zenuwachtig te maken, las ik de kleine Dorothea hardop voor, en opdat niet onwillekeurig mijn stem in een spelende toon zou overgaan, las ik voor uit Ueberweg's ‘Geschichte der Philosophie’, een boek, dat de moeder van Dorothea in haar meisjesjaren aan de Universiteit bestudeerd had. Het is moeilijk, ja bijna onmogelijk, dergelijke verhandelingen op een vroolijken, lachenden toon voor te dragen. Mijn stoel stokstijf voor baby plaatsende, las ik haar voor als volgt:

‘Der psychologische Paralogismus verwechselt die Einheit des Ich, welches niemals als Prädikat, sondern immer als Subject vorgestellt werden kano, mit der Einfachkeit und absoluten Beharrlichkeit einer psychischen Substanz. Die Kosmologie führt auf Antinomien, deren beiden einander widersprechenden Glieder sich indirect erweisen lassen, wenn die Realität von Raum, Zeit und Kategorien vorausgesetzt wird, aber mit Aufhebung dieser falschen Voraussetzung wegfallen.’

Na een paar minuten was baby in diepen slaap en ik rolde het wagentje heel zacht naar buiten op het grasperk. Het was een heerlijke, zachte Octoberdag en ik dacht er juist aan hoe heerlijk het toch was buiten te wonen, waar men de kostelijke buitenlucht met volle teugen kan inademen, toen de jonge moeder, van het studiejaar 1905, op de teersen bij ons kwam.

‘Och, vriendje, dat mag je werkelijk niet doen. Zie je niet, dat baby slaapt?’

‘Zeker,’ antwoordde ik, ‘en juist daarom scheen het mij een goede gelegenheid, haar de frissche lucht te doen genieten.’

‘Ze moet echter bij een temperatuur van niet meer dan 18 graden slapen,’ zei de bedachtzame moeder, ‘en ik heb hier geen thermometer.’

Dus reden wij haar weer naar binnen.

‘Bovendien,’ zei Mevrouw Waldorp, ‘is de lucht buiten niet gepasteuriseerd, en heb je ook de gesteriliseerde deur opengemaakt, en moet ik de kamer weer opnieuw pasteuriseeren.’

Ik voelde mij zoo schuldig, dat ik haar verzocht haar te mogen helpen bij het pasteuriseeren van de lucht. ‘Ofschoon,’ bekende ik, ‘jij mij zult moeten uitleggen hoe ik moet doen.’

‘O, dat is heel gemakkelijk,’ zei ze. ‘Baby moet echter in bed zijn als wij ermee bezig zijn. Wij verwarmen de lucht tot 35 graden en houden haar 17 minuten op deze temperatuur.’

‘Ik - ik geloof dat ik liever billard met Jaap ga spelen -’ stamelde ik, want ik vermoedde, dat mijn verdere aanwezigheid de heele toekomst van de kleine Dorothea in gevaar zou brengen. Voordat ik echter ging bukte ik mij over het kind, om het goedendag te kussen.

‘O, wacht een oogenblik, voor je de kleine zoent!’ riep de moeder, en naar een plank vliegende, nam zij een flesch listerine en gaf mij een beetje op een antiseptisch watje. ‘Wij steriliseeren altijd onze lippen vóór we baby zoenen’, legde zij uit.

‘O, never mind!’ antwoordde ik gedachteloos. ‘Ik zal haar kleine roze voetje wel zoenen.’

‘Neen, doe dat als 't je blieft niet, want zie je, ze mocht haar voetje eens in den mond steken!’

Alles te zamen genomen voelde ik eene zekere verlichting, toen het afscheidsuur sloeg en ik veilig en wel in den trein zat.

Ik had ‘De Voeding en de Verpleging van Zuigelingen’ gelezen en had veel geleerd, waarvan ik het bestaan nooit te voren vermoed had en besloot mijn nieuw verworven kennis in gedachten te houden en ze den volgenden Zondag, toen ik de Muurlings bezocht, in praktijk te brengen.

Katharina Muurling en ik zijn groote vrinden. Zij is vijf jaar oud, en, daar ik reeds veertig ben, kan ik er altijd zeker van zijn aan haar verhalen steeds een prikkel voor een nieuw gezichtspunt te ontleenen. Zij heeft een jonger broertje Paul, die zij met ijzeren hand regeert: alles en alles twee alleraardigste kinderen.

Ik was reeds Zaterdag aangekomen en 's middags zaten wij met elkander onder de boomen, en de kinderen hadden mij bevolen achtereenvolgens een beer, een schildpad, en daarna een rhinoceros te ‘personifieeren’ en nu klommen zij over mij heen, terwijl ik mij op het gras uitstrekte. Katharine vlijde zich tenslotte onder mijn beschermenden rechterarm neer en beval Paul de plaats op

[pagina 846]
[p. 846]

de andere zijde in te nemen; en toen de kinderen zich zoo recht behagelijk hadden ingemetseld, kwam het gewone verzoek:

‘Toe, vertel ons een verhaal!’

Een voordeel van kinderen verhalen te doen is, dat je tot in het oneindige door kunt gaan, of de geschiedenis plotseling afbreken en ze een volgend keer verder kunt vertellen. Soms zie ik Paul en Katharine in weken niet, maar altijd vragen zij mij dat ik het verhaal weer zal opnemen, waar ik de laatste maal gebleven was. Zij zijn de toegevendste critici ter wereld, maar houden er bepaalde opvattingen over den bouw van een verhaal op na. Ze interesseeren zich niet zoozeer voor analyse, of plaatselijke kleur, of diepe karakterstudie, of sentimenteels nonsens, ze willen ook niet gesticht worden, maar verlangen onvoorwaardelijk en altijd dit eene: handeling voortdurend moet er wat gebeuren.

‘En wat deed de rose rhinoceros toen hij in den boom geklommen was?’ vroeg Paul, zich behagelijk in den hoek van mijn arm nestelende.

‘Hij schudde zoolang heen en weer’, vertelde ik hen, ‘totdat al de cocosnoten op den grond vielen. Toen kwam de slimme aap er aan en legde al de cocosnoten in zijn wagen.’

‘Was het een gevaarlijke aap?’ vroeg Katharine.

‘O, een vreeselijke aap, Katharine. Hij had de zuster der prinses geroofd en haar zoolang bij heur haren heen en weer gesleurd, totdat ze gilde van pijn.’

‘O!’ schreeuwden de kinderen tegelijk, ‘wat een afschuwelijke, gemeene aap!’

‘Hij had zelfs nog veel erger gedaan,’ ging ik door; ‘hij had zelfs haar handen met zegellak aan elkaar vastgeplakt.’

Juist toen kwam Mevrouw Muurling uit huis en zei dat het tijd was voor de kinderen om hun boterham te gaan eten. Toen zij weg waren, ging zij in de hangmat zitten en keek mij met een eenigszins bezorgde uitdrukking aan.

Mevrouw Muurling is een mooie, jonge moeder, die vroeger een Fröbelklasse gehad beeft en op de hoogte is van de laatste meeningen over de psychologie van het kind. Zij heeft een mooie, lage en aangename stem, zoodat ik altijd in de verzoeking kom haar tot praten te brengen, zelfs wanneer er juist geen bepaald interessant onderwerp op het tapijt is.

‘De kinderen zijn dol op je,’ begon ze, en ik vermoedde al dadelijk dat er iets kwaads broedde. Mevrouw Muurling is altijd bang iemand te kwetsen.

‘Hun geest is zoo vatbaar voor indrukken,’ ging zij voort. ‘Henri en ik zorgen er altijd voor hun niets akeligs te vertellen, niets dat hen kan schokken. Ik vind het bepaald misdadig dat zooveel ouders hun kinderen verhaaltjes vertellen als “Roodkapje” en “Jack de Reuzendooder” en dergelijke.’

‘Ik heb dat nooit in dat licht beschouwd,’ meende ik. ‘Maar op die manier zou je Grimm's Sprookjes en die van Hans Christiaan Andersen en bijna alle boekjes, waarmee wij, om zoo te zeggen groot gebracht zijn, moeten verbieden.’

‘Nu ja, vele van Grimm's Sprookjes zijn ook bepaald ontzettend verkeerd voor kinderen’, zei Mevrouw Muurling. ‘Ik herinner mij nog de angst, die ik uitstond, toen ik een kind was, wanneer ik 's nachts aan die sprookjes dacht.’

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken