Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 3 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 3
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 3

(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tentoonstellingen

Deze week begint in het Rijksmuseum te amsterdam de zomertentoonstelling gewijd aan ‘Zwedens Gouden (d.i. de 18de) Eeuw’, die tot en met 17 September zal duren. Het is de eerste keer dat een dergelijk groot overzicht van Zweedse achttiende eeuwse kunst buiten het eigen land gegeven wordt. In hetzelfde museum kan men 19de en 20ste eeuwse tekeningen zien uit de collectie Van Dongen (tot 25 juni).

 

In het Stedelijk is de tentoonstellingswijzer, die in de entreehal de temperatuur der activiteiten staat aan te geven, weer zwaar beladen. Uit Parijs werd de ‘Salon de Mai’ gezonden die geen nieuwe lente blijkt (tot 7 juli). Veel belangwekkender is de expositie van beeldhouwwerken van de enige jaren geleden overleden Willem Rejers (tot 2 juli). De bijbehorende catalogus springt qua kwaliteit ver uit boven talrijke uitgaven van dit museum die vaak met leuningloze diepzinnigheden vermetafysiekt zijn. De teksten die geleverd werden voor de twee dubbelshows Pasmore/ Paolozzi (schilderijen, sculpturen, constructies, destructies) en Alechinsky/Reinboud d' Haese (schilderijen, beelden) houden ook niet over maar wat dat betreft passen ze weer aardig bij het niveau van die werken. Het lassend en kwastend nabauwen moest verboden zijn. (Resp. tot 2 juli en 26 juni).

 

Een gebeurtenis op beeldende kunst gebied is beslist de beeldentuin van Kröller Muller op de hoge veluwe, al zijn er reeds kreten van afschuw geuit. De 51 beelden die er staan zijn ook zeker niet allemaal even indrukwekkend maar het geheel is dat ongetwijfeld, een lay-out-buiten van hoog estetisch raffinement. Tot 30 juli kan men vervolgens de prachtige verzameling oude tekeningen van Victor de Stuers bekijken in het museum Boymans-Van Beuningen te rotterdam nadat deze eerst in Almelo te zien was. Hoogtepunten (meestal gekocht voor enkele guldens): Bruegel de Oude, Adriaen van de Velde, Cuyp, Rembrandt en Bega.

 

Tenslotte exposeert Karel Appel tot 17 juli in het Gemeentemuseum van den haag en wijdt de leidse Lakenhal aandacht aan het werk van de te weinig gewaardeerde Floris Verster die een groot schilder was (tot 3 juli).

[pagina 15]
[p. 15]

geen reproductie, ze zijn altijd in een ruimte geplaatst en ze hebben altijd de klank van zijn stem. Het herfstblad dat valt, is meer dan een vallend herfstblad; het werkt als een soort symbool voor Nescio's ‘vreemd gevoel voor onvergankelijkheid’. Het is hetzelfde herfstblad dat zich in zijn vroegste herinnering (van 1898) van een boomtak losmaakt, dat elders terugkeert in een verhaal met het veelzeggende motto Irrequietum est cor nostrum, donec requiescat in te: ‘Janus zit op z'n stille kantoor. Vier uur, den zesden November 1922. Janus kijkt door z'n raam, weer laat een erg geel blad los van een tak en valt heel langzaam naar beneden in 't stille eind van den Novemberdag. ‘Zes November 1922’, denkt Janus, ‘zoo viel een blad den zesden November 1898, toen ik nog een jongen was. Zoo viel een blad den zesden November 1784. Toen zag Goethe 't vallen, dat gaat zoo door. Ik kijk er naar en doe niets.’

Er staat veel en alles door elkaar in dit boekje - ik heb hierboven al een keer hetzelfde gezegd - maar nog altijd veel te weinig voor wie Nescio - zoals voor mij - de Nederlandse schrijver is die hij boven alle andere prefereert. Deze kleine geserreerde stukjes, tot barstens toe geladen, zijn eenvoudig ongeëvenaard. De bewonderaars van De uitvreter - dat ik het beste verhaal vind dat in het Nederlands geschreven is - krijgen er in dit boekje een aanvulling en een vervolg op. Het blijkt dat Nescio moeilijk van dit verhaal heeft kunnen loskomen. Enige malen zelfs komt hij er op terug (soms met bijna precies dezelfde woorden): in de beschrijving van een ontmoeting in Kortenhoef, tijdens een wandeling met de ‘Oester’ op de maanverlichte weg naar Bussum en dan nog eens in een gesprek met deze over ‘Jeanne’, de vrouw die de ‘uitvreter’ met haar liefde en hartelijkheid de dood in heeft gedreven. Het is

illustratie

een grandioos verhaal, een sublieme en verrukkelijke liefdesvertelling, juist omdat ze geplaatst is tegen de achtergrond van ‘Japie's’ zelfmoord, van zijn hopeloze onmacht om te leven en het trotse gevoel er niet bij te behoren. ‘Alle goeie lui die ik gekend heb zijn nu kapot. Die niet kapot zijn die herken ik niet. De lui die ik nu nog ken, zitten altijd over 't een of ander in de rats. Over hun baas, over hun Zondagsche pak, over de huur, over een zweertje, over een verstopte plee, over de modder op straat. Altijd zijn ze bang ergens te laat te komen. En bij slot van rekening komen ze nergens. Het is beter dat ik mij er niet meer mee bemoei. Het water en de zon hebben er zich ook nooit mee bemoeid. Misschien heel in 't begin, maar ze hebben 't lang geleden opgegeven.’

 

Wat valt er nog meer van Nescio te zeggen dan dat hij in een tijd van woordkunst nooit woordkunst schreef, dat hij zijn taal zo dicht mogelijk op de spreektaal hield, dat hij niet streefde naar een ‘treffende beeldspraak’ of een ‘fraaie zegging’, zoals zijn tijdgenoten. Zijn taal is ontdaan van alle literatuur, ze lapt elk modernisme aan haar laars. Het is een verademing iemand als Nescio te lezen. Er is ook geen enkele behoefte in hem aan ‘extreme situations’; bij hem worden geen lichamen doorstoken en schedels gekraakt, hij heeft dat allemaal niet nodig. Zijn wereld is ook nergens groezelig of morsig en toch beseft men onder het lezen méér dan bij welke moderne schrijver ook hoe diep en gevaarlijk zijn pessimisme is. Boven het dal is een verrukkelijk en beklemmend boek, dat men niet in één adem uitleest, maar dat pauzen vergt om even diep adem te kunnen halen. Het is in zijn kortheid en ondanks de smalle basis een boek, zoals er maar één in zoveel jaar verschijnt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken