Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Voorloopers van de phonograaf.

De bekende uitspraak van den wijzen Rabbi Ben Akiba: ‘Niets nieuws onder de zon’ heeft wel in geen eeuw zooveel ongeloovig glimlachen te voorschijn geroepen, als in de onze, waarin ontdekking op ontdekking, uitvinding op uitvinding elkander opvolgen als de golven van den door den storm bewogen Oceaan.

En toch geven oordeelkundige geleerden toe dat de voortijd veel meer kennis en kundigheden bezeten heeft dan tegenwoordig wordt aangenomen en dat vele dingen, die eerst in den laatsten tijd zijn ontdekt of uitgevonden, in vroegeren tijd reeds bekend of toch in de kiem aanwezig waren. En dit is zelfs van toepassing, zooals wij uit het volgende zien kunnen, op eenige uitvindingen, waarop onze tijd met recht het meeste trotsch is.

Voor eenigen tijd groeven Russische boeren bij de Finlandsche hoofd- en universiteitsstad Helsingfors aan de Finsche golf een put en stieten op een zonderlinge ijzeren kist. In de zoete hoop een kostbaren schat te vinden, brachten zij die met de grootste moeite aan het daglicht. Een schat was het inderdaad, die op zulk een onverwachte wijze aan de vergetelheid werd ontrukt, maar geen zooals de werklieden het gewenscht hadden - een oude perkamentrol met voor hen onleesbare karakters en letters.

Zij droegen hun vondst naar de stad, en daar hadden de professoren spoedig uitgemaakt, waarover het handelde. Het was een in sierlijk Latijn geschreven verhandeling, die met de woorden begon:

Suger. presb. Abbas S. Dionysii dixit... De priester Suger, abt van Sint Dionysius, sprak.... over? Over de beweegkracht van den stoom, op de wijze, die een hedendaagschen natuurkundige tot eer had gestrekt.

En de ijzeren kist was niets meer en niets minder dan een stoommachine met haar cylinder, haar raderenhaar rollen enz., welke deelen allen tamelijk goed bewaard waren gebleven en bijna zonder uitzondering den stempel droegen: Suger parens Galliae fecit (Suger, de vader van Galliê, heeft dit vervaardigd). Zooals men weet, was de abt Suger van Sint-Denis een der verstandigste mannen van zijn tijd, minister van Lodewijk VII van Frankrijk en verkreeg wegens de groote verdiensten, bewezen aan koning en rijk, aan wetenschap en volkswelvaart, den vereerenden bijnaam van Pater Patriae - Vader des vaderlands. Dit was tusschen 1137-1180, dus vóór zevenhonderd jaar, en alzoo mag Suger's werktuig met recht een voorlooper van de hedendaagsche stoommachine genoemd worden. Maar ook voorloopers van de phonograaf meer of minder volmaakt en bekend moeten er in de Middeleeuwen, om van de oudste tijden niet te spreken, geweest zijn. Want hoe anders zou men de sprekende hoofden uit die tijden anders noemen? En velen hunner waren zonder twijfel wetenschappelijk en kunstvol ingericht, zoodat de toenmalige wereld ze voor spokerijen en hekserijen aanzag, tenminste als werktuigen van bedrog; zelden voor de voortbrengselen van de scherpzinnigheid van ‘groote, denkende hoofden’.

Gerbert, aartsbisschop van Rheims en Ravenna, die als Sylvester II, van 999-1003, den pauselijken stoel bekleedde, kende philosophie, wiskunde, sterrenkunde en alle wetenschappen van zijn tijd, vervaardigde hierover leerboeken, vond vele voorwerpen der waterbouwkunst uit, vervaardigde zonne-uurwerken, aard- en hemelgloben en.... gold voornamelijk wegens zijn uitvindingen op mechanisch gebied bijna als toovenaar. Gerbert had ook op de Mahomedaansche Hoogeschool van Cordova gestudeerd. Hij schiep ons een ‘sprekend hoofd’ uit brons, dat verscheidene woorden kon zeggen en ongehoord opzien baarde bij hoog en laag uit dien tijd.

De Franciscaner monnik Roger Baco uit Ilchester in Engeland (1214-1294), wegens zijn buitengewone kennis van physiek en alchemie Doctor Mirabilis genaamd, schreef bereids over brillen, buskruit en is de uitvinder der vergrootglazen. Wegens de vervaardiging van een sprekenden automaat of spreekmachine voor een toove-

[pagina 103]
[p. 103]

naar gehouden, kwam hij tweemaal in de gevangenis, eens zelfs voor tien jaar, en alleen den Paus gelukte het den grooten kunstenaar in vrijheid te doen stellen. De Dominicaan Albertus Magnus (Albert van Böllstadt 1193-1280) bisschop van Regensburg, als wonder van zijn tijd als Doctor universalis (de alles omvattende leeraar) en niet minder als toovenaar aangezien, was in dezen bond de derde. Toen hij, die vooral beroemd is als grondlegger der Aristotelische scholastiek, in Keulen leeraarde, maakte hij ook een ‘sprekend hoofd’, een middeleeuwschen voorlooper van de phonograaf, uit klei.

Zijn lievelingsleerling Thomas van Aquine, de latere kerkleeraar, moet, toen hij dezen automaat hoorde spreken, zoo van streek zijn geraakt, dat hij hem in stukken sloeg.

‘Daar gaat de arbeid van dertig jaren heen!’ was de eenige klacht van den ernstigen, woordkarigen meester Albert de Groote.

Algemeene ontwikkeling was toen niet te verwachten en daarom werden deze groote denkers en geleerden zoo weinig verstaan door hun tijdgenooten. Wie echter zal heden ten dage die talrijke hypothesen dom en belachelijk vinden, waardoor de wijzeren dier periode zulke natuurkundige wonderen voor zichzelf en anderen trachtten te ontraadselen, nadat wij deze wonderdingen (electrische telegraaf, telephoon, phonograaf en zoo meer) in veel wonderlijker vorm en gestalte hebben te zien gekregen?

De zoo dikwijls als zwetser gebrandmerkte en in elk geval zeer phantastische Walchius bijv. hield het reeds in zijn tijd voor mogelijk een buis zoodanig in te richten, dat men zijn stem daarin dagen lang kon bewaren - is het niet als sprak Edison over zijn phonograaf? - zoodat men het zijn vrienden in plaats van zijn handschrift kon toezenden?

Deze Walchius-phonograaf dacht hij zich wel is waar zeer primitief en eenvoudig. Daar namelijk de menschelijke stem eenigen tijd noodig heeft om door een buis te komen, zoo meende Walchius dat wanneer men de beide einden daarvan behoorlijk toestopt terwijl de toon zich in het midden bevond, deze zich zoolang liet bewaren als men wilde. Wanneer dus de bekende of vriend, die de buis ontvangen had, ze opende, zoo zouden de woorden duidelijk en in dezelfde volgorde zooals zij in de zoogenaamde phonograaf gesproken waren, er uit komen en hun onze denkbeelden toevertrouwen.

‘Zulk een inrichting,’ gaat Walchius voort, ‘hadden de koppen van Albertus, Sylvester en Baco.’

Of de goede man het ook beproefd heeft zijn plan practisch uit te voeren?

Later hield de bekende en geleerde professor Athanasius Kircher (geb. 1601 te Gerra bij Fulda), professor te Wurzburg en dan leeraar der wiskunde aan het Collegium Romanum te Rome, waar hij in 1680 stierf, wiens roem door voortreffelijke geschied- en wiskundige werken en door natuurkundige ontdekkingen, bijv. de Aeölus-harp, de spreekbuis, enz., in alle landen verspreid was, in zijn Musurgia universalis lib. IV, zich bezig met dergelijke theorieën, gelijk hij in zijn Mundus subterraneus verhaalt, hoe het er in het inwendige der aarde uitziet, zonder echter een poging tot onderzoek aan te wenden. Kircher beweert, dat men een geïsoleerde beeldzuil - een soort Homunculus - kan vervaardigen, waarin oogen, lippen en tong zich op bevel bewegen, gearticuleerde tonen uitspreken of schijnen te lezen. Toen Christina van Zweden zich in Rome had gevestigd, wilde Kircher zulk een sprekende figuur voor haar vervaardigen - hij had dikwijls toegang bij haar -, werd echter, zooals het meer gaat, door gebrek aan tijd en geld daarin verhinderd.

Later werden op verschillende tijden allerlei spreekmachines in Europa vertoond en de bewaring en de voortplanting der tonen was dikwijls zoo behendig verborgen, dat zelfs menschen van het vak zich lieten bedriegen.

Zoo vertoonde zekere Thomas Irson aan het hof van Karel II van Engeland een hoofd, dat in verschillende talen op vragen antwoordde, die men hem in het oor fluisterde. De verbazing groeide zoolang aan, totdat een page in de naaste kamer iemand betrapte, die door een buis antwoordde.

Zoo werd ook in de laatste eeuw in Versailles een Bacchus vertoond, die op een vat zat en alle dagen der week luid en duidelijk uitsprak.

De ‘Toovenaar’ liet de menschen in het binnenste der figuur en in het vat kijken, waar zij niets dan orgelpijpen, raderen, blaasbalgen en zoo meer zagen. Maar een grondige onderzoeker ontdekte een valschen windketel, waarin een dwerg zat, die de woorden door een buis naar de lippen van den Bacchus toevoerde. Dus bedrog!

Eerst nadat in de plaats der holle theorieën, bedriegerijen en phantasiebeelden, grondig onderzoek was ingetreden, kon men met zekerheid de vervaardiging eener echte spreekmachine verwachten, omdat hiervoor een nauwkeurige bekendheid met het mechanisme der spraak het eerste vereischte vormt.

Het begin van een op proeven gesteunde navorsching maakte de Sint Petersburger Academie in 1779, welke de beantwoording van de twee volgende vragen als prijsvraag uitschreef:

1) Waarin bestaat het wezen der klinkers a, e, i, o, u; en 2) kan men op de wijze der Vox Humana van de orgelpijpen een instrument vervaardigen, dat deze klinkers nauwkeurig weergeeft?

Professor Kratzenstein's antwoord verkreeg den prijs. Hij construeerde na anatomische onderzoekingen vijf pijpen, die, als de blaasbalg van het orgel daarin blies, deze vijf klinkers nauwkeurig voortbrachten. Bijna gelijktijdig met hem onderzocht von Kempelen dit onderwerp grondiger en maakte de gevolgtrekking dat de tonen der spraak slechts door het contrast, dat zij onder elkander vormen, duidelijk te voorschijn kwamen en hun volle duidelijkheid eerst daardoor verkregen dat zij in woorden verschenen.

Hij zelf zegt van zijn spreekmachine:

[pagina 104]
[p. 104]


illustratie
IN TIVOLI TE KOPENHAGEN.


[pagina 105]
[p. 105]

‘Binnen drie weken kon ieder ze leeren behandelen, vooral wanneer hij de Latijnsche, Fransche en Italiaansche taal gebruikt. De Duitsche, met haar opgehoopte medeklinkers en haar sisklanken, levert grooter moeilijkheden op. Ik kan naar verkiezing ieder woord van die andere talen voortbrengen, terwijl ik een lang Duitsch woord slechts met moeite en zelden duidelijk kan doen te voorschijn komen. Van geheele volzinnen gelukten mij, omdat de blaasbalg geen voldoende lucht kon bevatten, slechts korte: bijv. “Romanorum Imperator” - Vous êtes mon ami. Ik ben vast overtuigd dat de machine met toetsen, als een klavier of orgel, kan worden ingericht. Deze volmaking moet ik echter aan een ander overlaten.’

De andere bleek te zijn de Abbé Mical. De spreekmachine, die Abbé Mical in Juli 1783 aan de Fransche Academie vertoonde en die hij zelf moet hebben vernield, omdat de regeering de beloofde premie niet wilde uitbetalen, moet, volgens Rivarol, zoo volmaakt geweest zijn dat ieder vreemdeling door middel daarvan Voltaire's Henriade kon declameeren.

Jammer dat dit merkwaardig werktuig wegens de ongunst der tijden verloren is gegaan.

Zeer hooge meening van het practische nut van dergelijke kunstwerken had Darwin, die geloofde dat wanneer men eenmaal met de juiste uitspraak in het reine was, de stem der machine zoo luid kon gemaakt worden, dat men haar tot het commandeeren van een leger of openbare redevoeringen kon gebruiken.

De beroemde natuurkundige Sir David Brewster (1684), uitvinder van de kalisdoscoop, is daarentegen van de juister meening: ‘De belangrijkste dienst, dien zij kunnen bewijzen - zal eens daarin bestaan, de uitspraken van verschillende idiomen en talen vast te stellen en alzoo de juiste kennis daarvan voor alle tijden te bewaren.’

De bovengenoemde en vele andere pogingen van groote denkers van vroegere eeuwen kunnen en moeten worden aangezien als voorloopers van dat apparaat, hetwelk op de overbrenging van trillingen eener plaat op wassen rollen, die omgekeerd weder tot het voortbrengen van trillingen der platen dienen, geluiden opteekent en ze na eenigen tijd weder teruggeeft - de phonograaf van Edison.

En zoo zien wij ook hier de overoude uitspraak: Alles is - tenminste als embryo, als kiem, als miniatuur, als voorgevoelen - reeds eenmaal daar geweest, om dan misschien weer vergeten te worden,’ opnieuw ten duidelijkste bevestigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken