Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het tweehoofdige meisje.
Met vier gravuren.

‘Ik hield mij op in Boston met mijn museum,’ zoo verhaalt de directeur van een verzameling Barnum-artikelen, ‘en kon gerust zeggen dat ik er geld bij verloor. Boston schijnt niet veel te geven om ‘rariteiten’. Het heeft het te druk met philosophische en philanthropische ‘rariteiten’. Ik heb daar persoonlijk niets tegen, maar ik moet toch doen opmerken, dat een echte reus of een werkelijke ‘Dikke dame’ wel zulk een heilzaam en belangwekkend schouwspel is als eenige philosoof of philanthroop in Boston ooit vertoonde.

Ik houd er niet van meer geld te verliezen dan noodig is en dus begon ik reeds

illustratie
.... en met beide hoofden mij toelachten.


aanstalten te maken om heen te gaan, toen op zekeren dag een rijtuig stilhield voor mijn deur en iemand zich bij mij aanmeldde om over zaken te spreken. Ik liet hem door mijn knecht binnenkomen, en zoodra ik hem zag, hield ik hem voor een schurk nog vóórdat hij een woord gesproken had. Hij vertelde mij, dat hij zoo juist uit Europa was aangekomen met een tweehoofdig meisje en dat zij 't mooiste exemplaar was, dat een Museum ooit aan het publiek vertoond had. Zij was bij hem in het rijtuig en ik was de eerste directeur, dien hij bezocht had sedert zijn aankomst.

Nu wist ik maar al te goed dat een tweehoofdig meisje het zeldzaamste voorwerp is dat een Museum kan machtig worden. Ik kende nog maar één exemplaar van dat ras en zij was haar gewicht in goud wel waard. Hoe deze kerel zich van een tweede exemplaar had kunnen verzekeren, zonder dat ik van haar bestaan iets gehoord had, was meer dan ik begrijpen kon, want ik hield een open oog over alle misgeboorten door de wereld alsof ik Barnum zelf was. Maar ik ging toch naar het rijtuig en keek naar het meisje. Daar zat zij gewikkeld in een dikke sjaal, en zoover ik kon zien, was alles in orde. Er staken twee hoofden over den rand van de sjaal uit en het waren zulke lieve kopjes als gij maar vinden kunt in de eene of andere jongedameskostschool. Als het Tweehoofdige Meisje nu maar verder overeenkwam met het kijkje wat ik van haar opving in het rijtuig, dan zou zij zeker de grootste aantrekkingskracht worden in Boston of in welke andere stad dan ook.

Nu dan! Ik ging terug naar mijn kantoor en de man en ik bespraken de zaak nog eens. Hij zeide dat het meisje een Laplander was en geen enkel ander woord kon spreken in een vreemde taal dan Laplandsch. Zij was zestien jaar oud en had nooit haar geboortedorp verlaten tot-

[pagina 106]
[p. 106]

dat hij bij toeval haar gezien en gehuurd had voor een rondreis van vijf jaren door de wereld. Tot nu toe had hij haar nog niet tentoongesteld en wilde haar debuut doen plaats hebben in mijn spel, om haar een fatsoenlijk, eervol begin te geven in haar nieuwe loopbaan.

Zijne voorwaarden waren honderd dollars per week en alle zes maanden een benefiet, en hij zeide dat hij ieder ander stellig honderd vijf en twintig zou gevraagd hebben.

Ik verzocht hem het meisje binnen te brengen, opdat ik haar goed zou kunnen zien en er dan tijd genoeg over was om over conditiën te spreken. Hij bracht haar binnen en ik merkte op, dat zij met veel moeite uit het rijtuig klom.

illustratie
De allerbeste kringen van Boston.


De agent hielp haar in mijn kantoor, waar zij zich op de sofa zette en met beide hoofden mij toelachte op eene wijze, die zeer gevaarlijk had kunnen worden voor eenige directeuren van mijne kennis.

‘Daar is zij,’ sprak de agent, ‘het eenige echte blanke Tweehoofdige Meisje, dat de wereld ooit gezien heeft. Boven het middel, waar zij aan elkander is verbonden, zijn het geheel en al twee verschillende meisjes en die er goed uitzien bovendien. Zij heeft maar één paar beenen, die haar beletten gemakkelijk te loopen, maar zij is zoo sterk en gezond als gij verlangen kunt en daar is niet het minste gevaar dat zij onder uw handen sterven zal.’

Toen sprak hij iets koeterwaalsch - wat ik onderstelde dat Laplandsch was - tot het meisje en zij lichtte den zoom van haar rok op om twee voetjes te toonen, maar meer niet. De grootte dezer voeten had mijn achterdocht moeten opwekken, want zij hadden de algemeene Bostonsche maat, die omstreeks drie nummers kleiner is dan de gemiddelde Europeesche voet. Maar ik was al te verlangend om te bevinden dat zij echt was, en zoo merkte ik niet op dat er iets niet in orde was met haar voeten.

‘Wat zegt u?’ vroeg de agent, ‘is zij geen ster van de eerste grootte?’

‘Zij zal genoeg trekken,’ zeide ik, ‘mits zij echt is. Ik wil daarmede niet zeggen dat zij het niet is, maar ik moet er zeker van wezen, voordat wij verder zaken kunnen doen.’

‘O, dat is gemakkelijk genoeg te bewijzen,’ sprak de man, ‘ik heb certificaten van drie der voornaamste geneeskundigen in Lapland, behalve de verklaring van haar vader en moeder en den predikant. Als zij u niet tevredenstellen, dan zal niets het doen en ik zal haar naar een anderen directeur moeten brengen.’

‘Vertoon mij de certificaten,’ zeide ik.

Hij liet ze mij dadelijk zien en zij schenen in orde te zijn. Natuurlijk kon ik geen woord er van verstaan, maar er was een groot stuk zegelwas op elk hunner, wat altijd overtuigend werkt en er zoo officieel echt uitziet.

Ik had het meisje zoo hard noodig dat het er mij misschien toe bracht een beetje zorgeloos te zijn voor den eenigen keer in mijn leven; ik zeide den agent dat ik hem vijf en twintig dollars in de week zou geven en een contract met hem teekenen voor een jaar; wij bespraken de zaak wel een heel uur en kwamen overeen voor 75 dollars in de week en drie benefieten in het jaar. Het was de grootste som die ik ooit betaalde, maar ik verloor alle weken 50 dollars aan geld en ik was van plan een kans te wagen om de zaak er weer bovenop te helpen. Bovendien wist ik, dat als het Tweehoofdige Meisje niet ging, ik toch op de een of andere manier zou geruïneerd worden, en dan kwam het er niet op aan hoeveel ik te betalen had, daar er toch geen geld voor zou zijn. En als zij daarentegen publiek trok, zooals ik wel verwachtte, kon ik gemakkelijk 75 dollars per week er voor geven; ik ging altijd van het grondbeginsel uit, dat men de menschen royaal moet behandelen, vooral als het duidelijk is dat niemand er iets door verliest.

Terwijl de agent en ik trachtten zooveel mogelijk van mekaar te trekken zat het Tweehoofdige Meisje met haar armen om haar beide halzen en scheen zoo lief en zacht van aard te zijn, dat ik begon te hopen nu eindelijk een ‘monster’ te hebben gevonden, dat niet onophoudelijk zou twisten, want ik was tot de overtuiging gekomen, dat ‘monsters’ niet anders kunnen dan kibbelen en verliefd worden.

Nu verwondert het mij niet dat zij ruzie hebben,

[pagina 107]
[p. 107]

aangezien zij dag en nacht bij elkander zijn opgesloten en niets anders te doen hebben; maar het duurde een heelen tijd vóór ik er achter kwam waarom zij onophoudelijk verliefd raken. Dit komt omdat zij geen beweging maken, behalve nu en dan een toertje in een gesloten rijtuig.

Gij hebt er nooit van gehoord dat een trapezekunstenaar, of een Sterke Man verliefd wordt; dat komt omdat zij al hun genegenheden afwerken met hun spieren; aan den anderen kant is de Dikke Dame, die niet de minste beweging maakt, altijd verliefd en dikwijls heel erg ook. Natuurlijk hoe meer zij verliefd raken, hoe meer zij twisten, en daar gaat nauwelijks een dag voorbij zonder dat ik wel twee of drie van hen moet kalmeeren of dreigen met hen op te sluiten, totdat zij ophouden elkander scheldwoorden en stoelen naar het hoofd te werpen.

Den volgenden dag adverteerde ik mijn Tweehoofdig Meisje, en toen het avond werd, was het huis over gevuld. Ralph Waldo Emerson had niet beter kunnen trekken. De allerbeste kringen van Boston kwamen om het Tweehoofdige Meisje te zien, en meer vrouwen met lorgnetten en brillen en spitsneuzen kwamen in het spel dan ik nog ooit te voren gezien had in mijn loopbaan. De mannen en vrouwen stonden een uur lang voor de sofa, waarop het tweehoofdig meisje zat en redeneerden met haar over haar ziel, hetgeen, daar haar ziel niet tentoongesteld was, mij een tijdverlies toescheen.

Zij beweerden op de een of andere manier, die ik niet begrijp, dat het meisje iets te doen had met philosophie en dat haar twee hoofden iets bewezen, wat mijnheer Emerson placht te leeraren.

Gij hebt gehoord van mijnheer Emerson, natuurlijk. Hij was wat zij noemden een philosoof en hij trok meer volk dan eenige rariteit of primadonna die ooit Boston bezocht. Ik ging eens om hem te hooren lezen, maar kan niet zeggen dat ik 't zooveel bijzonders vond. Maar dit zijn mijn zaken niet, hoewel er een tijd was dat ik er in allen ernst aan dacht hem een mooi aanbod te doen om met mij samen te werken.

Er bestond niet de minste twijfel over het succes van het Tweehoofdige Meisje. In de eerste week ontving ik tweehonderd dertig dollars meer dan ik ooit van te voren in mijn leven verdiende. Het museum was overbezet des daags en des avonds, en elke moeder in Boston bracht haar kinderen en vertelde hun dat het Tweehoofdig Meisje de een of andere groote zedelijke les leerde en dat zij moesten trachten haar na te volgen of vermijden haar na te volgen, of anderen onzin van dat soort.

Ik heb nooit beweerd zulke dingen zelf te verstaan. Ik ga niet om met monsters om lessen van zedelijkheid van hen te ontvangen; als ik die noodig heb zal ik naar de Zondagschool gaan en ze daar krijgen, in plaats van mij te vernederen monsters te verzoeken mij lessen te geven.

Het Tweehoofdige Meisje, zooals ik in den beginne zeide, was een Laplandsche en kon niets anders spreken dan Laplandsch. Zij was omstreeks een maand bij mij geweest toen op zekeren avond nadat de voorstelling gesloten was en zij aan hun souper zaten ik tot mijn verbazing een der hoofden tot het andere hoorde zeggen:

‘Als je dat nog eens durft zeggen, juffrouw, zal ik je de oogen uitkrabben.

Hola!’ riep ik, ‘ik dacht dat geen van jelui Engelsch kon spreken.’

Het meisje bloosde een dubbelen blos op alle vier haar wangen en zeide:

‘Wij hebben veel geleerd sedert wij in Amerika zijn, maar wij probeeren nooit Engelsch te spreken, omdat het niet met ons beroep overeenkomt, ten minste voor ons gevoel.’

‘Dat is heel juist,’ zeide ik, ‘spreek zooals het je belieft, maar denk er aan dat ik geen twist onder mijn volkje toesta.’

Den volgenden dag onderzocht ik het een en ander over het Tweehoofdige Meisje en ontdekte dat zij beiden verliefd waren op denzelfden jonkman. Hij kwam alle dagen op de voorstelling en bracht haar beiden bloemen. Later vernam ik dat hij philosoof was en studies maakte over wat hij noemde ‘Het psychologische karakter van vrouwelijk dubbel bewustzijn, als aangetoond wordt door het tweehoofdige Laplandsche meisje.’ Ik herinner mij dit omdat hij een artikel schreef in the Atlantic Monthly met dien titel, wat een eerste soort reclame zou geweest zijn voor het meisje, als zij in het bijzondere leven teruggekeerd was na de verschijning van dat artikel. Hij zag er nogal knap uit en beide hoofden van het meisje meenden dat hij verliefd was op haar. Mary, zoo waren wij gewoon het rechterhoofd te noemen, was er zeker van dat het jonge mensch werk maakte van haar en alleen bloemen gaf aan Jane, het linkerhoofd, om niet den waren staat zijner gevoelens aan het publiek bekend te maken; terwijl Jane er even zeker van scheen dat de philosoof op haar verliefd was en dat hij het andere hoofd een erge stain-den-weg vond.

De Dikke Dame, die vlak naast het Tweehoofdig Meisje op het tooneel zat, was bang van de manier, waarop de twee hoofden met elkaar plachten om te gaan. Zij hoorde hen fluisteren tegen elkaar, terwijl het publiek niets kon verstaan van wat zij zeiden.

Mary legde haar wang tegen die van Jane en glimlachte zoo lief, dat het publiek zeide:

‘Wat allerliefst, hoe snoezig!’

Maar in dien tijd sprak zij:

‘Ik zou je leelijk oor kunnen afbijten, spook!’ en dan legde Jane haar arm om Mary's hals en fluisterde:

‘Jij gemeen, bedrieglijk schepsel! Wacht tot wij in onze kamer zijn en dan zal ik je krijgen.’

De Dikke Dame, die heel veel rooverromans las, zeide dat zij bang was, dat een vreeselijk drama voorbereid werd en dat spoedig de geheele plaats gedrenkt zou worden in bloed. Zij had het niet geheel en al mis, zooals gij hooren zult.

Op zekeren avond, dadelijk na het souper, toen de meeste monsters naar hunne kamers waren gegaan,

[pagina 108]
[p. 108]
hoorden wij zulk een ontzettend geschreeuw in de kamer van het Tweehoofdig Meisje, dat wij allen naar

illustratie
Denk er aan dat ik geen twist onder mijn volkje toesta.


de deur stormden. Als ik zeg ‘allen’, dan bedoel ik hiermede den Reus en het Levende Geraamte, die met mij een beetje later dan anders hadden opgezeten. Ik sta nooit iets onbehoorlijks toe in mijn omgeving en ga hierin met mijn voorbeeld voor. Dus zeide ik aan den Reus en het Geraamte, dat wij ons moesten terugtrekken, terwijl de Sterke Vrouw de deur zou openbreken en zien, wat er te doen was.

Wij deden aldus en de Sterke Vrouw zette haar schouder tegen de deur, en deze scheen weg te smelten onder haar machtigen druk. Zij vertelde mij, dat het Tweehoofdig Meisje woedend tegen zichzelf vocht. Zij lag op den grond en haar eene helft, die bovenop lag en Mary was, lag op de andere en trok haar de haren en de haarspelden bij heele handenvol uit. De Sterke Vrouw, die het haarverlies wilde tegengaan, ging aan het werk om ze te scheiden en slaagde er maar al te goed in, want toen zij Mary in handen kreeg en haar trachtte los te rukken van Jane's haar, raakten de beide meisjes van elkander los. De Sterke Vrouw, die evenals wij allen vast geloofd had in het Tweehoofdige Meisje, schrikte er zoo hevig van toen zij zag dat zij haar gescheiden had, dat zij op haar beurt om hulp riep.

Dezen keer zette ik mijn gemoedsbezwaren aan kant om zelf te zien, wat er aan de hand was. Daar zat de Sterke Vrouw op den grond en hield de eene helft van het Tweehoofdig Meisje in haar armen, en daar lag de andere helft, twee of drie passen van haar, op het tapijt, op haar best huilende en haar andere helft uitscheldend in een taal, die, als ik er eenig verstand van heb, ergens in de gemeene achterbuurten moet aangeleerd zijn. Toen ik zag dat Jane meer verschrikt dan gekwetst was, liet ik haar naar bed gaan, en verzocht de Sterke Vrouw Mary voor dien nacht in haar kamer te nemen. Mary ging kalm mee, want als de Sterke Vrouw iemand beetheeft; man of vrouw, dan doen zij gewoonlijk alles wat zij zegt.

Den volgenden dag riep ik het Tweehoofdige Meisje bij mij en verklaarde haar dat ons contract ten einde was.

‘Ik wil nooit,’ zeide ik, deelnemen aan een bedrog van het publiek, ‘vooral als ik er zeker van ben dat het bedrog uit zal komen, zooals met het uwe stellig het geval zal zijn. Een comité van Bostonsche geneesheeren zou u vandaag komen onderzoeken, en overtuigd als ik was van uw echtheid, heb ik hun alle mogelijke faciliteiten aangeboden. Wat ik u thans aanbied is een vrijkaart voor u beiden van hier naar New-York, en laat mij nooit er van hooren dat gij weer beproeft u te vertoonen, of ik zal de waarheid omtrent u zeggen.’

Dat was onze eenige poging om een Tweehoofdig Meisje ten toon te stellen. Ik wil niet hard oordeelen over de meisjes, want zij hielpen mij over een moeilijk punt in mijn loopbaan, maar ter zelfde tijd hebben zij mij beetgenomen, en daar ik geen deel uitmaak van het publiek, houd ik er niet van te worden beetgenomen.



illustratie
De Sterke Vrouw zette haar schouder tegen de deur.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken