Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die dikke Duitscher!
Met drie illustratiën.

In de stad Brussel kunnen dames, zooals men weet, haar hart ophalen aan prachtige kant Buitenlandsche dames zouden niets liever willen dan er een goede hoeveelheid van op te doen, want het kant is daar volgens haar schatting spotgoedkoop; maar ongelukkig moet men de grenzen over en aan de grenzen staan douanen en voor kant moet men hooge inkomende rechten betalen.

De dames Weiler waren

illustratie
‘Maar wij dragen het,’ kermde Annette.


heel lieve dames van middelbaren leeftijd, dol op reizen, dol op mooie kleeren en ook dol op kant. Zij hadden een reisje gemaakt langs den Rijn en door de Ardennen en brachten nu een week in Brussel door.

Veel aantrekkelijker dan het slagveld van Waterloo, en veel bekoorlijker dan het Musée Wiertz vonden zij de Galerie Saint Hubert. Juffrouw Mimi Weiler kon het witte kant niet weerstaan en juffrouw Annette niet het zwarte. Beide dames kochten kant en verleid door een allerliefste winkeljuffrouw kochten zij kanten fichus, kanten kragen en kant bij den Meter. Elken dag werd haar voorraad kant grooter.

Eindelijk was het tijd terug te keeren en die hatelijke grenskantoren te passeeren. Toen begonnen zij eens aan haar toestand te denken en vroegen zich af:

‘Hoe moet dat nu met het kant?’

‘Wij kunnen in geweten niet zeggen,’ merkte juffrouw Mimi op, ‘dat wij niets te declareeren hebben, want kant is niet vrij van inkomende rechten.’

‘En wij durven het niet wagen het in te pakken,’ hernam juffrouw Annette, ‘want als zij het in 't hoofd krijgen onze koffers na te zien....’

‘Hoe krijgen wij het er door?’ zuchtte de oudste zuster.

‘Wij moeten het er door krijgen,’ verklaarde de jongste.

Daar riep Annette eensklaps uit:

‘Ik weet het! Wij zullen het dragen! Geen recht wordt er geheven voor hetgeen men draagt.’

‘Jawel, jawel,’ zeide Mimi, ‘maar hoe kunnen wij het dragen? Het witte zal vuil worden en het zwarte verscheurd worden door het reizen. Daarbij zal het onnatuurlijk staan op onze kleederen en mantels, de douanen zullen het bepaald merken.’

‘'t Zal niet onnatuurlijk staan op onze hoeden,’ zeide Annette.

Zij begonnen haar hoedjes met het kant te versieren. Zij mengden wit en zwart, fichus en kragen op de smaakvolste wijze en hoewel de hoeden er wat overladen uitzagen, zoo droegen zij toch het kant en 't was waarschijnlijk, dat de mannenoogen van het Douanenkantoor niets abnormaals zouden opmerken.

[pagina 138]
[p. 138]
De dames Weiler verheugden zich over haar slimheid. Zij zaten in den trein naar Holland met zuivere gewetens en lichte harten. Zij hadden niets te declareeren,

illustratie
‘U zal van mij hooren!’


niets dat tolplichtig was. In het compartiment zat er met haar alleen een enkele passagier, een flinke man van een goedig voorkomen, blijkbaar te oordeelen naar zijn slappe dikte en goedig voorkomen een Duitscher van den middelstand,

Onze dames hielden er niet van kennis aan te knoopen met medepassagiers en zeker dat hij geen Hollandsch verstond, spraken zij vrij met elkander.

‘Ik denk,’ zeide Mimi, ‘dat mijn hoed er heel goed uitziet. Me dunkt dat het den oogen niet treft als te gegarneerd, hé Annette?’

‘Wel,’ zeide Annette lachend, ‘het is al te veel gegarneerd voor iemand van goeden smaak, maar voor deze gelegenheid heb je een slechten smaak. Dat is alles. En de mijne?’

‘O, heel artistiek! een studie in “wit en zwart” zooals de artisten zeggen.’

De dames lachten samen, vol pret over haar aanstaande zegepraal over de douanen. De Duitscher lachte even op de eigenaardige manier van menschen, die naar een taal luisteren, welke zij niet verstaan.

Eindelijk begon de trein te stoppen, men was aan de Hollandsche grens! Er uit sprongen de dames Weiler met haar bagage. Zij wachtten kalm op de nadering der douanen.

Er uit sukkelde de dikke Duitscher met zijn gedwongen glimlach. Hij ging naar een der douanen toe.

‘Niets te declareeren,’ verklaarden de beide dames.

‘Geen tabak, spiritualiën, kant...’

‘Niets, niets.’

De man zei niets meer, keek even in de koffers en wilde weer voortgaan na het bevrijdende teeken er op te hebben gemaakt; de dames juichten reeds in haar hart.

Maar op dat oogenblik kwam de beambte met wien de Duitscher gesproken had naar haar toe en zeide in goed Hollandsch:

‘De dames houden zeker veel van kant.’

Haar harten schenen op te houden met kloppen.

‘Dat gaat nog al,’ stemden zij toe.

‘En het op den hoed te dragen is een gemakkelijke manier om de rechten te ontduiken.’

Zij waren betrapt.

‘Maar wij dragen het,’ kermde Annette, Mimi hijgde:

‘Dames, ik bewonder uw naïveteit, maar zulk een hoeveelheid kant mag niet doorgelaten worden, zelfs op uw hoeden. Twee, drie, vijf meters!’ ging hij voort en mat het kant met zijn oogen, ‘fichus, kraag enzoovoort, zooveel francs of ik confiskeer het.’

De som, gevraagd door den beambte, gevoegd bij hetgeen het bij inkoop had gekost, maakte het tot de duurste kant, die ooit gekocht was.

‘Instappen, als het u belieft,’ hoorde men reeds roepen.

Zij trokken het van haar hoeden, haalden een ontelbaar aantal spelden uit, maakten de fichus en kragen los, gaven alles in handen van den beambte en snelden naar haar zitplaatsen.

Buiten adem en zonder kant voelden zij zich diep ongelukkig; smokkelen is prettig maar betrapt worden op smokkelen is ellendig en veroorzaakt bittere gewetenswroeging.

‘'t Is te erg!’ riep Mimi toen de trein voortging, ‘wij hadden recht op wat wij droegen.’

‘Het was die Duitscher,’ zeide Annette. ‘Hij ver-

illustratie
Mimi las den brief voor


[pagina 139]
[p. 139]

stond Hollandsch; hij hoorde wat wij zeiden en verklikte het aan den ambtenaar. O, foei! een man kan lachen en grijnzen en toch een schurk zijn!’

Zij jammerden over haar ongeluk. Den eersten keer dat de trein stilhield kwam de schurk weer in den wagon, altijd grijnslachend. Zij keken naar hem maar hij lachte nog; zij zochten haar toevlucht in stilzwijgen; hij begon te spreken.

‘Dames,’ zeide hij in Amsterdamsch Hollandsch, ‘het spijt me zeer dat ik uw misnoegen heb opgewekt, maar ik voelde dat het mijn plicht was de douanen te waarschuwen. U had mij in uw onschuld alles bekend gemaakt van het kant op uw hoeden en voor den goeden naam van ons land, in naam der Hollandsche eerlijkheid en het welzijn van den Staat, achtte ik mij ver plicht de aandacht van dien kommies op uw hoeden te vestigen. Kunt gij mij vergeven?’

‘Neen,’ zeide Annette bits.

Maar Mimi vond, dat er ondanks zijn booze wreedheid ook iets aangenaams school in zijn glimlach.

‘Ik vraag u vergiffenis, dames! meer nog, ik vraag u nederig om een gunst.’

‘Mijnheer!’ riep Annette uit.

‘Juffrouw Weiler! Mejuffrouw Anna Weiler,’ de brutale kerel had haar namen op haar koffers gelezen, zelfs haar voornamen, ‘gij zult mij een groote gunst bewijzen door mij uw adressen op te geven.’

Annette werd rood en Mimi bloosde. Misschien was hij beschaamd over het wreede spel, dat hij met haar gespeeld had en was van plan om verontschuldigingen te maken, misschien had haar dappere en bedaarde manier om het ongeluk te dragen hem getroffen of hadden haar bekoorlijkheden zulk een macht op hem uitgeoefend dat hij er op gesteld was de kennismaking voort te zetten - haar onderstellingen werden plotseling afgebroken.

Anna keek Mimi en Mimi Annette aan. Toen sprak de oudste zuster waardig:

‘Wij wonen in Den Haag, Celebesstraat No. zooveel Den Haag.’

De vreemdeling noteerde het adres, Mimi was op het punt zijn naam te vragen, toen hij eensklaps zeide:

‘U zal van mij hooren.’

Toen sprak hij over het land, dat zij doorreisden, vervolgens begroef hij zich in een ‘Figaro’ en sprak niets meer.

Aan het volgende station zeide hij kortaf:

‘Goeden morgen, Dames!’ en verliet den wagon en zij zagen hem niet meer.

Toen was er een groote beweging in het hart van Mimi, die een romaneske natuur bezat, en die alleen een enkele reden kon bedenken, waarom de vreemdeling haar adres wilde hebben. Zij geloofde nog altijd dat hij een Duitscher was, die bijzonder goed Hollandsch sprak; ook had zij gemerkt dat hij geen heer was; redenen waarom zij bij zich zelf besloot het huwelijksaanzoek te weigeren, dat hij ongetwijfeld spoedig zou doen.

In de Celebesstraat aangekomen, hadden de dames Weiler het druk met het arrangeeren harer huishouding en een paar bezige dagen volgden. Op den derden dag na haar thuiskomst ontvingen zij met denzelfden post een pakje en een brief. Annette opende het zorgvuldig gesloten en verzegelde pakje, terwijl Mimi den brief las. Na hem eerst zacht te hebben gelezen, las zij hem haar zuster luid voor:

 

‘Dames!

 

Ik heb groote verplichtingen aan u sedert dien dag in Rozendaal. Ik ben een zeer mager man, maar ik was gezwachteld in honderden meters fijne Brusselsche kant en ik dacht dat het de beste manier zou zijn om de aandacht der Douanen af te leiden van mij zelf, haar op u te vestigen. Het was enkel uit zelfverdediging dat ik hem uw hoeden wees. De oorzaak zijnde van het verlies van uw kant wensch ik u daarvoor schadeloos te stellen en ik vraag u verlof u mooier kant te zenden dan die welke door u verloren is.

 

Hoogachtend teeken ik mij,

Uw dikke medereiziger.

 

Mimi nam bezit van een zwart kanten doek en Annette van een twaalftal meters witte kant en een met kant omzoomden zakdoek en zij vergaven den dikken Duitscher zijn wreedheid en zijn dikte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken