Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De reis om de wereld voor drie francs.

Dit is geen sprookje maar een ware geschiedenis, zoo waar, dat wij, aangetrokken door haar waarheid, ze dood eenvoudig willen vertellen zonder er iets bij te voegen, alleen om den lezer onze eigen gewaarwordingen te doen deelen.

Een les valt uit dit zonderlinge verhaal te leeren, dat men namelijk met een onverzettelijken wil en een altijd helder, gezond verstand, alle beletselen en hinderpalen kan overwinnen.

Wil en gezond verstand zijn in onze dagen geen zoo algemeene hoedanigheden, dat het overbodig zou zijn hen aan te bevelen.

Jean de C., een wel onderricht jongmensch, begeerig om iets nieuws te leeren, verveelde zich in Parijs. Hij vond er geen bezigheid naar zijn zin omdat geen enkele bezigheid hem moeilijkheden te overwinnen gaf. Hij had geen lust in eenig beroep daar hij van oordeel was dat elk beroep de menschen verlaagt en dat op hun beurt de menschen alle beroepen verlagen. Hij was rijk geweest en was alle genietingen van den rijkdom moede en ook de bittere lusten van de ellende. Hij had zich een weinig vermaakt met de laatste overblijfselen van zijn bezitting te verdedigen, maar toen hij niets, letterlijk niets meer bezat, en niet meer van zijn familie wilde leenen om zich niet door hen te laten verachten en niet van zijn vrienden om er geen vijanden van te maken, besloot hij te reizen.

‘Waarheen ga je?’ vroegen hem de naaste toeschouwers van zijn leven, die, wetende dat hij bescheiden was en niet in staat om tot hun beurzen zijn toevlucht te nemen, belang stelden in zijn ecxentriciteiten

[pagina 368]
[p. 368]

‘Om te beginnen ga ik een reis om de wereld maken en daarna zullen wij verder zien.’

‘O, als je middelen had om deze fantasie te betalen!’

‘De middelen zal ik vinden. 't Is niet mogelijk dat een verstandig mensch op zoo'n reis geen onnoozelen genoeg vindt om van te leven. Ik weet alleen niet, hoe ik van Parijs naar Havre zal komen, Frankrijk is zoo weinig schilderachtig.’

‘Ik zal zien je een vrijkaart voor den Westerspoorweg te bezorgen,’ zeide een kameraad, aan de redactie van een courant verbonden en vol vuur om een dienst te bewijzen, die hem niets kostte.

‘Je zou me verleiden! Maar dat is een gunst en ik wil mijn reis verdienen; ik ga te voet!’

Daar hij op zijn vestjeszak klopte, durfde men hem vragen:

‘Hoeveel heb je op zak?’

‘Ik zal 't u morgen zeggen, als ik mijn inkoopen heb gedaan.’

De inkoopen bepaalden zich tot een paar flinke schoenen, een rotting en een zak, waarin zich meer brood dan kleederen bevonden, en den volgenden morgen, zeide Jean, met zijn zak op den rug aan zijn vrienden, terwijl hij hun zijn geopende portemonnaie liet zien:

‘Dat is alles wat me overblijft, nog 12 francs.’

‘Je bent gek,’ riepen de verbaasde vrienden in koor.

‘Zij die voor gek doorgaan,’ hernam de philosoof, ‘zijn dikwijls de wijsten. Ik ga onder de menschen en ik zal hun zoo nuttig zijn, dat zij mij wat opbrengen.’

Maar al is men nog zoo'n wijsgeer, als men Parijzenaar is, heeft men altijd iets sentimenteels over zich en op 't oogenblik dat hij zijn vrienden verliet, die niet heel veel van hem hielden, maar die hij amuseerde, kameraden die hem bespotten om niet door hem veracht te worden, voelde hij dat hij aangedaan werd, maar dat was zijn laatste zwakheid vóór dat hij zijn kracht zou toonen, zijn laatste hulde aan zijn vaderland.

Van hun kant wilden zijn vrienden en kameraden hun deel hebben van deze eigenaardige reis om de wereld en stelden voor hem naar Rouaan te begeleiden om hem dit onbelangrijk begin van zijn tocht te bekorten. Hij nam het voorstel aan en stond hun toe voor hem te betalen, maar te Rouaan zeide hij hun goeden dag en legde te voet de 90 kilometer af die hem nog overbleven, zonder ergens anders dan in de open lucht te slapen, niets anders te eten dan de provisiën uit zijn zak en niets anders te drinken dan water.

In Havre aangekomen liet hij geen tijd verloren gaan, hij ging een kapitein opzoeken van een Amerikaansch schip en vroeg hem brutaal weg zijn recht op overtocht in ruil voor allerlei kleine diensten, die zich konden uitstrekken van het boekhouden tot het pianospelen; hij overblufte den zeeman door zijn vasten toon, verleidde hem door zijn overgroote oprechtheid en vertrok eindelijk gratis zonder zijn twaalf francs anders te hebben aangesproken, dan om op de kade voor het vertrek der boot een roos van tien centimes te koopen, die hij aan een Amerikaansche jonge dame bood, wie hij besloot gedurende de reis een weinig het hof te maken.

Hij was heel aardig gedurende den overtocht; in New-York aangekomen nam hij afscheid van de Amerikaansche als van een vervlogen droom, bedankte den kapitein, die van aandoening hem bijna de handen brak en hem aanbevelingsbrieven gaf. Trotsch over zijn eerste etape, zwoer hij plechtig dien avond nog een ligplaats te zullen hebben en een diner zonder te bedelen of zijn elf francs, negentig centimes aan te spreken; hij had overigens geen rozen meer te koopen, zijn offertje had hem geluk aangebracht, het te hernieuwen zou twijfelen zijn aan zijn ster.

Dien avond deed hij zijn intrede in een pensionaat om er Fransche les te geven en meteen om zich te volmaken in het Engelsch.

Wij vergaten te zeggen dat hij vrij goed Spaansch en Italiaansch kende.

Na acht dagen had hij een clienteele en kon zich voorzien van papieren boordjes en manchetten. Vast besloten zich niet te bezondigen aan aanteekeningen of reisindrukken, vond hij dit het eenige papier dat hem onontbeerlijk voorkwam.

Na eenige weken verliet onze reiziger New-York met geld genoeg om naar San Francisco te reizen. Hij had groote plannen voor deze stad, maar de natuur wilde zijn beproevingen vermeerderen.

In San Francisco werd hij ernstig ziek, verkwistte al zijn geld om tegen de koorts te strijden en liet zich bijna overwonnen naar een hospitaal overbrengen, zich een tijd lang overgevend aan de doktoren, zonder echter zijn besluit om te leven en verder te reizen op te geven. Zijn wil genas hem tegen de verwachting der doktoren. Gedurende zijn beterschap in het hospitaal, maakte hij kennis met een anderen herstellende, eersten stuurman van een Amerikaansch schip, dat reizigers naar Yokohama overbracht. Hij liet zich door dezen hospitaalvriend als hoofd van het dienstpersoneel aan het schip verbinden. Hij was zoo vol vuur en hij vroeg zoo weinig geld, dat men altijd gaarne van zijn diensten gebruik maakte.

Daar is onze Jean nu in Japan. Hij stelt zich voor aan een Fransch hotelhouder en biedt hem aan zijn kost te betalen door zijn diensten als tolk, vier talen sprekende. Men neemt hem aan, hij brengt de reizigers op hun gemak; hij heeft bij iedereen succes en daar hij als tolk diende, tusschen de Japansche kooplieden (de eerste der wereld) en de Italiaansche commissionnairs, wint hij in korten tijd zulk een ronde som, dat hij er verlegen door wordt. Hij wil geen schatten opzamelen en scheept zich in naar Hong-Kong.

Hier wordt hij in een club van Engelschen aangenomen als secretaris van den president. Hij herinnert zich, in zijn jeugd een goed biljardspeler te zijn geweest, hij organiseert wedstrijden, weddingschappen, en wint bijna ondanks zich zelf een belangrijken match.

De vrees om zich te verrijken en zich onderweg op

[pagina 369]
[p. 369]


illustratie
de vlaamsche collectant. Naar David Teniers den jongere. (Zie blz. 367.)


te houden, grijpt hem aan, en hij maakt gebruik van een goede gelegenheid om naar Calcutta te gaan.

De overtocht kost veel en wordt voor hem hoogst schadelijk door de talrijke halten, die de boot houdt, door het slechte weer, door den slechten staat van het schip, zonder nog te spreken van den weinig gastvrijen aard der lieden bij wie men verplicht was te landen.

In Calcutta aangekomen had Jean de C. geen cent meer op zak.

Hij dwaalt droomerig door de hoofdstad van Bengalen en vraagt zich af of dit zachte klimaat voldoende zal zijn hem te voeden. Toen hij het mooiste hotel der

[pagina 370]
[p. 370]

stad voorbijging, trad hij binnen als om een kamer te kiezen en terwijl men den voornaamsten bediende gaat roepen, die zijn middagslaapje doet, treedt hij in het reizigerssalon en vindt daar een mooie tentoonstelling van photographieën, die meer bewonderaars schenen te vinden dan koopers, te oordeelen naar de gele kleur van het papier en naar de vlekken door de Indische zon veroorzaakt.

Het artistieke gevoel van onzen wijsgeer komt hiertegen op; deze photographieën zijn heel mooi, maar de onverschilligheid der menschen van het hotel en de luiheid van den photograaf beletten dat zij behoorlijk verkocht worden.

Voordat hij een kamer nam, vroeg Jean het adres van den photograaf, zocht hem op, verweet hem zijn achteloosheid, en bood hem aan, tegen een behoorlijk honorarium zijn fraaie gezichten van Calcutta te verkoopen aan de reizigers, die zich hier ten hoogste vier en twintig of acht en veertig uur ophouden en daar zij het land niet kunnen zien, er toch gaarne afbeeldingen van meenemen om er onderweg van te genieten of aan de toehoorders van hun verhalen te laten zien.

De photograaf, die wegkwijnde in deze heerlijke natuur, welke hij zoo goed weergaf, nam met genoegen het aanbod aan en gaf zijn agent huisvesting. Jean begeeft zich dadelijk op weg; hij loopt de hotels af, hij loert op de nieuw aangekomenen, verkoopt zoo goed die weinig gevraagde waren dat de photograaf verrukt van blijdschap hem aanbiedt, zich met hem te associeeren en samen fortuin te maken.

Onze wijsgeer was er de man niet naar om zich door de fortuin te laten vastleggen; hij nam van de winst zooveel aan, als hij rechtvaardig vond en wat hem noodig was om zijn reis voort te zetten, trekt Indië door en komt in Bombay.

Daar ontdekt hij zeer spoedig dat de Duitschers den verkoop der Fransche wijnen in handen hebben en dat zij onder schitterende etiketten afschuwelijke producten verkoopen, die Frankrijk zouden onteeren.

Als men zoo ver van zijn vaderland is, heeft men het vurig lief en onze Jean geeft zich stoutmoedig uit voor keurder van echte Fransche wijnen. Hij had er geen proefje van, maar het gelukt hem er eenige te vinden in onbekende depôts, die den strijd niet konden volhouden tegen de drankjes, door de bierverkoopers aan den man gebracht.

Binnen eenige dagen doet hij den handel der eerlijke lieden herleven, maakt schitterende reclame voor een huis, waar hij een plaats krijgt als kassier, verheft de zaak van zijn half geruïneerden patroon, en doet voor het product der Fransche zon wat hij in Calcutta heeft gedaan voor het werk der Indische en toen zijn taak vervuld was liet hij zich half op crediet, half à contant een kleine vracht Indische vruchten toevertrouwen om in Egypte te verkoopen, vervolgens vertrekt hij naar Caïro.

In Caïro verkoopt hij gemakkelijk zijn koopwaren, doet zijn zaken met de huizen van Bombay af, gunt zich de weelde van een paar wetenschappelijke tochten, woont de ontdekking bij van een vrouwenmummie, in wier vingers hij iets vindt dat op een bloem gelijkt, verbeeldt zich dat het de bloem is, die hij aan de Amerikaansche heeft gegeven en die een uitgedroogde schoonheid van eenige duizenden jaren oud hem terugbrengt, gaat de veertig eeuwen zien, die de soldaten van Bonaparte zoo nieuwsgierig bekeken, vergelijkt de reistalenten van den kameel met die van den olifant, houdt juist genoeg over van zijn handels-operatiën om zijn reis naar Marseille en zijn spoorkaartje naar Parijs te betalen, scheept zich in op een stoomboot der Messageries en komt zegepralend in Parijs terug, waar hij zijn komst reeds heeft aangekondigd.

Zijn vrienden wachten hem op aan het station. Hem ziende met zulk een gezond uitzicht en verbrande kleur, twijfelen zij er niet aan of hij heeft fortuin gemaakt.

‘Wel,’ vroegen ze hem, ‘waar is je millioen?’

Jean de C. glimlachte en haalde de schouders op.

‘Mijn millioenen zijn daar,’ antwoordde hij, en klopte zich op het hoofd. ‘Ik had 12 francs toen ik mij in Havre embarkeerde, zie wat ik terugbreng!’

Hij haalde uit zijn portemonnaie 9 francs, dat was het overgeblevene van de onderweg gewonnen fortuinen. Inderdaad had de reis om de wereld hem slechts drie francs gekost en hij had zooveel geleerd!

Nu is hij sedert eenige maanden weer op reis rondom de wereld, maar nu van den anderen kant beginnende.

Hoeveel heeft hij dezen keer meegenomen? Ik zou niet durven beweren dat het honderd francs is, ondanks de raadgevingen zijner vrienden en de ondervindingen zijner eerste reis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken